Literatuur. Jaargang 14
(1997)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |||||||||||
Lutgard van Tongeren en de navolging van Christus
| |||||||||||
De vrome non en haar biograafAl onze kennis over Lutgards levenswandel gaat uiteindelijk terug op één bron: de Latijnse Vita Lutgardis [Leven van Lutgard], die Thomas van Cantimpré nauwelijks twee jaar na haar dood samenstelde. Deze geleerde dominicaan (±1200-±1272) had op dat moment zijn hagiografische sporen reeds verdiend. Rond 1230 had hij een supplement geschreven op de Vita Mariae Oigniacensis [Leven van Maria van Oignies] van Jacobus van Vitry (±1170-1240), een beroemd prediker en later invloedrijk kardinaal. Omstreeks 1232 gaf Thomas van Cantimpré de Vita Christinae Mirabilis [Leven van Christina de Wonderbare] in het licht. In 1244 voltooide hij de Vita Margaretae Yprensis [Leven van Margareta van Ieper]. Het ‘bindende element’ tussen deze drie dames is dat elk een religieus leven wilde leiden buiten het klooster. Thomas heeft noch Maria van Oignies (±1177-1213), noch Christina (±1150-1244), noch Margareta van Ieper (1216-1237) persoonlijk gekend. Bij het samenstellen van hun vitae moest hij dus een beroep doen op ooggetuigen. Met Lutgard daarentegen heeft Thomas de laatste zestien jaar van haar leven regelmatig en intensief contact gehad. Voor haar levensverhaal kon hij ook putten uit eigen ervaringen en uit hetgeen Lutgard hem had meegedeeld over | |||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||
de periode vóór 1230. Thomas beschouwde Lutgard als zijn geestelijk moeder en had grote bewondering voor haar. Het is daarom niet verbazingwekkend dat zijn ‘biografie’ een nogal vertekend beeld geeft. Het is echter moeilijk vast te stellen waar en in hoeverre dat het geval is, omdat harde gegevens uit deze periode uitermate schaars zijn. Typerend in dit verband is dat Thomas het doet voorkomen alsof het Franstalige klooster waar Lutgard onderdak vond, steeds op dezelfde plaats gehuisvest is geweest. Met behulp van andere bronnen kunnen we ongeveer reconstrueren wat er gebeurd moet zijn. Na haar vertrek uit het welgestelde benedictinessenklooster in Sint-Truiden (1206) sloot Lutgard zich aan bij een groepje van zo'n zes arme, vrome vrouwen die woonden rond de Sint-Stephanuskerk in Gleixhe, een dorp tussen Luik en Hoei. Pas rond 1210 werd de groep opgenomen in de orde van Cîteaux en verhuisde men naar Lillois, ten noorden van Nijvel. In 1216 betrok deze cisterciënzerinnengemeenschap - en nu voorgoed - het klooster in Couture-Saint-Germain, ten zuidoosten van Waterloo. Bovendien laat Thomas doorschemeren dat niet alle medezusters overtuigd waren van Lutgards heiligheid. Volgens Thomas (11,14) verbiedt de abdis van Aywières - wellicht op instigatie van andere nonnen - Lutgard bijvoorbeeld nog langer elke zondag de communie te ontvangen. Aan dit verhaal geeft Thomas vervolgens een hagiografische draai: zoals Lutgard heeft voorzegd, wordt deLutgard wordt omarmd door de gekruisigde Christus. Theodoor Boeyermans, ± 1672. Antwerpen, Sint-Andries-kerk (Foto irpa-kik Brussel, nr. 26871)
abdis ernstig ziek. Zodra ze haar fout inziet en het verbod opheft, verdwijnt alle pijn onmiddellijk, even plotseling als hij begonnen was. Zelfs na haar overlijden bestaat er twijfel over Lutgards heiligheid: een aantal zusters wil volgens kloostergebruik op het kerkhof een graf delven (111,20). De abt van de cisterciënzerabdij te Aulne (tevens visitator van het klooster te Aywières) weet iedereen er echter van te overtuigen dat Lutgards stoffelijke resten aan de zijkant van het koor begraven moeten worden, vlakbij de plaats waar ze gewoon was te bidden. Uit de rest van het verhaal blijkt hoe juist deze beslissing was. Immers, God liet ter ere van Zijn vriendin vervolgens enkele wonderen plaatsvinden. | |||||||||||
