| |
| |
| |
Signalementen
De hel overleefd
Als Everzvach, de rentmeester van de bisschop van Utrecht Dirk van Are (1198-1212), zijn rekeningen niet kan overleg- gen - was het slordigheid, was hij het slachtoffer van de jaloezie van andere functionarissen? - slaat de schrik hem om het hart. Zo groot is zijn angst voor de pijnbank, dat hij bezwijkt voor de inblazingen van de duivel. In het geniep verlaat hij het bisschoppelijk hof en begeeft zich naar het open veld. Daar roept hij de duivel aan, die zoals altijd dadelijk ter plekke is.
Everwach zweert hem trouw in ruil voor bescherming. En inderdaad, de administratie wordt teruggevonden en in orde bevonden.
Elf jaar later wordt Everwach als handlanger van de duivel ontmaskerd door de fameuze kruistochtprediker Olivier van Keulen, als die in het jaar 1214 het bisdom Utrecht aandoet. Everwach besluit hem te doden, maar sterft alvorens zijn plan ten uitvoer te kunnen brengen. Natuurlijk gaat zijn ziel linea recta naar de hel, waar hij zwaar gestraft wordt. Maar zie, op het moment dat de ultieme pijniging zal plaats vinden, herinnert God zich Everwachs rechtschapen jaren vóór het incident met de verdwenen rekeningen en toont Hij zich genadig.
Everwach wordt tot leven gewekt, gaat op kruistocht met bisschop Otto, de opvolger van bisschop Dirk, loopt op blote voeten en vast dagelijks.
Weer thuis gekomen wordt hij ernstig ziek, maar vindt dankzij de heilige Nicolaas genezing. Hij sterft ten slotte in staat van genade.
Dit waar gebeurde verhaal vindt men in de Dialogus miraculorum van de cisterciënzer Caesarius van Heisterbach (circa 1180 - circa 1245), een voor de Middeleeuwen intens invloedrijke verzameling exempelen, waarin onder andere de oudste versie van de Beatrijs staat. Caesarius tekende het omstreeks 1122 op uit de mond van twee achtenswaardige ooggetuigen ‘met de ondervinding [...] dat theoretische verhandelingen op zijn discipelen niet genoeg vat hadden’ (p. 25). Caesarius was namelijk novicenmeester.
Zo zou men de naverteller van dit verhaal ook kunnen noemen, de in 1992 overleden emeritus hoogleraar paleografie en archiefwetenschap (UvA) J.L. van der Gouw, een man van een grote praktische geleerdheid. Everzoach, de rentmeester van de bisschop van Utrecht (Hilversum 1994) is door enkele oud-leerlingen van Van der Gouw uit diens nalatenschap bezorgd, en door Verloren uitgegeven, met een zorg die getuigt van grote vriendschap en respect. Voor mensen die Van der Gouw als leermeester gehad hebben, waartoe ik mij mag rekenen, is dit rijk geïllustreerde en fraai gebonden boek een feest der herkenning. Voor aankomende mediaevisten een goede gelegenheid kennis te maken met deze even merkwaardige (in de oude zin van het woord) als gedenkwaardige geleerde.
willem kuipper
| |
Vander Noot was gek op kip
De zestiende-eeuwse Brusselse drukker en uitgever Thomas vander Noot heeft rond 1514 het eerste Nederlandse kookboek gedrukt. Het is blijkbaar zo goed gebruikt, dat er nog slechts één exemplaar van resteert, in de Bayerische Staatsbibliothek te München. Ook de bij Nijhoff in 1925 verschenen facsimile-uitgave is al lang niet meer te krijgen. Het is dan ook een goede gedachte geweest van uitgeverij De KAN om ter gelegenheid van Het Bourgondisch Diner in restaurant David en Goliath in september 1994 een nieuwe fotografische herdruk van Een notabel boecxken van cokeryen uit te brengen als nr. 4 in De kans Katernen. Een nog beter idee was om deze herdruk te laten begeleiden door een tekstuitgave van de 175 recepten met deskundige commentaar door de kenner van de artesliteratuur bij uitstek, de Brusselse culinair begaafde hoogleraar Ria Jansen-Sieben, en door Marleen van der Molen-Willebrands, docent Nederlands aan de Hogeschool Katholieke Leergangen te Sittard. De twee keurig verzorgde deeltje (De kan Binnenkadijk 237, 1018 ZG Amsterdam, 020-6275794; [62] + 88 blz.; ƒ27,50) stellen nu eenieder in staat zich te wagen aan voor die tijd exquise gerechten. Het publiek dat Vander Noot voor ogen stond behoorde tot de welgestelde burgerif, het stadspatriciaat en de hogere geestelijkheid. Die konden zich immers de pasteien, taarten, reigers, pauwen, fazanten, geconfijte kweeperen, heilbot, zalm, paling en zeker ook mussen en kip veroorloven.
