Literatuur. Jaargang 14
(1997)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Middeleeuwse opschriften:
| |
[pagina 12]
| |
in de sfeer van opschriften in de ruimste zin van het woord. Het gaat bij opschriften overigens niet alleen om spreuken. Op panelen en muren werden soms veel langere gedichten aangebracht, en ook bijvoorbeeld zestiende- en zeventiende-eeuwse houtsneden en gravures bevatten soms teksten van enkele tientallen of honderden verzen. In het kader van deze rubriek zal ik me echter tot de relatief korte opschriften beperken.
Spreukachtige opschriften werden in de loop van hun bestaan honderden zoniet duizenden keren gelezen. Vaak gaat het om teksten die in de volheid van het leven staan. De boodschap moet kernachtig zijn en bevat doorgaans een of enkele moreel-ethische lessen of gedragsvoorschriften die aanspraak maken op algemene geldigheid. Het vroeg-vijftiende-eeuwse Rechtsboek van Den Briel biedt in dit verband een leerzaam exempel, dat (met andere details) voordien al voorkwam in het Bonum universale de apibus van Thomas van Cantimpré en in de Gesta Romanorum. Het Rechtsboek is een optekening van Briels gewoonterecht door de klerk Jan Matthijs-sen. Voor literatuurhistorici is het een geschrift dat zeer de moeite waard is omdat de juridische regels nogal eens worden toegelicht aan de hand van een historisch voorbeeld. Waar de auteur te spreken komt over de stedelijke raadzaal, merkt hij op dat deze van binnen fraai beschilderd dient te zijn met portretten (te denken valt aan profeten, filosofen, de Negen Besten): [...] ende bescreven mit goeden ouden wyser
leeren, dairmen verder wijsheit ende vroetscip
uut verstaen sal moghen; want men pleecht te
segghen: aensien doet ghedencken.
[...en beschreven met goede, oude wijze leringen,
waaruit men wijsheid en inzicht op kan
doen. Want men zegt gewoonlijk: aanzien
doet gedenken.]
Ter illustratie laat Matthijssen dan het verhaal volgen over een filosoof die op een jaarmarkt plaatsnam achter een lege tafel om er ‘wijsheit’ te verkopen. Een passerende jongeman wordt nieuwsgierig, beproeft zijn geluk en krijgt een briefje mee met de spreuk: Watstu doetste doch altoes wijsseliken, ende marc dat eynde dijns opsets ende begrijps [handel altijd wijs en denk aan de gevolgen van uw daden]. De filosoof geeft hem daarbij de raad er thuis zijn hele vertrek mee te bedekken. Op een keer komt de kapper op bezoek, die zich door de vijanden van de jongeman had laten overhalen om zijn scheermes eens flink uit te laten schieten en hem zo de keel af te snijden. Geconfronteerd met de wijze spreuk aan de wand kiest de kapper echter eieren voor zijn geld en laat hij zijn snode plan varen. Aanzien doet gedenken. Zo voorkwam een wijs woord dus op het nippertje een heuse moord.
Wim van AnrooijGa naar voetnoot+ |
|