Literatuur. Jaargang 12
(1995)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Blokuur Nederlands
| |
[pagina 151]
| |
Over het lesprogramma in de bovenbouw van het vwo komt Postema's standpunt meer overeen met dat van haar sectie. ‘We behandelen daar de literatuurgeschiedenis vanaf de vierde klas in chronologische volgorde, maar we trappen jaar na jaar in de valkuil van het tijdgebrek: als het eindexamen nadert, moeten we steeds opnieuw concluderen dat de modernste literatuur er bij ingeschoten is. Met een beetje geluk komen we in de búúrt van de Tweede Wereldoorlog, maar wat er daarna komt, behandelen we noodgedwongen in een paar lessen. Dat is echt jammer, want het is juist de naoorlogse periode die de leerlingen het meeste aanspreekt en waaruit ze het liefst de boeken kiezen voor op hun literatuurlijst. Daarom gaan we nu iets wijzigen in het programma. We willen vanaf volgend jaar in de vierde klas niet meer met de middeleeuwen beginnen, maar met de moderne literatuur. Met De aanslag bij voorbeeld, of Het bittere kruid.’ In vier vwo moeten er op het Helinium vijftien boeken gelezen worden, en in de vijfde en zesde klas komen er in totaal nog eens tien bij. ‘Voor het mondelinge schoolonderzoek in het laatste jaar toetsen we de kennis van alle vijfentwintig boeken plus de stof van drie leerjaren literatuurgeschiedenis. Dat is te veel om er diep op in te kunnen gaan, hebben we gemerkt. Daarom willen we gaan proberen om de oudste periodes halverwege het vijfde jaar af te sluiten, zodat we ons tijdens het schoolonderzoek kunnen concentreren op de modernste literatuur. Als je een half uur praat over vijfentwintig boeken en vijf eeuwen letterkunde krijg je toch een ander soort gesprek dan als je je beperkt tot een titel of tien.’
Postema probeert haar leerlingen zo veel mogelijk te stimuleren om eens iets nieuws op de lijst te zetten. ‘Ik heb bij voorbeeld beloofd dat ze Harry Mulisch’ De ontdekking van de hemel, gezien de omvang en de complexiteit ervan, mochten lezen in plaats van drie andere titels op de lijst. Ik ben erg blij dat zeker zes mensen uit de klas dat hebben gedaan. En het mooiste vind ik wel dat ze het alle zes een prachtig boek vinden, dat ze er onderling druk over praten in de pauze. Ik heb hun enige veiligheid gegeven door te melden dat ik ook niet alles begreep in dat boek, maar dat je best iets mooi kunt vinden zonder het helemaal te kunnen duiden.’ Enthousiast: ‘Dat ze bereid zijn om zoiets te lezen en zich er in te verdiepen - ik vind het geweldig.’
‘Of ik zendingsdrang heb? Natuurlijk, ik wil zieltjes winnen voor meesterwerken. ƒ et geeft veel voldoening als ik een fervente boeKenhater verdiept zie in De aanslag, en ik ben ook heel gelukkig als ik een leerling die toch al van lezen hield aan een nog mooier boek geholpen heb. In het algemeen vind ik het belangrijk om lezen en literatuur te promoten. Ik heb namelijk liever dat ze een boek op hun lijst zetten omdat ze het zelf mooi vinden, dan dat ze een roman kiezen omdat hun broer er een uittreksel van heeft. Ik geef leerlingen ook altijd de top-100 die gepubliceerd wordt in Diepzee, met het argument: “Als er duizenden leerlingen zijn die dit mooie boeken vinden, dan zit er allicht iets tussen dat ook jou aanspreekt.” Verder probeer ik, hoewel er in het lesprogramma eigenlijk geen tijd voor is, de leerlingen steeds attent te blijven maken op pas verschenen boeken. Ik wijs hen op recensies en interviews, en vaak praten we wat na als er schrijvers op de televisie geweest zijn. Maar om dat te kunnen doen, pik in feite kostbare minuten lestijd die ik aan andere onderdelen moet besteden.’ Het schuldgevoel is van recente datum: toen ze zestien jaar geleden in het onderwijs kwam werken, besteedde Postema zonder wroeging veel te veel tijd aan de literatuur. ‘Ik dacht dat alle leerlingen stonden te popelen om álles over de letteren te leren.’ Lachend: ‘Dat idee heb ik wel afgeleerd hoor, in de loop der jaren. Zulke naïviteit wordt door de leerlingen genadeloos afgestraft en bovendien had ik snel in de gaten dat een leraar Nederlands moet woekeren met de tijd. Nederlands geven is racen tegen de klok. Echt, ik kan niet sterk genoeg benadrukken dat in het lesprogramma meer ruimte moet komen om te praten over literatuur. Want als je geen gelegenheid hebt om leerlingen bij het lezen te begeleiden, maar je eist wél dat ze vijfentwintig boeken interpreteren, dan drijf je ze rechtstreeks in de armen van desinteresse en oppervlakkigheid.’ Annette PortegiesGa naar voetnoot+ |
|