Dank zij de editeurs hoeven we de eetlust niet te lang op de proef te stellen, want dit van oorsprong ongepagineerde en niet geïndiceerde culinaire naslagwerk met ongenummerde recepten heeft nu een keurige nummering en een gerubriceerde index op potagiën, vleesgerechten, visgerechten, sausen, bruwetten (gebonden sausen), vulselen, pasteien, taarten, gebak en dranken. Een heldere inleiding, glossarium, verantwoording en literatuuropgave vormen de filologische krenten in de pap.
pjv
| |
Astronomische romans
Binnenkort valt de verschijning te verwachten van een nieuwe editie van Bilderdijks Kort verhaal van een aanmerklijke luchtreis door P.E.L. Verkuyl. Tijdens het werk aan zijn editie werd Verkuyl attent gemaakt op een bij het Bilderdijk-Museum berustend manuscript van een literair-historische studie over dit onderwerp door A.G. van der Horst uit begin jaren zestig. Omdat dit materiaal nog niet verouderd was en te omvangrijk om in zijn editie te verwerken, heeft Verkuyl de studie van Van der Horst nu bezorgd als nr. 2 in de reeks Amstelveense Gastcahiers onder de titel: A.G. van der Horst, Bilderdijks Kort verhaal van een aanmerklijke luchtreis (Groningen 1813) bezien tegen de achter-
| |
| |
grond van vroegere ‘astronomische romans’ (Amstelveen 1994; 65 blz.; ƒ12,50 inclusief verzendkosten onder vermelding van ‘Gastcahiers 2’ op post giro 3084288 van M. van Hattum, Fokkerlaan 36, 1185 JC Amstelveen). Van der Horst plaatst Bilderdijks roman in het kader van de zogenoemde astronomische romans van Lucianus van Samosata (tweede eeuw na Chr.) Francis Godwin (The man in the moon 1638, met vertalingen door Jean Baudoin (1648) en Grimmelshausen (1660)), Kepler (1634), Cyrano de Bergerac (1657) en Ludvig Holberg (wiens Klaas Klim van 1741 dateert).
pjv
| |
Gedichten over water, liefde en kinderen
Regenbuien, overstromingen of zelfs dijkdoorbraken; Nederland zonder water is ondenkbaar. Deze onlosmakelijke verbondenheid wordt beschreven in de bloemlezing Als een verre zee boven ons. Gedichten over water in het landschap (Kwadraat; 95 blz.; ƒ19,90), samengesteld door Henk van Zuiden. Meer dan zeventig gedichten geven een beeld van hoe verschillende Vlaamse en Hollandse dichters in de afgelopen tweehonderd jaar over water in het landschap hebben geschreven. De onderwerpen variëren van dauw tot watersnood en van vijvers tot ondergelopen land. Uiteraard zijn ‘De waterlelie’ van Van Eeden en ‘Het kerkhof aan het meer’ van Bloem ook opgenomen. Hoewel de ondertitel anders impliceert, heeft een aantal van de gedichten alleen het landschap als onderwerp. In het gedicht ‘Oktober’ van Jac. Lelsz speelt water geen enkele rol. De gedichten zijn speciaal voor middelbare scholieren alfabetisch op auteursnaam gerangschikt, dit om het opzoeken van auteurs te vergemakkelijken. Zo staat poëzie van Kloos gebroederlijk naast Kopland en De Génestet naast Gerhardt. Achterin het boek is een chronologische lijst van auteursnamen met hun geboorte- en eventueel sterfjaar opgenomen. Met
Kwadraat
deze lijst kunnen leerlingen nagaan in welke tijd de gedichten zijn ontstaan. Aanzienlijk minder gedichten (eenenveertig) bevat de bundel Ik bemin u teder. Nederlandse gedichten over de liefde (Kwadraat; 64 blz.; ƒ16,90), samengesteld door Madeleine Fritz. Schrijvers hebben zich vaak laten inspireren door de liefde, waarbij poëzie par exellence de aangewezen vorm is om uiting te geven aan hun gevoelens. Veel clichés als rozegeur en maneschijn, maar ook het nat geweende kussen van Van Deyssel en de spot van Piet Paaltjens zijn in dit bundeltje aanwezig. In deze bundel zijn de gedichten eveneens alfabetisch op auteur gerangschikt. Doordat de chronologische lijst van auteursnamen ontbreekt, is het voor eventueel belangstellende leerlingen moeilijk na te gaan wanneer een gedicht is geschreven.
