Literatuur. Jaargang 14
(1997)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| ||||||||||||||||
Middeleeuwse opschriften IIIDe Negen Besten op het graf van Godfried van BouillonGa naar voetnoot+In de Vlaamse stad Geraardsbergen ontstond omstreeks 1460/70 een handschrift waarin onder meer een unieke collectie inscripties en opschriften voorkomt. Misschien heeft iemand deze verzameling aangelegd tijdens de reizen die hij maakte (het idee is van Gerard Sonnemans). Zo komen er spreuken in voor die afkomstig zijn uit Aken, Londen en Gent. Vaak staat er in het handschrift bij waar een spreuk voor bestemd was. ‘An eenen spieghel scrijft: “Kent u selven”’. Hier gaat het mij om een spreuk in het Latijn die bestemd was om ‘An de ix beste’ te schrijven. Hij luidt als volgt: Ector, Alex, Julius, Josue, David, Machabeus, Arturus, Karolus sunt fortes* et Godefridus. Betrandus.De Negen Besten vormden een groep van voorbeeldige helden die heel bekend was in Middeleeuwen en Renaissance. Het negental floreerde in kringen van adel en burgerij, kwam voor in bijna alle landen van Europa, en manifesteerde zich in de literatuur en de beeldende kunst. De helden waren te vinden op tapijten, bekers, meubels, schilderijen en prenten, maar ze liepen bijvoorbeeld ook mee in plaatselijke ommegangen. Het is op voorhand niet helemaal duidelijk hoe de Negen Besten-spreuk als opschrift moest gaan functioneren. Men moest de spreuk ergens bijschrijven, maar waarbij? Om een prentreeks zal het niet gegaan zijn, omdat de identiteit van de uitgebeelde figuren daarop meestal al op andere wijze stond aangegeven. Op het punt van de toekomstige functie kan dus hoogstens worden gespeculeerd. Wel is het mogelijk iets meer te zeggen over de wijze waarop de spreuk als opschrift functioneerde vóórdat hij in het Geraardsbergse handschrift werd opgenomen. Allereerst kan worden vastgesteld dat aan de negen namen een tiende naam is toegevoegd. Met ‘Betrandus’ wordt Bertrand du Guesclin bedoeld, de beroemde veertiende-eeuwse Franse legeraanvoerder die al tijdens zijn leven bekend stond als Tiende Beste. Het toevoegen van een tiende naam aan het rijtje van negen was bedoeld als aardigheidje binnen de Negen Besten-traditie: men koos daarvoor een tijdgenoot die men op bijzondere wijze wilde eren. Degene die de verzameling opschriften aanlegde, zal de Negen Besten-spreuk hebben aangetroffen in een milieu dat op de Franse cultuur was georiënteerd. Daarvoor hoefde hij in beginsel niet ver van huis: de zuidelijke Nederlanden waren immers tweetalig. De Latijnse spreuk (zonder Du Guesclin) kende een brede verspreiding in Europa. Al omstreeks 1340/50 moet hij bekend zijn geweest in Noord-Frankrijk of Parijs. Maar ook in de vijftiende en zestiende eeuw is hij nog regelmatig aan te treffen in diverse bronnen. Er is nog één ander handschrift waarin de spreuk voorkomt in de directe omgeving van andere opschriften. Het betreft een handschrift uit het bezit van de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sign. 73 g 8) dat valt te dateren in de tweede helft van de vijftiende eeuw. In deze bron komen enkele afschriften voor van teksten die Willem van Gouda in 1437 in het klooster Sion te Jeruzalem had aangetroffen en die hij aldaar had overgepend. Het gaat om De Terra Sancta [het Heilige Land] en om de pelgrimstekst Peregrinationes totius Terre Sancte [reisbeschrijvingen van heel het Heilige Land]. In De Terra Sancta worden de verovering van Jeruzalem en het Heilige Land door Godfried van Bouillon en de regering van zijn opvolgers aldaar beschreven. Godfried was, zoals gezegd, één van de Negen Besten.
Tussen de door Willem van Gouda te Jeruzalem afgeschreven teksten staan nog een paar korte notities. Eén ervan is de Latijnse Negen Bestenspreuk. Hieraan vooraf gaan inscripties afkomstig uit de onderste kapel van de Calvarieberg in de De Negen Besten | ||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||
De onderste kapel van de Calvarieberg in de Heilige Grafkerk te Jeruzalem, zoals afgebeeld in de Hierusalemsche reyse van Anthonio Gonzales (1664). E is het graf van Godfried van Bouillon, F dat van zijn broer Boudewijn.
Volgorde teksten in hs. Den Haag, Koninklijke Bibliotheek, 73 g 8.
Heilige Grafkerk. Het gaat om een tekstje dat te lezen stond op het graf van Boudewijn, de eerste koning van Jeruzalem, en een tekstje dat ooit (vóór 1374) te lezen stond op het graf van diens broer Godfried van Bouillon. Na de Negen Besten-spreuk volgt deels een herhaling van het grafschrift van Boudewijn van Jeruzalem. Pelgrims die de Heilige Grafkerk bezochten, kregen een rondleiding van een franciscaan uit het klooster Sion, waar Willem van Gouda dus zijn teksten had afgeschreven. De aanwezigheid in het Haagse handschrift van twee teksten afkomstig uit het klooster Sion met juist ertussen de twee grafschriften van Boudewijn en Godfried van Bouillon leidt tot het idee dat Willem van Gouda ook de spreuk over de Negen Besten in Jeruzalem heeft aangetroffen. Nu is er een anonieme Middelnederlandse pelgrimstekst - Die peregrinatie van Jherusalem - van iemand die in 1458 het Heilige Land bezocht, waarin dit idee bevestiging lijkt te vinden. Over het graf van Godfried van Bouillon wordt daarin namelijk het volgende opgemerkt: Item, onder desen berch daer is een capelle, ende daer leyt begraven Godefridus van Beliren, een heer van Hensberghen, een vanden neghen die besten ende die wan dat Heylighe Lant, ende dat staet ghescreven an sijn graf.Het heeft er dus alle schijn van dat de Latijnse Negen Besten-spreuk voorkwam op het graf van Godfried van Bouillon. Hier hebben we een bewijs in handen voor bekendheid van de Negen Besten in Jeruzalem. Dat is bijzonder: het is tot op heden het enige (middeleeuwse) voorbeeld van het thema buiten Europa. Vermoedelijk kende een pelgrim de spreuk uit zijn hoofd en heeft hij bij de bezichtiging van het graf van Godfried van Bouillon aan de Negen Besten gedacht. Hoe hij de tekst vervolgens op het graf heeft aanbracht, is niet meer te achterhalen. Mogelijk als graffiti? Of in de vorm van een aangehecht briefje? De associatieve stap van één van de Negen Besten naar het complete negental komt regelmatig voor in middeleeuwse prozaromans en kronieken. Misschien komen we hiermee ook iets dichter in de buurt van de beoogde (toekomstige) functie van de spreuk in het Geraardsbergse handschrift: men kon de Latijnse spreuk ook noteren onder een afbeelding of voorstelling van één van de Negen Besten. Dan plaatste men de betreffende figuur in één pennenstreek in een breed historisch kader: de Negen Besten vormden samen immers de wereldgeschiedenis in een notendop.
Wim van Anrooij |
|