Literatuur. Jaargang 12
(1995)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |||||||||||
De buitenstaander
| |||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||
eerst gelezen. Met dat gereformeerde milieu heb ik toch minder een band. Ik denk niet dat ik een boek liever zou kiezen omdat het van een joodse auteur is, maar om dezelfde reden waarom een heleboel mensen Maarten 't Hart goed vinden, grijp ik misschien eerder terug op boeken van joodse schrijvers. Dat heeft natuurlijk iets met je milieu te doen. Tijdens mijn studie ging ik veel naar toneel. Als je veel stukken ziet, lees je natuurlijk heel anders, veel ingewikkelder. Daar heb ik toen veel tijd in gestopt. Het is ook leuk als je naar voorstellingen gaat waarvan je je thuis al afvraagt: hoe gaan ze dat nu oplossen? In dichters ben ik nooit goed geweest. Mijn moeder was geabonneerd op De Beuk, bundeltjes met poëzie in een kleine oplage die maandelijks uitkwamen. Die ging ze dan zitten lezen. Zoiets zou ik niet in mijn hoofd krijgen. Op school hield ik wel van Nijhoff, nu vind ik Judith Herzberg heel mooi, maar meer doe ik er niet aan. Presser, een van mijn hoogleraren geschiedenis, deed veel met literatuur. Erg inspirerend. Hij gaf literaire genres aan waarmee je als historicus inzicht kon krijgen in een bepaalde tijd. Hij kon lang spreken over feuilleton of keukenmeidenroman, als illustratie van wat er in een bepaalde periode speelde. Hij kwam ook met grote stapels boeken op college, en citeerde ook eindeloos uit Heine. Die ben ik toen gaan lezen en dat is me goed bevallen. Goethe is me te serieus. Bij Heine heb ik altijd het idee: ik geloof nooit dat hij het echt meende. Waarschijnlijk is dat ook niet waar, maar bij zo'n heel romantisch gedicht zie je toch altijd die humor er op een of andere manier doorheen. Toen ik na mijn studie bij het Joods Historisch Museum ging werken, kreeg ik minder tijd om te lezen. Zeker in 1976, toen ik directeur werd. In 1977 kreeg ik een kind, en werd het nog minder. Het echte leeswerk moest in de vakanties op het strand gebeuren. Dat is de enige tijd dat je iets kan aanpakken dat nogal stevig is. Op het strand zitten vind ik op zich niet zo inspirerend, maar met een boek erbij is het best uit te houden. Proust heb ik, heel schandelijk, in het Engels gelezen. Frans heb ik geprobeerd, maar
han singels
Judith Belinfante dat vond ik te moeilijk. Elke vakantie een deel. Echt prachtig. Ook erg humoristisch. Een zekere afstand in literatuur vind ik prettig. Het is leuker omdat je je er iets meer in kunt bewegen. Heel droge schrijvers vind ik ook heel mooi. Hotz bij voorbeeld, droog als gort. Er staat niets overbodigs in zijn verhalen. Dat zijn tot op het bot uitgeklede teksten. Carl Friedman heeft dat ook, en Durlacher. Zijn werk vind ik ook prachtig. Hier in het museum moet je zo kort schrijven, dat je op het laatst geen leuke volzin meer maken kan. De leestijd moet immers het visuele aanbod niet overstijgen. De stelregel hier is: ‘heden verse eieren’. Dat betekent: ‘heden’ is overbodig, dat impliceert namelijk dat je gisteren en morgen oude eieren zou hebben; ‘verse eieren’ impliceert dat je geen verse eieren zou hebben en dat is ook niet nodig. Het bordje ‘eieren’ zou alleen bij een kruidenier hoeven te staan waar altijd eieren zijn, dus kan ik net zo goed niks opschrijven. Kortom, de blommige zin is helemaal aan zijn eind. Aan de ene kant brengt het werken in een museum misschien bloemrijk taalgebruik om zeep. Aan de andere kant maakt het je uiterst concies in het woordge- | |||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||
bruik. En dat vind ik leuk, dus dat komt goed uit.
Of ik de meeste boeken toevallig lees? Durlacher is natuurlijk niet toevallig. Als je in dit vak zit, moet je dit soort literatuur tot je nemen. In die zin heb ik zeker een aantal boeken gelezen die ik anders misschien niet zo snel had gelezen. Primo Levi bij voorbeeld, wat jammer geweest zou zijn, want dat is ook erg mooi en niet alleen die oorlogsboeken. Het periodiek systeem heb ik wel honderd keer cadeau gegeven. Een ontzettend mooi boek. Het gaat uit van de chemische stoffen van het periodiek systeem en Levi schrijft hele kleine, hele mooie stukjes die bij zo'n stof passen. Ik ben blij dat dat die boeken zo op je pad komen. Als je weinig tijd hebt om te lezen, neemt het experimentlezen heftig af: beginnen en kijken of het leuk is. Als ik na tien pagina's denk: nee, dan leg ik een boek meestal weg. Met een baan en een gezin houd je niet veel tijd over en dan heb je daar geen geduld meer voor. Op de hoogte blijven om het op de hoogte blijven, dat hoeft voor mij niet. Dan lees ik liever Yourcenar. Vaak lees ik wat ik cadeau krijg. De tweeling van Tessa de Loo bij voorbeeld, best een aardig boek. Maar daar heb ik dan toch minder plezier mee dan met Possession van Byatt. Dat vond ik werkelijk enig. Alles loopt door elkaar heen: alle stijlen, perioden en genres. Het leuke van Victoria van Sammy Michael, een roman over een joodse vrouw in Bagdad in de jaren 1900-1960, is dat het over een andere cultuur gaat waar je gewoon niks van weet. Het beschrijft het leven van vrouwen in een Oosterse setting. Dan ben ik weer zo blij dat ik hier woon. Ik geef het ook veel vriendinnen cadeau: ‘Voel je je niet lekker? Lees dit, dan gaat het wel over.’ Je hebt ook zo'n hausse van Chinese vrouwenromans. Na één vond ik het wel mooi, The kitchen god's wife van Amy Tan. Heel goed, maar ook in de damessfeer van: mocht u zich niet lekker voelen, het kan slechter.