De heilige waarheidJuist omdat voor de geleerde dominicaan Lutgards heiligheid niet ter discussie stond, was hij niet in staat een biografie in de moderne zin van het woord schrijven. Nu wilde hij dat ook niet. Hij schreef een hagiografie, een heiligenleven: alle gebeurtenissen in Lutgards aardse leven rangschikte hij naar de ongeschreven wetten van dat literaire genre. Kortom, Thomas stelde alles in het werk Lutgard als heilige te portretteren. De opbouw van de Vita Lutgardis in drie boeken correspondeert met de structuur van vitae van andere heilige maagden. Grofweg ziet die structuur er als volgt uit: a) geboorte, jeugd en bekering; b) verblijf in het klooster en c) ziekte, overlijden en begrafenis. In het eerste boek schildert Thomas Lutgards levensloop tot aan haar bekering. Bijzonder is dat de grens niet getrokken wordt bij Lutgards intrede in het benedictinessenklooster te Sint-Truiden, maar bij haar overgang naar de cisterciënzerinnen in Aywières. Het tweede boek behandelt haar wederwaardigheden in dat klooster. In het derde boek volgt de climax: de gebeurtenissen rond haar sterfbed. Binnen het grotere geheel zijn de afzonderlijke feiten thematisch geordend; de chronologie wordt daaraan opgeofferd. Zo komt in het tweede boek een reeks hoofdstukken voor waaruit moet blijken wat Lutgards gebed al niet vermag:
Op welke tijdstippen deze gebeurtenissen plaatsvonden, wordt niet verteld. Dat vond Thomas ook niet belangrijk: hij wilde slechts een aspect van Lutgards heiligheid belichten. Na deze gebedswonderen volgen hoofdstukken waarin het accent ligt op de profetische gaven die Lutgard van Godswege ontvangt. | |||||||||||
Van het Latijn naar het MiddelnederlandsThomas' Vita Lutgardis is drie keer overgezet in het Middelnederlands, maar deze levens zijn ons slechts fragmentarisch overgeleverd. Wanneer we deze tekstuele res- | |||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||
Tot peervormige bladwijzers verknipte bladen uit het Amsterdamse Lutgard-handschrift (ub, I G 57) Uit: Handgeschreven wereld, p. 46
ten rangschikken naar de gegevens uit de Latijnse tekst, ontstaat weliswaar een doorlopend verhaal, maar wat betreft de ouderdom van de fragmenten gaan we terug in de tijd. De eerste zestien hoofdstukken van Thomas' eerste boek zijn overgeleverd in een vrij letterlijke prozavertaling uit de tweede helft van de vijftiende eeuw. De negen bewaarde papieren bladen (Brussel, Bibliotheek der Bollandisten, nr. 487) hebben ongetwijfeld deel uitgemaakt van een complete vertaling. De tekst die hier min of meer op aansluit, is bijna twee eeuwen ouder. Een handschrift uit het einde van de dertiende eeuw (Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, I G 57 & I G 56) bevat rijmvertalingen van twee vitae van Thomas van Cantimpré. In de proloog van het Middelnederlandse Leven van Sinte Kerstinen deelt de auteur (een onbekende franciscaan Gerard) mee dat hij de Vita Christinae Mirabilis in het Diets vertaalt voor de zusters uit het Sint-Catherinaklooster in Sint-Truiden die het Latijn niet of onvoldoende machtig zijn. Omdat aan dit Christina-leven een Middelnederlandse berijming van de Vita Lutgardis voorafgaat, meent men dat Gerard ook dit Lutgard-leven heeft vervaardigd voor dat klooster, nota bene het benedictinessenkloosterDe heilige Lutgard kroont haar hagiograaf; miniatuur uit het Kopenhaagse Lutgard-handschrift (Koninklijke Bibliotheek, nks 168 quarto, fol. 255r) Uit: Handgeschreven wereld, p. 75
waar Lutgard ooit haar monastieke carrière was begonnen. Dat we dat niet zeker weten, komt omdat het eerste deel van deze vertaling voorgoed verloren is: in de negentiende eeuw zijn de eerste perkamenten bladen van dit handschrift door nonnetjes in een Noordfrans klooster verknipt tot fraaie peervormige bladwijzertjes. Het oudste, omvangrijkste en - naar onze smaak - mooiste Middelnederlandse Leven van Lutgard werd vóór 1274 door een onbekende Brabantse dichter geschreven: het vaak gortdroge Latijnse proza heeft hij omgesmeed tot soepel lopende jambische verzen. De tekst is enkel en alleen bewaard in een klein, handzaam handschrift en is verlucht met