Een derde recentelijk verschenen bundeltje over een bepaald thema is Ik droeg nog kleine kleren. Het kind in de Nederlandstalige poëzie (Kwadraat; 95 blz.; ƒ19,50). Dit deel is het véertiende in de serie themabloemlezingen van uitgeverij Kwadraat. Samenstellers Chris Matthijsse en Henk van Zuiden hebben de titel van de bundel ontleend aan het gedicht ‘De wolken’ van Nijhoff. In deze en andere klassiekers, en in gedichten van minder bekende dichters als G.J. Resink en Liselore Gerritsen staat het kind op verschillende manieren centraal.
Meer dan zeventig gedichten beschrijven geboorte, jeugd en onderwerpen die specifiek op kinderen van toepassing zijn als onbezorgdheid en onschuld. Tevens wordt er over minder vrolijke onderwerpen als de dood en kinderen van gescheiden ouders geschreven.
karen b. van der kamp
| |
Duitse receptie van Nederlandse taal en literatuur
In 1993 verschenen de bijdragen aan een eerder te Zürich gehouden symposium onder de stichtelijke titel Geben und Nehmen (red. Stefan Sonderegger en Jelle Stegernan, icg Publications, Dordrecht, 222 p., ƒ127,50). Het gaat hierbij volgens de ondertitel om ‘theoretische en historische bijdragen over de Duitse receptie van Nederlandse taal en literatuur’. Wanneer het symposium werd gehouden, wordt in het boek nergens vermeld. Men zou echter kunnen vermoeden dat dat eind jaren tachtig was omdat met name van de bijdragen van Johanna F. Ridderbeecks en Daniel de Vin de goede bedoelingen afstralen om de vertaling van Nederlandse literatuur in Duitsland te bevorderen. Dat lijkt inmiddels aardig gelukt.
Aard, kwaliteit - voor zover ik dat kan beoordelen - en onderwerp van de bijdragen lopen zeer uiteen: Stefan Sonderegger behandelt de vroeg-middeleeuwse Nederlandse taalexport naar Duitsland, vervolgens neemt Gilbert A.R. de Smet de vijftiende en zestiende eeuw onder de loep met het oog op de lexicografie. Het oudere historische gedeelte wordt afgesloten met Carel ter Haars analyse van de receptie van Nederlandse vlugschriften in Duitsland in de zestiende en zeventiende eeuw.
Het wetenschappelijk niveau van dit
| |
| |
historisch onderzoek wordt in de volgende drie bijdragen niet gehaald - wat misschien ook niet de bedoeling was. Daniel de Vin probeert de negentiende en twintigste eeuw in kaart te brengen met behulp van veel en soms wel erg lange (anderhalve bladzijde) citaten uit Duitse recensies en uit eigen eerder onderzoek. Johanna Ridderbeecks denkt vanuit haar positie als ‘Lektor Nederlands’ aan de Freie Universität Berlin na over de ‘Problematik des Zusammenhangs von Autor, Übersetzer und Verleger’. Deze bijdrage wordt gevolgd door de ‘Antrittsvorlesung als Privatdozent’ van Jelle Stegeman die nog eens met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis loopt. Via een appeltje dat hij blijkbaar met Frans de Rover, hoogleraar te Berlijn, te schillen heeft, komt Stegeman uit op een ‘onderzoekscatalogus’ van de neerlandicus extra muros. Deze ‘catalogus’ lijkt echter erg op een oratio pro domo: de neerlandicus buiten de moederlanden dient zich te concentreren op alles wat met vertalingen samenhangt, aldus Stegeman.
