Literatuur. Jaargang 11
(1994)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
De legende van de zogende dochter volgens Monika van Paemel
| |
Valerius MaximusDe oudste schriftelijke versie van de legende komt van Valerius Maximus (eerste eeuw na Christus), die in Factorum et dictorum memorabilium tweemaal over een zogende dochter vertelt. Dit aan keizer Tiberius opgedragen boek bevat anekdoten en wetenswaardigheden die redenaars gebruikten ter illustratie van hun voordrachten. In het eerste verhaal redt de dochter haar moeder: | |
[pagina 131]
| |
‘De schout heeft voor zijne vierschaar een welgeboorne vrouwe, om eene misdaadt ter doodt veroordeelt, eenen Halsdrieman overgelevert, om die in den kerker te matsen. Ter dier plaatse ontfangen, heeft haar degene, die over de gevankenisse het bewint hadde, bewoogen met barmhartigheit, niet aanstonts verworcht. Hy heeft ook de dochter den toegang tot haar vergunt, maar zorgvuldiglyk bezocht, opdatze geen spyze haar toebrachte; achtende datze eerlang van honger vergaan zoude. Maar als nu veele dagen waren doorgeschooten, hij zelf by zich zelven overpeinzende, wat er toch ware, waar mede zy dus lange wert onderhouden; en wat nauwkeuriger op de dochter gelet hebbende, heeft hy gemerkt, datze hare borsten ontblootende, methet behulp van haar zog den honger der moeder verzoette. Welke zo wonderbare nieuwigheit des schouspels van hem tot den Drieman, van den Drieman tot den Schout, van den Schout tot de vergaderinge der Rechters overgebracht, de quytscheldinge der straffe voor de vrouwe heeft verworven. Waar in dringt, of wat verzint de trouwhartigheit niet, die in den kerker, om den moeder te behouden, eenen nieuwen vondt heeft uitvonden! Want wat is zo ongebruiklyk, wat zoo ongehoort, als dat de moeder met de borsten der dochter gevoedt zy? Iemant zoude meenen, dat dit tegen de natuur der dingen ware: zoo niet de eerste wet der natuure was de ouders lief te hebben.’
Dan volgt de versie waar Pam in De vermaledijde vaders op doelt: met de vader als gevangene. Bij Valerius Maximus heten de vader en de dochter Cimon en Pero:
‘Dat zelve mag men oordelen van de trouwhartigheit van Pero, die haren vader Cimon, met de gelyken ramp geneepen, en ins gelyx in de gevankkenisse overgelevert, reedts stokout, gelyk een sprakeloos kint aan hare borsten gehouden, en met zog gevoedt heeft. De oogen der menschen kleeven en zyn verbaast, alze de schilderye van deze daadt zien; en vernieuwen de gelegentheit van 't aloude geval met verwonderinge van het tegenwoordige schouspel; geloovende, datze in die stomme trekken der leeden de levende en beweegende lichamen aanschouwen, 't Welk ook noodtwendig het gemoedt moet wedervaren door de wat krachtiger schilderye der schoone letteren, waar doorze vermaant worden de oude geschiedenissen als versche te gedenken.’ | |
Marialegenden en John SteinbeckDe verwijzing naar een ‘schilderye’ laat zien dat de legende al bestond voor Valerius Maximus haar in de eerste eeuw na Christus optekende: hij doelt op een wandschildering uit Pompeji die weer teruggaat op hellenistische panelen uit de derde eeuw voor Christus. In de middeleeuwen zou het verhaal echt populair worden. Het christendom kwam op; zorg voor de gevangenen was daarin een bijzonder, barmhartig gebruik. Over Maria bestonden veel legenden waarin zij zieken geneest door hun de borst te geven en in de middeleeuwse geestelijke exempelen dient het zoogmotief dan ook als voorbeeld van liefde voor de ouders en medelijden. De boodschap van ‘moraal en devotie’, zoals Van Paemel het noemt, klinkt niet minder vaak in de wereldlijke literatuur en blijft bestaan als het verhaal overgaat in de volkstraditie. Later verwoordt de dichter Hermanus van den Burg (1682-1752) de legendeWandschildering uit Pompeji