Ik ben niet iemand die achter een eerste druk aan gaat of een mooie gebonden uitgave. Ach weet je, in dit vak wordt al genoeg verzameld. Een mens heeft gewoon veel te veel. Maar boeken vind ik leuk. Ik kan heel moeilijk boeken wegdoen. Ik heb ook boeken die ik zo geweldig vond, dat ik ze nooit meer open durf te doen, omdat ik bang ben dat ik zo veranderd ben dat ik ze niet meer mooi vind. Philip en de anderen van Nooteboom bij voorbeeld vond ik prachtig toen ik vijftien was. Het heeft een hele grote indruk op mij gemaakt. Dat laat ik maar zo. Voor mij was lezen een vorm van ontspanning. Maar voor kinderen van de huidige generatie is lezen veel minder natuurlijk. Ze kijken liever naar een video of een film in de tijd dat wij ademloos achter een boek zaten. Het komt een beetje op hetzelfde neer in die zin dat je je amuseert met een verhaal. Alleen de vorm is natuurlijk heel anders. Ik vraag me overigens oprecht af of het nu waar is dat er door de huidige generatie minder gelezen wordt. Ik heb in de eerste plaats de indruk dat er veel meer wordt gedrukt. Bovendien krijg je ook nog eens alle wereldliteratuur in het Nederlands aangereikt. Ik weet nog dat de Russische bibliotheek uitkwam bij Van Oorschot. Die serie was te duur om hem helemaal te kopen, maar je pikte er uit wat je mooi vond en was apetrots dat je weer zo'n deeltje had veroverd. Maar nu: al die Zuidamerikanen zijn onmiddellijk in het Nederlands vertaald. Er hoeft maar een Nobelprijs te worden uitgereikt en de vertalingen liggen al in de winkel. Dus het aanbod is veel groter dan het was. Ik hoorde laatst van een uitgever dat er jaarlijks vijfduizend titels gedrukt worden, waarvan ruim duizend literatuur. Wie leest nu al die boeken? Er wordt misschien anders gelezen. En wat ook aan de orde is, de laag die vroeger las en elkaar nu vertelt dat er niets gelezen wordt, was vroeger veel kleiner.
In mijn eigen middelbare-schooltijd kenden we geen verplichte literatuurlijst. Je las gewoon, punt. De veronderstelling was dat je dat deed en dat is nu kennelijk niet meer zo. Maar nu doen ze het aanzienlijk serieuzer en eigenlijk veel aardiger dan wij. Ze zoeken thema's, verdiepen zich in de auteur. Wij lazen gewoon links en rechts boeken, zonder daarbij een systeem te | |||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||
hanteren of naar enige verdieping te streven. Volgens mij is het helemaal niet zo droevig gesteld met de leescultuur onder jongeren als iedereen wel zegt. Vaak maken die onderzoeken ook geen gebruik van historisch vergelijkingsmateriaal. Dat heeft dan te maken met demografie, met welke groepen, welke lagen van de samenleving zich waarmee bezighielden. Ja, de tijd dat de dames thuis zaten te borduren en romans te lezen en zich daarmee over de klippen joegen van verveling is inderdaad voorbij. Maar is dat erg?
Ik ben ook dol op detectives. Heel lekker vind ik Ellis Peeters, die schrijft historische detectives, zo rustig. Ik heb ze nu bijna allemaal gehad - het zijn er geloof ik twintig - en dat vind ik jammer. Maar ja, in een weekend heb je ze achter de kiezen. Ze spelen in de middeleeuwen, in van die kleine kloostertjes, heerlijk. Het loopt allemaal niet zo hard in die dagen. Het is ook aardig gedaan, met een goede psychologische constructie. John le Carré vind ik ook mooi. Ik lees nu korte verhalen over spionage die heel goed zijn, allemaal rond Smiley, zijn hoofdpersoon. Maar echte pulp, de bouquetreeks? Schei uit. Op de middelbare school heb ik wel eens iets van Courts-Mahler gelezen, maar dat komt erg in de buurt van Marjolijntje van het pleintje, die meisjesboeken van vroeger, en ‘n Zomerzotheid van Cissy van Marxveldt. Die andere boeken zijn een soort saaie uitvergroting van hetzelfde. Daar is natuurlijk niet veel aan.
Ik denk er nooit zo over na hoor, maar zonder bepaalde boeken zou ik het leven wel saai vinden. Voor mij mag je Yourcenar ook amusement noemen. Het is maar hoe je er tegenaan kijkt. Kijk, ik heb geen beroepsleven dat zich met literatuur bezighoudt. Als ik een boek lees, doe ik dat omdat ik dat in de tijd die ik over heb leuk vind om te doen.’ Jacqueline BelGa naar voetnoot+ | |||||||||||
Vijf laatstgelezen boeken:
| |||||||||||
Top 5
|
|