Hierna volgt een meer theoretisch gedeelte. Daarin probeert Bob Duivestijn om aan de hand van de voorbeelden Malagis en Karlle ind Eligast een model te ontwikkelen waarmee de ‘Übersetzungsgehalt’ kan worden beoordeeld. De vertaaltheoretische overwegingen van Alexander Schwarz aan de hand van de Nederduitse Reynke de Vos uit 1498 (Lübeck) monden uit in de algemene tekstheorie van de intertextualiteit: ‘Jeder Text gehorcht den Prinzipien des Übersetzens.’ Dit verband intertextualiteit/vertaling wordt vervolgens erudiet/ironisch nader bekeken door Francis Bulhof. Hij vraagt vooral de aandacht voor het probleem dat ‘intraliteraire’ verbanden en verwijzingen van ‘middelkleine’ literaturen zoals de Nederlandse bij de receptie van de vertalingen vaak niet opgemerkt kunnen worden. De laatste bijdrage van het theoretische gedeelte van Jelle Stegeman is voortgekomen uit diens ‘Habilitationsschrift’. Daarin ontwikkelt Stegeman aan de hand van de Duitse Max Havelaar-vertalingen een ‘methode’ om een vertaalde tekst met het origineel te vergelijken.
De bundel wordt afgesloten met een taalkundige bijdrage van Robert Leclery over de ‘Aktionsart im Niederländischen und im Deutschen’.
ralf grottemeier
| |
The Low Countries
Na de succesvolle uitgave van het eerste Engelstalige jaarboek over het Nederlandse culturele erfgoed, is inmiddels het tweede jaarboek verschenen. De Vlaams-Nederlandse Stichting Ons Erfdeel wil met The Low Countries. Arts and Society in Flanders and the Netherlands (1994-95) (Rekkem: Stichting Ons Erfdeel; 320 blz.; ƒ 85,-) de cultuur en de samenleving van het Nederlandse taalgebied aan de Engelstalige wereld presenteren.
Naast veel Nederlandse en Vlaamse, zijn ook Britse, Amerikaanse en Canadese bijdragen opgenomen met velerlei onderwerpen die de erfenis van de Lage Landen betreffen. De artikelen behandelen naast onderwerpen uit de geschiedenis ook de eigentijdse cultuur.
Zo variëren de onderwerpen van de vierhonderdste verjaardag van de oer-Hollandse tulp, die afgelopen jaar gevierd werd met een tentoonstelling in het Frans Hals-museum in Haarlem, tot het wonen in de Bijlmermeer. Verder zijn er essays over tuinieren, de Waddenzee, glaswerk en euthanasie, veel kunst (wel Bart van der Leck maar geen Mondriaan) en literatuur: Annie M.G. Schmidt, Harry Mulisch, Belle van Zuylen, Monika van Paemel, Marten Toonder en zijn Bumble (Ollie B. Bommel), Henry van de Velde, beeldgedichten en gedichten van Leonard Nolens en Hans Faverey. Tevens bevat het boek artikelen over literatuur in de middeleeuwen en Nederlandstalige literatuur in de Nederlandse Antillen en Suriname. Tot slot is er een culturele kroniek, waarin korte bijdragen staan over manifestaties, gebeurtenissen en boeken die relevant zijn voor de Engelstalige wereld. Het rijkelijk geïllustreerde The Low Countries is te bestellen bij Stichting Ons Erfdeel, Murissonstraat 260, 8931 Rekkem, België.
karen b. van derkamp
| |
Literatuur in Snoecks 95
Snoecks wordt met het jaar dikker. De almanak voor 1995 (Gent 1994; ƒ25,-) telt 591 pagina's waarop weer zeer veel opzienbarende foto's zijn afgedrukt. Maar temidden van een in de branding stoeiende David Bowie, Michael Jackson als weerwolf en de zo rijk met lichaamstaal gezegende Madonna en Claudia Schiffer in ‘De taal van de videoclip’, handhaven zich het overzicht van literaire prijzen uit binnen- en buitenland en een lijst van in 1993 en 1994 overleden literaire en andere kunstenaars door Frans Heymans (p. 8-32). De literaire verhalen zijn dit jaar ‘Het merkteken’ door Kamiel Vanhole en ‘Slaag’ van Joost Zwagerman (p. 33-65). Het jaaroverzicht van de Nederlandse letteren is weer verzorgd door Anthony Mertens onder de titel ‘Werking zintuigen onder de microscoop’ (p. 548-557). De kronieken van de Engelse, Franse en Duitse literatuur zijn van de hand van Wim D'haveloose, Guy Decoene en Luc Lamberechts (p. 558-585).
