Literatuur. Jaargang 12
(1995)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Het literaire bedrijf
| |
[pagina 141]
| |
slechts dertig pagina's telt kan, als je een ruime zetspiegel neemt en als je het lettercorps niet al te klein kiest (om het eufemistisch te zeggen), uitgroeien tot een kloeke roman van tweehonderd pagina's. (Bij onze uitgeverij is vaak juist het omgekeerde het geval, wat ook zo zijn bezwaren kan hebben.) Eerlijk gezegd heb ik de indruk dat de laatste jaren die methode vaker wordt toegepast dan vroeger. Je slaat een boek open en je schrikt van het lettertype, dat alleen maar uit hoofdietters lijkt te bestaan. Het lijkt wel een boek voor de slechtziendenbibliotheek, dat boek van de beroemde schrijver R. Zo kan de typograaf van het binnenwerk in een handomdraai van een short story een wolk van een roman maken. C. wil zijn boek graag geïllustreerd zien met een paar prenten die hij ooit in een museum heeft zien hangen, alleen hij weet niet waar. R. gaat er naar op zoek en is ze binnen de kortste keren op het spoor. De door de auteur gewenste illustratie bleek niet in een museum te hebben gehangen, maar afgedrukt in een obscuur boek over goudmijnen in Zuid-Afrika rond 1900. Je kunt het zo gek niet bedenken of R. krijgt de gewenste informatie boven tafel. Ze weet feilloos het instrumentarium aan te reiken wanneer een tangverlossing noodzakelijk is. Hoe moet het omslag eruitzien? Auteur en ontwerper treden met elkaar in overleg. Maar het komt toch vaak voor, is mijn indruk nu, dat de schrijver pas bij het verschijnen van de dummy, het monster dat de vertegenwoordigers op hun handelsreizen meenemen, voor het eerst ziet hoe zijn boreling in de toekomst gekleed gaat. Eigenlijk zijn de ontwerpers de eerste interpretatoren van zijn manuscript: ze vertalen zijn intenties in beelden. En omdat tussen schrijver en lezer heel wat misverstanden kunnen rijzen, komt het wei eens voor dat de schrijver en de ontwerper elkaar totaal niet begrijpen. Dat ontstaat er onmin in het bevallingsproces. Dan blijkt het manuscript al die tijd in een stuitligging te hebben gelegen. Operatiezuster R. is steeds aanwezig, vooral als er een keizersnede nodig is. Alles binnen de kliniek is goed gegaan, het boek is uitgekomen, er wordt een fles champagne opengetrokken. Redacteur, persklaarmaker, corrector, typograaf, vormgever klinken met de schrijver en ze kijken allemaal een beetje verliefd naar de baby in de wieg. De geneesheer-directeur houdt een klein toespraakje. Allen nemen het boek, dat ze al zo vaak onder ogen hebben gehad, nog eens in hun handen en bladeren en ruiken en befoezelen het. Ze hebben het in blauwdruk gezien en alles was volmaakt. Dan komt R. binnen, slaat het boek open en ziet in een oogopslag dat het motto ontbreekt. Nergens te vinden, terwijl het in alle fasen van het proces zo zorgvuldig is bekeken. Er is op het allerlaatste moment bij de drukker iets verkeerd gegaan. Een onderschrift was beschadigd en bij de opmaak hersteld, maar is nu door het boek verdwaald naar de plaats waar het motto had moeten staan. R. staat al aan de telefoon: het boek moet helemaal over. ‘Je kunt me toch niet vergelijken met een operatiezuster’, zegt R. als ze de eerste proeve van dit stukje heeft gelezen. ‘Je houdt die metafoor dan ook niet vol, dat is mijn hoofdpunt van kritiek.’ R. zou een goede redacteur kunnen zijn. Anthony MertensGa naar voetnoot+ |
|