in een gedicht, anderhalve eeuw later duikt de geschiedenis op bij de Vlaming Prudens van Duyse (1804-1859) en in deze eeuw vormt het verhaal het slot van John Steinbecks The grapes of wrath. | |
De Gentse versie: in vertrouwen op God en MariaPam heeft het in De vermaledijde vaders over ‘de Gentse versie, het verhaal van de Mammelokker’. De Gentenaars, zo blijkt uit het verhaal hieronder, vonden ouderliefde en medelijden niet spectaculair genoeg. Er moest een wonder geschieden. En wonderen, die komen van God:
‘Een burger uit Gent had eens een zwaar misdrijf begaan en werd veroordeeld om in een huisje gekerkerd te worden en den hongerdood te sterven. Toen begeerde zijne dochter, die een teederminnende maagd was, haar vader alle dagen te mogen bezoeken, en dat stond men haar toe, doch op voorwaarde dat zij voor hem geen eten zou meenemen. Dat beloofde het meisje, en ze hield haar woord, want, hoe dikwijls en hoe nauwkeurig men haar ook onderzocht, nooit vond men de minste spijs bij haar. Dat duurde reeds een dag twee of drie, en werd eindelijk een week, en de man was nog | |
[pagina 132]
| |
altijd niet dood en het meisje droeg hem ook geen spijs. Als men dat aan den graaf meldde, zoo gebood deze dat men aan de deur eens goed moest kijken wat de beiden in den kerker verrichtten. Men deed zulks en men zag hoe de schoone maagd den ouden vader hare witte borst reikte en deze daaraan zoog. Dat kondigde men den graaf aan, en hij zeide: ‘Neen, dat is toch te sterk, dat moet ik zien,’ en 's anderendaags ging hij er heen en keek zelf en zag het eveneens. Toen liet hij het meisje vóor zich komen en vroeg haar, of zij een man gekend en een kindje had. - ‘Neen,’ zei het meisje, ‘ik ben een reine maagd.’ - ‘Hoe is dat dan mogelijk,’ vroeg de graaf, ‘dat gij uw vader de borst geeft?’ - Toen het meisje nu begreep dat de graaf alles wist, viel zij vóor hem op de knieën en bad hem om haar vaders leven en sprak: ‘Ik heb hem in vertrouwen op God en de H. Moeder Maria mijne borst gegeven, en hij heeft er overvloedig aan gezogen.’ Daarop schonk de graaf den grijsaard genade en liet, tot eeuwige herinnering aan zoo'n groote liefde en zoo'n groot wonder, het beeld vóor het huis oprichten, waar het voorval gebeurd was. Tot op de dag van vandaag ziet men dat beeld nog en het heet in de volksmond ‘de Mammelokker’. Een oude man heeft me dit verteld en als waar gebeurd voorgesteld.’
De invloed van het christendom en van de eerder genoemde Marialegenden is duidelijk. De andere versies van het verhaal zeggen weinig over de dochter, of ze vertellen dat zij pas moeder is geworden. Hier, in de Gentse versie, is de dochter een reine maagd. Haar melkproduktie is niet minder dan een wonder van God. Overigens, de laatste regels van het ‘waar gebeurde’ verhaal verklaren gedeeltelijk hoe de Cimon-en-Pero-legende in Gent aan haar naam is gekomen. Het beeld waar de oude man over spreekt, een steenreliëf aan de gevel, bestaat echt. Volgens de negentiendeeeuwse geschiedschrijver De Potter heeft het beeld een geringe kunstwaarde, maar maakt het toch indruk ‘om den schoenen trek, dien het voorstelt [...]. Ouderliefde is heilig en blijft, van menschengeslacht tot -geslacht, in eerbied’. Het beeld toont (het zal geen verrassing meer zijn) een dochter die haar gekerkerde vader zoogt. Dit beeld kreeg de naam Mammelokker (mammen = borsten; lokken = likken, zuigen). Die schilderachtige naam zou de aanduiding worden voor het steenreliëf, voor de legende en voor het gebouw waarop het beeld te zien is: de stadsgevangenis van Gent. | |
