Antipathieke personages
*Cees *Nooteboom op ego-trip
Wij hebben een land en een literatuur van het midden, en bijgevolg zijn anti-pathieke personages hier niet dik gezaaid - maar wat de literatuur betreft, maak ik graag een uitzondering voor de ik-figuur in de reisverhalen van Cees Nooteboom. Dat er - als ik het goed heb - niet al veel vaker op is gewezen met wat voor irritant sujet wij hier te maken hebben, moet wel zijn oorzaak vinden in de hardnekkige hedendaagse gewoonte om alles in moderne letterkunde per se autobiografisch te willen duiden. En in de werkelijkheid is Cees Nooteboom natuurlijk een allerplezierigst mens, een toonbeeld van beschaving en beminnelijkheid, een charmante Europese intellectueel met hoofd en hart op de correcte plaats. Dat zo iemand als hoofdfiguur een geblaseerde kwal zou opvoeren, ligt buiten het voorstellingsvermogen van de meesten.
Maar hebben zij dan niet geleerd dat je terdege onderscheid moet maken tussen de schrijver en zijn personages? Bij Nooteboom moet dat zelfs op het scherpst van de snede, omdat hij in een subtiel spel tussen feit en fictie zijn reizende hoofdfiguur, annex verteller, een aantal trekken van zijn eigen welbekende persoon heeft meegegeven: dezelfde naam, om te beginnen; een roomse jeugd, waaraan hij een cultuurhistorische bagage dankt die bovenal bij kerkbezoek van pas komt; en, zoals hij het zelf uitdrukt in De wereld een reiziger, een gestalte die ‘niet groot’ is. Maar in zo'n laatste citaatje proeven we al iets van de subtiele verschuiving van de sympathieke schrijver naar zijn antipathieke hoofdfiguur (laten we zeggen: van Nooteboom naar *Nooteboom), want in het echt zou Nooteboom natuurlijk gewoon zeggen ‘klein’. In zo'n nuance draagt Nooteboom, met fijn penseel, bij tot de tekening van het literaire karakter dat hij zijn verhaalfiguur *Cees *Nooteboom heeft meegegeven: dat van een man die het geweldig met zichzelf getroffen heeft, en die hooguit via een verhullende litotes iets minder indrukwekkends van zichzelf kan zeggen.
Als reiziger zoekt *Nooteboom bij voorkeur wereldsteden op - maar zelfs de Brandenburger Tor, het Vrijheidsbeeld en Gaudi's kathedraal zijn van Madurodamformaat in vergelijking tot
klaas koppe, amsterdam
Cees Nooteboom
het monument van ijdelheid dat Nooteboom heeft opgericht in deze hoofdfiguur. Hoe de echte Cees op reis is, weet ik niet, maar *Cees is een ramp. De etiketten waaronder zich de hoofdstukken in De wereld een reiziger aandienen, zijn buitenlands - maar veel verder dan wat sfeerbepalende elementen komt het decor gewoonlijk niet, omdat alles allengs naar de achtergrond verschuift voor de zaak waar het hier eigenlijk om draait: *Cees zelf. Hier zien we *Nooteboom in zijn hotel: ‘Midden in de nacht sta ik op en kijk, zoals ik altijd doe, naar buiten. Niet om te zien waar ik ben, maar om zeker te weten dat de wereld bestaat - en ik dus ook’ (p. 230). Een poeticale passage, mag men zeggen: ik reis, dus ik besta - met het accent op ik. Sla als een proef het boek op willekeurig welke bladzij open: tien