pjv
| |
Een feest van kleur
Bestudering van onderwerpen als licht, kleur en kleurgebruik lijkt in de eerste plaats op het terrein van de esthetica en de kunstgeschiedenis te liggen. Zeker geldt dat voor de kleurige middeleeuwen, waarbij de gedachten onmiddellijk uitgaan naar beroemde Vlaamse meesters, sprankelende glasin-lood-ramen en bonte kleding versierd met goud en fonkelende edelstenen. Dat zijn slechts enkele voorbeelden als blijk van de veelkleurige aanblik, die het middeleeuwse leven
| |
| |
heeft geboden, waarmee de twintigste-eeuwse toeschouwer bij voorkeur zijn netvlies verwent. Maar er is meer. Dat feest van licht en kleur is onbestaanbaar zonder complementaire somber- en soberheid, die er juist glans aan verlenen. De beleving en waardering van kleuren, de diepe angst voor des duivels kleurigheid, de lof van religieuze ingetogenheid en armoede gehuld in grauwe tinten, komen vooral goed tot uitdrukking in middeleeuwse literaire bronnen. In Kleuren van de middeleeuwten (Bloemendaal; Aramith Uitgevers, 1994; 86 blz.; ƒ14,95) bespreekt Herman Pleij de kleuren van het middeleeuwse palet als oorsprong van de lange traditie, waaruit onze huidige appreciaties voortkomen. De wetenschappelijke, dat wil zeggen theologische, filosofische en esthetische opvattingen van grote middeleeuwse geleerden vormen de basis van het boek. Literaire teksten, uiteenlopend van preken tot liedjes, laten zien hoe kleuren mens en samenleving in het dagelijks leven beïnvloeden en regeren. Hoe dachten geleerden, burgers en boeren over kleuren? En ervoer men kleur, bij voorbeeld in de natuur, als iets om van te genieten?
Middeleeuwse kleuren blijken symbolische waarden te bezitten, die volmaakt harmoniëren met de bijbehorende voorwerpen. Maar kleuren zijn verdacht, want sinds de Zondeval de aarde in het verderf stortte, zijn ook de kleuren door het kwaad besmet geraakt. Natuurlijk sieren de mooiste kleuren het mooiste wezen: de vrouw. Het schoonheidsideaal voor de vrouw, met blond haar, bruine ogen, een blanke huid en rode lippen, wordt in alle toonaarden bezongen. (Beschrijvingen van wat vrouwen moeten doen en laten om aan dit ideaalbeeld te beantwoorden, zijn overigens ook overgeleverd.) De invloed van kleuren op het dagelijks leven blijkt onder andere uit kledingverordeningen, waarin aan de standen het gebruik van bepaalde kleuren wordt toegekend, waardoor verschillende sociale lagen zich van elkaar kunnen
onderscheiden. Tenslotte hebben kleuren de macht te stigmatiseren, bestempelen de roodharige meestal tot duivelsgebroed, terwijl geel de kleur van de wanorde is. Gele kleding verwijst naar minderwaardige beroepen als beul en hoer. Schilderingen en uitgebreide schriftelijke verslagen van het weelderige hofleven van de late middeleeuwen leveren het zichtbare bewijs van bonte overdaad.
Maar dat is wat wij tegenwoordig van de middeleeuwen willen zien. Niet voor niets zet Pleij de middeleeuwse werkelijkheid steeds in het perspectief van de traditie en onze eigen kleurbeleving. Deze ‘vertalingen’ van toen naar nu openen de ogen voor tegenstellingen van allerlei aard. Sprekende voorbeelden zijn de genoemde middeleeuwse voorkeur voor een witte huid, die wij graag gebruind zien, of de popularisering van vorstelijke kleuren als violet en purper - bij verordening vastgelegd - door de confectie-industrie in sportkleding. Een ononderbroken lijn in de traditie is de gevoelswaarde van ingetogenheid en beschaving bij zwart en blauw, die door het vijftiende-eeuwse Bourgondische hof werd aangezet.
Kleuren van de middeleeuwten werd geschreven en uitgegeven ter gelegenheid van de negende Wetenschap& TechniekWeek die in het najaar van 1994 werd georganiseerd. De organisatie beoogt met allerlei activiteiten een breed publiek, jong en oud, in contact te brengen met wetenschappers en technici. (Meer dan 2500 wetenschappers en technici van ruim 160 instellingen werken aan de W&TWeek mee.) Kleuren spelen een rol in ieders leven en daarom zal het boek ongetwijfeld velen aanspreken, niet in de laatste plaats door de stilistische vormgeving. Tijdens de lectuur wordt al heel gauw duidelijk dat het onderwerp veelomvattend is. De schrijver heeft een aantal topics gekozen, waarover geanimeerd te vertellen valt. Het boek bevat een beredeneerde bibliografie, waaruit tegelijkertijd een overzicht valt af te leiden van de stand van het onderzoek.