Melk en medeplichtigheidHet verhaal over Cimon en Pero heeft dus lange tijd een moralistische boodschap uitgedragen: barmhartigheid, liefde voor de ouders, vertrouwen in goddelijke wonderen, vergevensgezindheid. Het zal een ieder duidelijk zijn dat Monika van Paemel met De vermaledijde vaders iets heel anders heeft te melden. Toch is ook duidelijk dat de relatie tussen Pam en haar vader verband houdt met het verhaal van Pero en Cimon. Welke uitleg kunnen we aan de legende geven nu deze een onderdeel van De vermaledijde vaders is geworden? In de roman wordt de legende enkele keren aangehaald. De petemoei, een sprookjesachtige, mythische vrouw met een staart, is de eerste die in grote lijnen de legende vertelt. In een Célineaanse tirade zegt zij tegen Pam: ‘Braaf nou, zoet jongetje, heerlijke man van me, rustig pa, als je in de sores zit kom ik eraan met mijn zweetdoek [...] als je onder de zweren zit en stokoud in een kerker wordt gegooid of in een tehuis voor dementen opgesloten...dan ben ik er nog, je trouwe dochter die je als een koe verkwanselde, nu je niets meer voor mekaar krijgt, nu heb je mij nodig, en daar kom ik al, met Een illustratie van de Mammelokkerlegende uit 1473 bij Boccaccio
| |
[pagina 133]
| |
mijn zorgende handen en gezalfde kutje, met mijn volle borsten. Zie de dienstmaagd des Heren. Vergeet het maar. Op grond van al je begane moorden en die waarvan je nog droomt (ouwe boef die je bent) eis ik onvoorwaardelijke capitulatie. Ontbinding van je rijk, zodat je macht voorgoed is gebroken. Gedaan met de terreur. Gedaan met ons angst aan te jagen. Gedaan met het vernielen. Je geeft je over in mijn genade. Je leert maar eens zorgen en beminnen. Dan zal ik eens kijken of ik nog een bakje troost voor je heb!’ (p. 233-234)
Hoewel de petemoei niet erg vergevensgezind klinkt, is er wellicht toch nog enige hoop voor de vader dat zijn dochter hem zal helpen. Voorwaarde is dan wel dat zijn macht moet verdwijnen en dat hij moet leren zorgen en beminnen; pas dan zal de dochter erover nadenken of ze wel of niet helpt, Dochterlief moet de macht overnemen. Pam schrikt van deze raad en de petemoei stelt dan de retorische vraag die de kern vormt van haar lezing van de Mammelokkerlegende: ‘Waarom zou je nog langer medeplichtig zijn?’ (p. 234) Zij ziet de ‘trouwe dochter’ als een medeplichtige aan de misdaden van de vader. Als zij de rechter was, zou ze Cimon niet vrijspreken. Ze zou direct Pero opsluiten. Pam moet van de petemoei maar eens ‘flink op nee studeren’ (p. 234) en in de ‘brief aan de vader’ blijkt dat ze dat heeft gedaan. Ze herinnert haar vader aan de Mammelokkerlegende en schrijft dan:
‘Tegenover de dubbele bodem van de incest; moraal en devotie. De Moeder als heilige koe. We weten niet hoe de geschiedenis afloopt. Een kleine kans dat de bewakers blijven toekijken tot het beeld op hun netvliezen is gebrand. En zij zich hun eerste uur herinneren. De haastig opgetrommelde rechters verpinken een traan. En herzien, het vonnis. De beschuldigde komt tot inkeer. Dat kan! Al valt het ongetwijfeld niet mee om als vader door je dochter te worden gered. Ik zet ‘s morgens geen bakje melk voor de huisslang bij de haard. Want ik hoef het u niet te vertellen: er is maar één voedingsmiddel waarmee ik moeizaam verkeer.’ (p. 311)
Het lijkt dat Pam de boodschap van ‘moraal en devotie’ die altijd aan het verhaal verbonden is geweest, ziet als iets dat de aandacht afleidt van een minder verheven aspect van de vertelling. Ze ziet het zuigen aan de borst als een incestueuze daad. Toch, het verhaal vertelt dat de dochter haar vader redt door hem met haar melk te voeden en daarmee is het zuigen aan de borst geen seksuele handeling meer. Het verschil tussen moraal en incest is melk, om het kort en cryptisch uit te drukken. Pam maakt dat verschil niet. Ook wanneer het om zogen. gaat, ziet zij in het zuigen een seksueel aspect. Pam zegt dat de vader door zich te laten voeden zijn dochter misbruikt. Het verband tussen zogen en incest wordt ook gelegd in een passage over een andere vader: ‘Kon alleen incestueus van dochters houden. Wilde zichzelf aan moeders te pletter zuigen.’ (p. 329-330) De melk is voor Pam geen reden om het verhaal over de Mammelokker alleen als voorbeeld van. ‘moraal en devotie’ te interpreteren. Het vervolg van de brief bevat een paar passages waaruit een mogelijke verklaring voor Pams lezing is te destilleren. Daar keert het melkmotief terug en blijkt dat Pam nogal negatieve associaties heeft bij de gedachte aan melk. Ze heeft het meerdere keren moeten drinken om aan te sterken of als middel bij een maagbloeding. Daar komt bij dat Pams vader alleen nog melkachtig voedsel kan eten (hij dronk uit een fles vitriool), en zelfs dat moet naar binnen worden gewrongen. Pam wordt misselijk als ze dit dagelijks terugkerend gevecht aanziet. De negatieve associaties heeft Pam niet als het om zogen, gaat en ze voedt haar kinderen zelf: ‘Een succes! Had u ook niet gedacht. En alles wat ik met de fles in leven heb trachten te houden: kalfjes, konijntjes, poesjes...Nooit getwijfeld aan de rol van voedstermoeder. Nooit neergelegd bij een mislukking. Tegenover vernielen staat behouden. Niet behouden om te hebben. Maar behouden om door te geven.’ (p.312-313) Wanneer Pam nu de legende interpreteert, betrekt ze daar haar negatieve associaties over melk bij. Om de legende uit te leggen als een voorbeeld van ‘moraal en devotie’ is het nodig de melk te zien als een symbool van zorg, leven, liefde en dergelijke. Pam associeert het tegelijkertijd met maagbloedingen en verbrande ingewanden, Dat kleurt haar interpretatie van het verhaal. Zij ziet in de legende de vader genezen worden van zijn misdaden door de melk. Pam wil nu juist genezen van haar vader, de vader is voor haar geen zieke maar de ziekte:
‘Kreeg een maagbloeding. [...] Vanzelfsprekend werd er melk voorgeschreven. Kon weer van voren af aan beginnen. Melk is goed voor elk. Spotje van de ster-reclame. Maar ik heb het geleerd. Traag maar grondig. Heb mezelf van u genezen.’ (p. 313)
Pam betrekt dus haar eigen gevoelens over haar vader en haar associaties bij melk bij de interpretatie van de Mammelokkerlegende. De melk uit de legende is het opgedrongen medicijn uit Pams leven, de vader is Pams vader. Waar het het derde belangrijke element uit de legende betreft, trekt Pam de parallel niet. Zij identificeert zich niet met de dochter en zal de geschiedenis niet herhalen; zij ‘zet 's morgens geen bakje melk voor de huisslang bij de haard’ (p. 311). | |
Gedaan ermee!Pams ‘bakje melk’ en het ‘bakje troost’ van de petemoei keren terug bij de uitleg die Monika van Paemel bij de Mammelokkerlegende geeft. Die geeft ze meestal naar aanleiding van vragen van interviewers over het schilderij dat op de omslag van het boek is afgebeeld: Jean-Jacques Bacheliers La Charité Romaine ou Cimon, dans la prison, allaité par sa fille: | |
[pagina 134]
| |
‘Ik ben het schilderij in Parijs gaan bekijken en wist meteen dat ik het omslag voor De vermaledijde vaders gevonden had. [...] Het illustreert één van de kernvragen uit het boek, namelijk of de vrouwen nog lang moeten toesnellen met “een bakje troost” als de heren door hun onmacht om menselijk te leven zover gekomen zijn dat hun vernielzucht, zelfvernieling dreigt te worden. Mijn antwoord hierop is (gedecideerd): “Gedaan ermee! Je verandert nu maar eens, want onze bloedeigen kinderen worden de eerste slachtoffers van deze toestanden!” Ik ben ook niet mals voor vrouwen die zich in een slachtoffersrol installeren en jammeren dat ze er toch niets aan kunnen verhelpen. Onzin! Je leeft en dus ben je medeverantwoordelijk voor wat er gebeurt. Krijg je die verantwoordelijkheid niet, dan kun je ze opeisen.’
