Literatuur. Jaargang 14
(1997)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 90]
| |
De buitenstaander
| |
[pagina 91]
| |
Dat sprak mij aan. Ik dacht: zo moet het, zo moet er geleefd worden. En dan lees je die andere dingen nog van hem.
Hij schreed
en ruimte was hem soepel kleed
aan 't koele lijf
Dan ben je achttien en denk je: Dat is leven!, maar vooral: hoe krijg je dat voor elkaar. Later realiseer je je dat het verdichtingen zijn, maar het voelt wel goed. Ik heb ook nooit die overmoed gehad om het ook zo te durven voelen. Het is nog maar de vraag of Marsman het ooit zelf ook zo gevoeld heeft. Het waren ook maar wensen van hem om zo in het leven te staan.
Nijhoff en Achterberg begreep ik toen niet zo en ik heb er later ook geen aandacht aan besteed. Maar waar ik toen echt geen hout van snapte, omdat je dan gewoon kennis van zaken mist, dat waren de gedichten van Dèr Mouw. Het ontging me toen volstrekt, en nu vind ik het geweldig, zo goed, zo prachtig. Het is misschien wel de meest erudiete schrijver die Nederland ooit gekend heeft. Hij kon het zo schrijven dat het al die eruditie in zich had en tegelijkertijd een soort simpelheid. Dat je die twee dingen met elkaar kunt combineren, dat het eigenlijk misschien wel weer hetzelfde is, eruditie en simpelheid, dat ging er toen niet in bij mij.
Misschien wilde ik het ook wel heel erg graag zijn of worden, zo'n dichter. Ik wist natuurlijk wel dat dat niet zo maar ging, maar om te weten hoe het eventueel zou moeten las ik gedichten. Kijk, iedereen kan zich dichter noemen, dat maakt niet uit. Maar voordat je een goede dichter bent en ook gehoor vindt, dat is een heel ander verhaal. En nu ben ik schrijver van liedteksten en zanger. Liedteksten zijn de helft van gedichten. Poëzie is af, dat hoeft niet eens voorgelezen te worden, daar zit de muziek al in, als het goed is. Ik denk alleen wel dat een heleboel mensen die vroeger dichter werden, nu in de muziek gegaan zouden zijn, vanwege het gehoor. Er is nu gewoon meer aandacht voor muziek dan voor dichtkunst. De drijfveren voor een dichter en een songtekstschrijver zijn ook misschien wel dezelfde: Je uit te drukken. Tekstschrijvers drukken zich dan maar half uit en laten de rest aan de muziek over. Een gedicht op muziek is dan ook vaak too much. Het is het een of het ander, niet allebei.
Wanneer mijn teksten gebundeld worden, dan is de vraag of het poëzie heet niet meer dan een academische discussie. De echte dichter zal zich er ook niet om bekommeren of hij wel of niet een gedicht heeft geschreven. Hij heeft gewoon geschreven wat hij kwijt moet. Wat de lezers ermee doen of hoe ze het noemen, dat moeten ze zelf weten.
Als ik een dichter zou moeten uitkiezen die ik gelezen heb en wiens werk ik graag zelf zo geschreven zou hebben, dan zou dat Majakovskij zijn. Bij hem is het niet zozeer een ander gebied of een andere cultuur, maar gewoon een ander hoofd. Hoe hij zijn eigen hoofd voor honderd procent serieus neemt. In zijn verzameld werk gaat het maar door; zoals hij zijn eigen denken en voelen als uitgangspunt neemt van alles. Dat zou ik best een beetje meer willen hebben. Ik ben zo bescheten, zo voorzichtig, vraag mij af of ik bepaalde dingen wel kan zeggen - en hij doet het gewoon. Daarnaast was hij natuurlijk ontzettend intelligent en knap. Die dichter moet je echt lezen, je weet niet wat je overkomt.
Slauerhoff is ook een geweldig dichter, heeft iets (echt niet meer dan iets) van wat Majakovskij ook had. In de zin van dat hij er geen genoegen mee nam hoe de dingen waren. Omdat het hier in Nederland een benepen klotezooitje was ging hij erop uit. Het was echt zo'n zwerver, als hij ergens was wilde hij weer ergens anders zijn, maar nooit terug in Nederland: In Nederland wil ik niet sterven.