een drietal bladvullende miniaturen (Kopenhagen, Koninklijke Bibliotheek, nks 168 quarto). Dit handschrift, met in totaal 20.406 verzen, bevat slechts het tweede en derde boek, maar in vergelijking met de corresponderende boeken uit broeder Gerards vertaling (3026 verzen) blijkt dat dit Brabantse Leven van Lutgard bijna zeven keer zo lang is. We hebben dan ook niet te maken met een vertaling, maar met een bewerking, dus met een tekst waarop de anonymus zijn eigen stempel heeft gedrukt. De meeste hoofdstukken heeft hij ‘opgeblazen’ door het toevoegen van allerhande details en dialogen. Zo schetst hij in de hierboven besproken communieepisode uitvoerig het jaloerse geroddel van een aantal nonnen in Lutgards klooster: zij dwingen de abdis uiteindelijk Lutgard een communieverbod op te leggen. In deze bewerking is dus niet de abdis de ‘kwade genius’, maar Lutgards medezusters, ook al doen ze dat na inblazingen van de duivel. Met een toegevoegde dialoog waarin de nonnen Lutgard persoonlijk om vergiffenis smeken, wordt dit hoofdstuk (2,4531-4892) afgerond. Steeds weer blijkt dat de bewerker een uitstekende verhalenverteller is. Met gevoel voor spanning en drama bouwt hij de verhalen zorgvuldiger en logischer op dan de auteur van de Latijnse tekst. Hij is het ook die de liefde voor God als enige ware liefde als Leitmotiv in zijn bewerking introduceert: keer op keer benadrukt hij dat de menselijke liefde hierbij in het niet valt. Vaak wijst hij in de proloog of epiloog van een hoofdstuk op de liefde die Lutgard voor Jezus Christus, haar hemelse Bruidegom, koestert. Een fraai voorbeeld daarvan vindt men aan het begin van het 21e hoofdstuk van boek 2. <zie inzet 1> | |||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||
| |||||||||||
De hemelse BruidegomLiefde is geen eenrichtingsverkeer. Nee, liefde moet van twee kanten komen. Dat geldt ook voor de relatie tussen mens en God. Door als mens te sterven heeft Jezus Christus laten zien dat Hij van alle mensen houdt, want dankzij Zijn kruisdood is de poort naar de hemel heropend. Uit dankbaarheid voor Christus' kruisoffer werden vele religieuzen ertoe gebracht Jezus na te volgen, bijvoorbeeld door sober en kuis te leven, al dan niet in een kloostergemeenschap. Soms ging men verder en werd het eigen lichaam afgemat en gekweld door te vasten, weinig te slapen en ruwe kleren op de blote huid te dragen. Ook Lutgard is van meet af aan bereid uit liefde voor haar hemelse Bruidegom allerlei kwellingen en pijnen te ondergaan. Tot driemaal toe aanvaardt zij van ‘Hogerhand’ de opdracht om zeven jaar te vasten. Vrij snel na haar intrede in Aywières verschijnt een besmeurde en in vodden gehulde Heilige Maagd aan Lutgard: omdat de Albigenzen met hun ketterse gedachten het christendom ondermijnen, moet Lutgard zeven jaar lang vasten. Onmiddellijk na afloop van deze eerste vastenperiode verschijnt Christus: weer moet ze zeven jaar vasten, nu voor de zonden van de mensheid in het algemeen. Zeven jaar voor haar dood (dus rond 1239) draagt Christus haar voor de derde en laatste maal op te vasten, nu om een vijand van de Heilige Kerk te stuiten, met wie naar alle waarschijnlijkheid de Duitse keizer Frederik ii (1194-1250) bedoeld wordt. Deze ontmoetingen met de hemelse Bruidegom kunnen bestempeld worden als mystieke ervaringen. Mystiek kan men omschrijven als het direct voelen van Gods aanwezigheid. Door oefening (ascese), maar vooral dankzij goddelijke genade bereiken sommige mensen (mystici) dit opperste geluk (extase) al tijdens hun aardse leven, want ná de dood zal elke godvruchtige ziel zich in Gods aanwezigheid mogen koesteren, voor altijd. Om deze extatische ervaringen te verwoorden is de gewone huis-, tuin- en keukentaal ontoereikend. Men moet dus zijn toevlucht nemen tot beeldspraak. In de Middeleeuwen werd men vooral geïnspireerd door het Oudtestamentische Hooglied. Dit aan koning Salomon toegeschreven gedicht is een erotisch gesprek tussen een bruid en haar aanstaande. Al in de joodse traditie werd deze tekst mystiek geduid. Vooral dankzij de prediking van de charismatische cisterciënzer abt Bernardus van | |||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||
