Botten en resten, smakken en boeren
Het was geenszins gebruikelijk om de stukken vlees van het wildbraad te scheuren. Het vlees op de schaal werd keurig aangesneden, en deze grotere stukken vlees werden op het bord weer in kleinere, eetbare stukjes gesneden. Vlees uit de vuist van het bot knagen werd als onbeschaafd ervaren. De Goede manierlijcke zeden wijdt als eerste nogal wat aandacht aan de manieren waarop allerlei spijzen aangesneden dienden te worden - het blijkt dat alleen haas en konijn desnoods zonder mes ontleed mogen worden. Maar de tekst beschrijft het volgende gedrag als onbeschoft: de beenders met de tanden te cnaghen, als een hont, die men metten messe manierlijcken het vleesch afsnijden soude (p. 350).
Zoals bleek wordt het in sommige etiquetteteksten verboden om botten waarvan gegeten is weer terug te leggen op de schaal met vlees. Het genoemde verbod lijkt geen aanleiding te hebben gegeven tot enig algemeen gebruik om de botten dan maar op de grond te gooien (voor de honden?). De
Leere van hoveschede beschrijft expliciet dat iedereen aan tafel zijn botjes en visgraten bij zich houdt. Het is de taak van het personeel om de tafel en het tafellaken schoon te houden, en tijdens de maaltijd dus geregeld de botjes, graten en kruimels te verzamelen en in een daartoe bestemde schaal
Gent, vijftiende eeuw: hoffeest. Detail uit een schilderij van W. Dedeke. Collectie Museum Ste Anne, Lübeck
of afvalmand te gooien. Ook Erasmus stelt dat het ongepast is om botten en resten op de vloer te werpen: ze dienen netjes naast het bord te worden gelegd, of in een daartoe bestemde schaal voor resten. In
De civilitate en de
Goede manierlijcke zeden wordt voorts verboden om enig voedsel aan de honden te geven, alsmede om honden aan tafel te aaien. Schoolmeester Dirck Valcooch besteedt in zijn hand- en leerboek
Regel der Duytsche schoolmeesters uit 1597 ook aandacht aan tafelmanieren. Hij stelt straf in het vooruitzicht voor de leerling die
zijn eten werpt voor katten ende honden (p. 190). Wat wel vaker voorkwam was dat de resten uit de afvalkorf of-schaal aan de armen werden uitgedeeld. De caritas wordt in de
Facetus al letterlijk gepropageerd als gezegd wordt: ‘verzamel de etensresten, want deze zullen de voedingsmiddelen van de arme zijn’.
Expliciete verboden op het maken van een aantal onsmakelijke geluiden tijdens de maaltijd, vinden we eigenlijk betrekkelijk laat terug in etiquetteteksten. Pas