Het grootste gedeelte van de boeken die ik lees, is geschiedenis, autobiografie, boeken over muziek. De stijl waarin het geschreven is vind ik dan van ondergeschikt belang. Boeken die ik geweldig vind om de stijl - maar de stijl zit dan in alles, in de woorden, in het verhaal, in de suspense - zijn bijvoorbeeld de boeken van Chandler. Het gaat dan niet zozeer om de spanning, maar ook om een kijk op de werkelijkheid, zijn manier van zeggen. | |
[pagina 92]
| |
Met Rick en Rob van de Tröckener Kecks praat ik ook wel eens over boeken. Zij zijn geweldige Revefans en dan kan het wel eens hoog oplopen. Kijk, De avonden heb ik ook wel gelezen, is ook een goed boek. Zijn briefwisselingen, en het kleine gedichtje aan het eind van Nader tot U, dan zit je ook met een brok in je keel. Maar ik had De ontdekking van de hemel van Mulisch en vond het het prachtigste boek dat ik ooit had gelezen. Ik was nooit zo'n Mulisch-fan, je zag wel dat hij ergens op zat te hameren maar hij vertelde niet wat het was. Hij kon wel alles met elkaar in verband brengen en beweren - maar wat was nou de sleutel voor dat slot. En bij De ontdekking was die er; een magistraal boek. In bijvoorbeeld De aanslag gebeurden te veel dingen die te toevallig waren. Wanneer daar bijvoorbeeld met een dobbelsteen gegooid wordt dan was het toevallig vijf. Maar in De ontdekking is het dan evident dat het vijf is, dat klopt dan ook. Dat bedoel ik met die sleutel.
Op een Bulkboek-dag kwam ik Mulisch tegen in de foyer en ik dacht: Wat maakt mij dat uit, ik zeg het ook gewoon tegen hem, en zei toen dat het een ongelofelijk goed boek was. Daar was hij wel blij mee om te horen. En natuurlijk had ik ook nog wat vraagjes voor hem.
Rick vond dat niks, hij had het ook niet gelezen. Volgens hem moest ik een Canadese schrijver lezen. Dus ik zat dat boek te lezen in het vliegtuig naar St. Petersburg, waar toevallig ook Mulisch in zat. Heel Mulischiaanse situatie, ik zat daar een boek te lezen dat ik aangereikt had gekregen door een controverse met Rick over De ontdekking.
De laatste van de drie, Hermans, daar heb ik niet zo veel mee, het is een beetje zuur.
Ik lees ook graag boeken over politiek. En dan juist niet de memoires van politici, maar een goede journalist die over dergelijke kwesties schrijft. Want het interesseert me in hoge mate hoe de politiek bedreven wordt. Dat wordt niet goed beschreven door politici die een leven lang een beetje langs de boorden van de waarheid schuren, en dat in hun memoires nog eens dunnetjes over doen. Mij interesseert de geschiedschrijving van journalisten die er proberen achter te komen wat de werkelijke machinaties zijn. Bijvoorbeeld In God's Name van David Yallop, over die “smiling Pope” die twintig dagen heeft geleefd. Mensen willen liever niet geschokt worden over de waarheid, ook weer zo Nederlands. De journalist legt in dat boek gewoon uit waarom die paus zo snel al vermoord is. Hij gaat ervan uit dat het Vaticaan een belangrijke politieke en economische factor is. Hij legt hun handelsbelangen uit. En als je in Italië je investeringen hebt, dan heb je die met het bankwezen, maar ook met de maffia. Hele banken zijn erdoor failliet gegaan. De mensen die er nu allemaal aan onderdoor gaan, bijvoorbeeld Andreotti, dat heeft hij vijftien jaar geleden in dat boek al helemaal beschreven.
Of neem die biografie over Prins Bernhard van Wim Klinkenberg. Hij wordt daarin als Nazi-agent ontmaskerd, en dat geloof ik ook. Dat boek gaat niet over Juliana of alleen over Nederland. Dat boek denkt internationaal. Je moet Nederland ook in dat verband niet zien als het centrum van de wereld, maar als een kleine economische factor die een klein beetje zijn partijtje probeert mee te blazen.
Dergelijke dingen hebben altijd al bestaan en soms komt dat gewoon boven tafel.
Het gaat om de waarheid, hoe we geregeerd worden. Wanneer een boek die waarheid beschrijft dan wil ik dat lezen.’
Peter van DijkGa naar voetnoot+ |
|