Clairvaux (1090-1153) kreeg de bruidsmystiek grote bekendheid. Volgens Bernardus stond de bruid voor de ziel van de mens en de bruidegom voor Christus. Deze Bruidegom kon zich op vele wijzen manifesteren. Hij kon zacht en teder zijn. Soms echter staat Zijn lijden op de voorgrond; Lutgards vastenperiodes moeten in dit licht worden bezien. Tijdens mystieke ervaringen kan echter ook letterlijk bloed vloeien. Dit gebeurt bijvoorbeeld in een episode die wel Lutgards martelaarschap wordt genoemd (2,7065-7224) <zie inzet 2>. Hierin wordt op plastische wijze verhaald hoe een ader in de omgeving van Lutgards hart openspringt, zodat Lutgard onder het bloed komt te zitten. Dit wonder vindt plaats wanneer Lutgard Christus' lijden overdenkt: ze betreurt het dat de grote christenvervolgingen verleden tijd zijn: daardoor is haar de kans ontnomen een marteldood te sterven. Zodra het bloeden is gestelpt, legt een stem uit de hemel haar uit dat dit haar martelaarschap is: in de hemel wordt zij beschouwd als een tweede Agnes. | |||||||||||
Lijden uit LiefdeDit bloedwonder is ook voor middeleeuwse begrippen uitzonderlijk, maar Lutgard was dan ook een bijzondere vrouw. En zij was niet de enige: andere vrouwen en mannen uit haar tijd (bijvoorbeeld Franciscus, 1181-1226) en later (bijvoorbeeld Liedewij, 1380-1433) hadden soortgelijke mystieke ervaringen bij het mediteren over het lijden van Christus. Deze emotionele aandacht voor de lijdende Christus is in de loop van de twaalfde eeuw ontstaan. Toen veranderde ook de visie op Christus. Het beeld van de gekruisigde,De lactatio van de heilige Bernardus van Clairvaux. Zilveren reliekschrijn, 1624. Ittre, Église Saint-Remy (Foto irpa-kik, Brussel, nr. 152793)
maar zegevierende Koning maakte geleidelijk aan plaats voor dat van de lijdende Mens. Het accent verschoof van Christus' goddelijke natuur naar Diens mens- | |||||||||||
Lutgards martelaarschap <inzet 2>Het hart van de edele Lutgard werd regelmatig door Liefdesvuur verteerd. Op een dag - na afloop van de avondbijeenkomst en na het zingen van de completen [de laatste gebeden van de dag] - hadden alle vrouwen, dus ook de edele Lutgard, zich naar de slaapzaal begeven om te rusten. Luister nu hoe haar daar datgene ten deel viel wat ze van ganser harte begeerde, zonder lans of zwaard, zonder gloeiende staven of andere wapens. De edele vrouwe, die zich weinig bekommerde om haar nachtrust, bleef elke avond een flinke tijd voor haar bed staan. Pas daarna kon zij op het bed gaan zitten waar ze 's nachts sliep. Terwijl ze daar stond, kwam weer de gedachte aan het martelaarschap bij haar op. Daar verlangde ze steeds vuriger naar. Ze overdacht hoe eertijds jonge maagden als Caecilia, Catharina [van Alexandrië], Agnes en vele anderen zich om Gods wil hadden laten martelen en pijnigen tot de dood toe. Zij stelden hun hart uit liefde zo open voor Hem, dat de duivel, die hen wilde vernietigen, hen niet kon overwinnen. <2,7102> | |||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||
heid. De grotere aandacht voor de God-mens en Diens emoties strekte zich ook uit tot Zijn Moeder. De reeds genoemde Bernardus van Clairvaux wordt algemeen beschouwd als de grote stimulator van de middeleeuwse Christus- en Maria-devotie. De bekendste (en daarom veelvuldig afgebeelde) scène uit zijn leven is de zogenoemde lactatio: in een visioen schouwt Bernardus hoe Maria haar Zoon de borst wil geven en daarbij belandt een straaltje moedermelk op Bernardus' lippen. Het lijkt voor de hand te liggen dat religieuze vrouwen zich identificeren met Maria: zij was Maagd en Moeder tegelijk en bovendien werd zij vereenzelvigd met de bruid uit het Hooglied. Behalve voor de vreugdevolle momenten uit het leven van de Heilige Maagd (zoals de aankondiging door de engel Gabriël