Deze uitleg roept de uitspraken van de petemoei over medeplichtigheid en ‘op nee studeren’ in gedachten. In een interview met Ceriez herinneren Van Paemels uitspraken aan Pams ambivalente gevoelens over melk. Van Paemel refereert dan aan ‘the milk of human kindness’ uit Macbeth: ‘Daarin liggen zowel de vrouwelijke waarden vervat als de symboliek van de borstvoeding als laatste redmiddel. Maar de tijd is nu gekomen dat de dochters hun vaders niet meer redden.’ | |
De schaduwzijdeDe uitspraken die ik nu aangehaald heb, zijn nog steeds bedoeld als richtingwijzer bij de vraag hoe we de Mammelokkerlegende kunnen interpreteren nu deze een onderdeel is geworden van De vermaledijde vaders. Na de hachelijke poging om tot een interpretatie te komen van de interpretaties die de personages geven en na de uitleg van Monika van Paemel, is een antwoord op die vraag iets dichterbij gekomen. De kortste formulering van de verandering die de legende heeft ondergaan is: van barmhartigheid en liefde naar medeplichtigheid en misbruik. Monika van Paemel beschrijft de schaduwzijde van de legende. In De vermaledijde vaders zijn drie elementen uit de legende van gedaante veranderd: de vader, de dochter en de melk. De vader verandert doordat de aandacht wordt gevestigd op zijn misdaden. Al in de eerste versies van de legende staat dat de vader een misdaad heeft begaan, maar over wat hij dan wel misdaan heeft, wordt niet gerept. De vermaledijde vaders bevat het requisitoir, plus de bewijzen. De verandering van de dochter hangt hiermee samen. In de legende is de daad van de dochter louter barmhartigheid, en daardoor komt de vader tot inkeer en herroepen de rechters hun vonnis. Hier is de dochter een medeplichtige. Zij bedekt zijn misdaden met de mantel der liefde, en houdt ze daardoor in stand. De verandering in de symboliek van de melk blijft moeilijk precies aan te wijzen. Wel is duidelijk dat de melk in De vermaledijde vaders een dubbele uitleg krijgt. In De vermaledijde vaders, en in Van Paemels uitleg, staat | |
[pagina 135]
| |
de melk voor een heilzaam middel wanneer het dient om ‘het leven te behouden’, bij voorbeeld bij baby's of jonge dieren. De melk redt ook de vader, maar daar is de redding dubbelzinnig: de melk redt hem het leven, maar het redt hem ook van de aanklacht tegen al zijn misdaden. Melk maakt medeplichtig. | |
Ondanks alles, leven...Het laatste deel van het boek bevat ten slotte nog een passage die makkelijk met de legende in verband is te brengen: de gebeurtenissen met de jongen Jes(aja). Pam is met de trein op weg naar haar dochter en kleinkind en ze slaapt dan metJes. 's Ochtends ‘verstopt [Jes] zich onder het dek, hij slaat zijn been over haar heup en zoekt met zijn lippen haar borst. De verzonken tepels richten zich op, even is Pam getroffen door een lang vergeten gevoel, leven, ondanks alles, leven...’ (p. 389). Vooral door deze passage is het verhaal over Jes te lezen als een spiegeling van de Mammelokkerlegende. Jes is de tegenfiguur van alle ‘vaders’, hij verenigt alle positieve rollen die mannen kuruien hebben. Volgens George Adé is Jes ‘het mannelijk jong, dat op een dierlijke wijze naar innigheid verlangt’ én ‘een minnaar in zijn onstuimige onbeholpenheid’ en ‘een beschermer die omdat hij ook zoon en vrijer speelt nooit echt een geweldenaar zal worden.’ Jes maakt duidelijk dat de legende in De vermaledijde vaders niet altijd uitgelegd moet worden als een verhaal over medeplichtigheid aan de misdaden van de vader. Wanneer Cimon niet tot de vaders, de heren of de misdadigers behoort en Pero zich niet hoeft op te offeren, kan de legende een voorbeeld zijn van liefde en leven. Maar alleen dan. | |
LiteratuuropgaveDe verhalen van Valerius Maximus citeer ik uit Gedenkwaardige voorbeelden, zoo der Romeinen als de Uitheemsche Volken. Uit het Latyn vertaalt door A. Bogaert. (Amsterdam, 1721, 8o. Sign. kb Den Haag: 943 C 88, p. 292-294). Literatuur over de legende is te vinden via de Motif-index van Thompson (H807 en R81) en in de Enzyklopädie des Märchens, lemma Gefangenschaft. Hier is gebruikt: Georg Knaack: ‘Die säugende Tochter, Ein Beitrag zur vergleichenden Volkskunde’. In: Zeitschrift für vergleichende Litteraturgeschichte. Neue Folge - Band 12 (1898), p. 450-454; Alfons de Cock: ‘De Mammelokker te Gent’. In: idem: Studien en essays over oude volksvertelsels. Antwerpen (enz.), [1919]. p. 21-37 en p. 298-299 en Frans de Potter: Gent, van den oudsten tijd tot heden. Geschiedkundige beschrijving der stad. Tweede deel. Gent, [1884]. (Zevende reeks van: idem: Geschiedenis van de gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen). Van Paemels uitleg bij het schilderij van Bachelier komt uit het interview van Anne Geerts in Knack, 3 juni 1987. Het citaat van Ceriez staat in Haagse Post van 13 april 1985. Aad Nuis recenseerde het boek in De Volkskrant van 15 maart 1985. George Adé bespreekt het boek uitgebreid in Jaarboek Vlaamse literatuur 1985. Links P.P. Rubens: Cimon en Pero (zeventiende eeuw, collectie Rijksmuseum, Amsterdam), rechts B. Brussee: Mammelokker (1994)
|
|