Wie zich na lezing van dit boek afvraagt waaraan de inmiddels klassieke blue jeans zijn ongekende populariteit te danken heeft, kan daarop moeiteloos een aantal antwoorden bedenken.
saskia raue
| |
Biowetenschap
Het in Nederland nooit zo hartstochtelijk beoefende genre van de biografie is inmiddels flink opgewaardeerd: er is een echte vereniging met een tijdschrift en een prijs, en de Amsterdamse letterenfaculteit treft voorbereidingen voor een biografische week aan het eind van dit jaar. Voor de geregelde archiefbezoeker was die aandacht voor biografische zaken al lang duidelijk: hordes genealogen bevolken de studiezalen om vooral het eigen geslacht uit te zoeken. ledere biograaf van andermans leven kan echter ook niet zonder genealogisch onderzoek en vooral niet zonder de onderzoeksmethoden van de doorgewinterde genealoog. Aan de overvloed van genealogische literatuur heeft Gerard van de Nes - bijgestaan door een team redacteuren -
| |
| |
nu een handboek voor genealogie en heraldiek toegevoegd onder een titel waarop genealogen het patent schijnen te hebben: Maak uw eigen stamboom (Baarn: Tirion, 1994; 191 blz. met een Werkschrift 32 blz.; ƒ49,50). Ook dit overvloedig geïllustreerde werk - dat voortvloeit uit de televisieserie ‘Allemaal familie’ - bevat weer allerhande tips en trucs voor genealoog en biograaf, doorspekt met anekdoten in marginale kaders. Duidelijk wordt uitgelegd wat het verschil is tussen stamreeks, stamboom, kwartierstaat en parenteel, wat de archieven te bieden hebben, hoe voornamen en familienamen ontstaan zijn, wat heraldiek inhoudt (met veel aandacht voor de herauten). Achter in het boek zijn een verklarende termenlijst, een literatuurlijst en een index opgenomen. Het Werkschrift bevat voorbeelden van werkbladen, adressen van archieven in Nederland en België en een lijst met symbolen en afkortingen.
pjv
| |
Putjes en vlakjes
De integratie van de wereld van loden letter en drukinkt en die van de putjes en vlakjes van de cd-rom en databanken verloopt nog niet zo vlot. Het zoeken van thema's en motieven in de historische Nederlandse letterkunde is nog steeds een kwestie van bladeren en onthouden, in tegenstelling tot bij voorbeeld de oudere Engelse literatuur die grotendeels op cd-rom doorzoekbaar is. Wat de mogelijkheden van dit nieuwe medium zijn, wordt helder uitgelegd door het hoofd van de afdeling Informatie en Collectievorming van de ub Amsterdam, J.J.M. de Haas in cd-ROM voor wetenschappelijke informatie; theorie, praktijk, overzicht van bestanden (Amsterdam, s-Gravenhage: Stichting Discom, Stichting Context, 1994; 214 blz.; ƒ47,50). In niet al te ingewikkelde taal wordt uitgelegd wat de cd-rom-techniek behelst, hoe de zoektechniek werkt op cd-rom en online en wat de verschillen zijn tussen diverse zoektalen. De Haas neemt de lezer aan de hand bij een demonstratie zoeken in bestanden van acht verschillende data-leveranciers die allemaal hun specifieke zoektaalcommando's hebben.
Veelbelovend voor de literatuurzoeker is het mecano-project, een initiatief van de ub Amsterdam, dat een automatische koppeling beoogt van de gevonden informatie op diverse cd-roms aan de signaturen van de catalogus.
Het laatste onderdeel van dit uitermate nuttige boek, dat gezien kan worden als aanvulling op de Inleiding tot de bibliografie van A.O. Kouwenhoven, bevat een overzicht van cd-roms op de diverse vakgebieden, variërend van het stcn-proefproject, de Centrale Catalogus van België (ccb), de Brinkman, de LiteRom, tot Van Dale Lexitron Plus en de cd-rom Drukkersmerken. De Haas eindigt zijn werk met een overzicht van geraadpleegde literatuur, een lijst van afkortingen en begrippen en een index.
Het boek is verkrijgbaar in de boekhandel of te bestellen bij de Stichting Discom, Prof. Lorentzlaan 22, 3701 CC Zeist, fax 03404-33641.
pjv
pjv
|
|