en Jezus' geboorte) was er van meet af aan ook aandacht voor de smarten die zij voelde toen haar Zoon gemarteld en gekruisigd werd. Van een meeleven met de Moeder Gods is het slechts een kleine stap naar een mede-leven en mede-lijden met haar Zoon. Dit uitte zich aanvankelijk vrij onschuldig, bijvoorbeeld door de ‘hoogtepunten’ uit Christus' lijdensverhaal op vaste momenten van de dag (getijden) te overdenken. Het mediteren over Christus' lijden leidde tot passiemystiek, althans bij enkele daarvoor gevoelige vrouwen, onder wie Lutgard. Hiervóór werd reeds aangestipt dat zij tot inkeer was gekomen toen de gekruisigde Heer haar om haar liefde verzocht. Hierbij is het niet gebleven: Christus is met een zekere regelmaat aan Lutgard verschenen. Vele malen afgebeeld zijn de zogenoemde ‘hartenwisseling’ (eigenlijk een opgaan van Lutgard in het hart van Christus) en de omarming. In de vijftiende-eeuwse Middelnederlandse prozavertaling wordt de laatste episode als volgt weergegeven:Toen Lutgard de kerkdeur bereikte, kwam Onze Heer haar tegemoet, helemaal bebloed alsof Hij net aan het Heilig Kruis was geslagen. Zodra Lutgard Hem zag, maakte Hij Zijn arm van het kruis los: Hij omarmde Lutgard en drukte haar mond tegen Zijn rechter zijwond aan. Op dat moment werd de maagd vervuld van grote vreugde en genot. De amplexio van Lutgard (links) en de ‘hartenuitwisseling’. Zilveren reliekschrijn, 1624. Ittre, Eglise Saint-Remy (Foto irpa-kik Brussel, nr. 152792).
Deze scène lijkt een combinatie van twee verhalen uit de legende van Bernardus van Clairvaux: de reeds genoemde lactatio én het visioen waarin de gekruisigde Christus met zijn rechter arm de knielende cisterciënzer omarmt. Dit soort scènes behoort nog tot het mede-leven. De volgende stap is die van mede-lijden, dat wil zeggen het ondergaan van fysieke kwellingen. In het hierboven besproken bloedwonder wil Lutgard als martelares haar bloed vergieten. Niet voor niets wordt zij vergeleken met Agnes. Volgens de Legenda aurea, een verzameling legenden die circa 1265 door de dominicaan Jacobus de Voragine werd samengesteld, zou Agnes in 304 (tijdens de vervolgingen van keizer Diocletianus) zijn terechtgesteld, omdat ze weigerde in het huwelijk te treden met de zoon van een vooraanstaand Romein. Als attribuut kreeg de heilige Agnes een lam: een directe verwijzing naar het Lam Gods, een van de symbolen voor Christus! In een van zijn brieven beweert de apostel Paulus: ‘Zij die Christus Jezus toebehoren hebben het vlees gekruisigd met zijn hartstochten en begeerten’ (Galaten 5,24; vgl. Galaten 6,17). Deze woorden nu werden letterlijk opgevat: Lutgards tot driemaal toe herhaalde zevenjarige vastenperiodes kunnen aldus geïnterpreteerd worden. Wat | |||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||
Lutgard betreft is daarmee de grens bereikt. Maar sommige vrouwen gingen in hun imitatio Christi [navolging van Christus] verder; ze meenden Paulus' woorden letterlijk in praktijk te moeten brengen en pijnigden hun lichaam tot bloedens toe. Zo deelt Jacobus van Vitry in zijn vita van Maria van Oignies het volgende gruwelverhaal mee:
Op een dag herinnerde zij zich de tijd waarin ze vanwege een ernstige ziekte gedwongen was geweest vlees te eten en wijn vermengd met water te drinken. Vol afschuw over haar vroegere genot kon ze geestelijk geen rust krijgen: ze begon haar lichaam op een wonderbaarlijke manier te pijnigen als compensatie voor haar vroegere genietingen. Geestdriftig en als het ware dronken kreeg ze zo'n afkeer van haar eigen lichaam zodra ze dat vergeleek met de zachtheid van het Paaslam [= Christus], dat ze - zonder enige aanleiding - met een mes een groot stuk vlees uit haar lichaam sneed en dat vervolgens in de aarde begroef. Ze ging zo op in het vuur van de Liefde dat ze boven haar lichamelijke pijn uitsteeg en - in extase - een serafijn bij haar zag staan. De amplexio van de heilige Lutgard. Schilderij van Gaspar de Crayer, ca. 1653. Antwerpen, Zwartzusters.
Niet alleen naar twintigste-eeuwse maatstaven gaat Maria van Oignies te ver, ook in de Middeleeuwen waren haar opvattingen over de imitatio Christi een uitzondering. Vanaf de twaalfde eeuw gaan mannen en vrouwen medeleven en mede-lijden met de gekruisigde Christus en met Zijn moeder. Daarbij gaan sommigen te ver, Lutgard echter niet, ook niet in de episode over haar martelaarschap. Ofschoon een ‘wetenschappelijke’ verklaring voor dit bloedwonder ontbreekt, is het - zeker in vergelijking met de activiteiten van Maria van Oignies - een min of meer onschuldig voorval.
Amersfoort/Leiden, Sint-Maarten 1996 | |||||||||||
LiteratuuropgaveEen Engelse vertaling van Thomas' Vita Lutgardis vindt men in: Thomas de Cantimpré: The Life of Lutgard of Aywières. Translated with introduction and notes by Margot H. King. Third impr. Toronto, 1989 (Peregrina Translations Series 9). De Middelnederlandse verzen en de vertalingen uit de Brabantse bewerking zijn gebaseerd op de diplomatische tekst in Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). Reeks II: Literaire handschriften. Uitgegeven door Maurits Gysseling [...]. Deel 5. Leiden, 1985. Het fragment uit de Middelnederlandse proza-Lutgard is vertaald naar D.A. Stracke: Proza-fragment van S. Lutgart's leven. In: Ons geestelijk erf 11 (1937), p. 296. De passage uit het leven van Maria van Oignies werd vertaald naar Jacques de Vitry: The Life of Marie d'Oignies. Translated by Margot H. King [...]. Toronto, 1993 (Peregrina Papers Series 3 & 4), p. 54. In het onlangs verschenen Leven van Lutgard. Bloemlezing uit het Kopenhaagse handschrift samengesteld, vertaald en ingeleid door Yolande Spaans & Ludo Jongen. Hilversum: Verloren, 1996 (Middelnederlandse tekstedities 3) kan men meer informatie vinden over Thomas van Cantimpré en de drie Middelnederlandse vertalingen. Aan de uitgebreide literatuurlijst kunnen we de volgende titels toevoegen: Maps of Flesh and Light. The Religious Experience of Medieval Women Mystics. Edited by Ulrike Wiethaus. Syracuse (N.Y.), 1993; Hidden Springs. Cistercian Monastic Women. Medieval Religious Women Volume Three. Edited by John A. Nicols & Lilian Thomas Shank. Kalamazoo (MI), 1995 (hieruit met name de studies van Amandus Bussels, Margot H. King & Alfred Deboutte) & Ludo Jongen en Yolande Spaans: ‘En leidt ons niet in bekoring’. Over menselijke liefde, Jacobus van Vitry en Lutgard van Tongeren. In: Madoc 11 (1997) (ter perse). Voor een heldere uiteenzetting van de middeleeuwse mystiek wijzen we op Hadewijch: Visioenen. Vertaald door Imme Dros. Met een inleiding en een teksteditie door Frank Willaert. Amsterdam, 1996 (Nederlandse klassieken). Over (laat)middeleeuwse passietractaten schreef van José van Aelst een boeiend artikel: Geordineert na dye getijden. Suster Bertkens passieboekje. In: Ons geestelijk erf 69 (1995), pp. 133-156. Het thema van de ‘lacterende’ Christus werd uitvoerig besproken door Caroline Walker Bynum: Fragmentation and Redemption. Essays on Gender and the Human Body in Medieval Religion. New York, 1992, pp. 181-238. Wie snel iets over heiligen wil opzoeken, kan terecht bij Louis Goosen: Van Afra tot de Zevenslapers. Heiligen in religie en kunsten. Nijmegen, 1992. Een complete vertaling van de Legenda aurea is Jacobus de Voragine: The Golden Legend. Readings on the Saints. Translated by William Granger Ryan. Princeton (N.J.), 1993. 2 dln.
Op deze plaats willen we Greet Kettenis, Anja van Leusden, Erwin Mantingh, Theo Poelman, Remco Sleidering, Wybren Scheepsma, Norbert Voorwinden & Geert Warnar danken voor hun op- en aanmerkingen op (een) eerdere versie(s) van dit artikel. |
|