Literatuur. Jaargang 11
(1994)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
De gezellige afzijdigheid
| |
[pagina 23]
| |
me’ niet op de ontleedtafel mogen leggen? Is er in de literaire wereld nog altijd angst voor het Buikhuizen-syndroom? Het was fascinerend te zien hoe Ton Anbeek met de verboden vruchten jongleerde, hij stelde dat de Nederlandse schrijver het extreme en exuberante mijdt en hij besloot zijn gedurfde overpeinzing met: ‘Omdat elke Nederlandse discussie moet eindigen met ethische vragen, wil ik tot slot dit aan u voorleggen: gesteld dat gematigdheid een eigenschap van het Nederlandse volk is, moeten we dat dan betreuren? Het levert misschien geen spectaculaire literatuur op, maar het heeft in het verleden mogelijk voorkomen dat het nationaalsocialisme veel aanhang vond. En het zal ons mogelijk in de toekomst behoeden voor racistische uitwassen en nationalistische eigenwaan.’ Ik dacht, heel interessant, Anbeek constateert dat de Nederlandse schrijver zich op het leven wil bezinnen en terugtrekken in de moerasdelta, waar het rustig en veilig is. Het riekt naar ouderwetse afzijdigheid. Ja, zei Anbeek later in de bar, dat was hem opgevallen. En er was kennelijk niemand in de zaal die had moeten denken aan wat Paul Scheffer had geschreven in NRC Handelsblad naar aanleiding van Harry Mulisch' toespraak op de Frankfurter Buchmesse. Scheffer had zich geërgerd aan de woorden van Harry Mulisch: ‘Het denkbeeld dat men in mijn land buiten het voetbalstadion “Holland! Holland!” zou brullen is volstrekt belachelijk. Daarom is het zo slecht nog niet in Holland. Als iemand in Nederland zou zeggen dat hij bereid is voor Nederland te sterven, zouden alle andere Nederlanders zich doodlachen.’ Scheffer schreef onder dit citaat: ‘Je kunt het niet vaak genoeg zeggen: in Nederland slaan we ons op de nationale borst, omdat we denken er geen te hebben. Wat betekenen zulke zinnen meer dan dat Nederland een lange periode van geslaagde neutraliteit heeft gekend, waarvoor een hoge morele prijs is betaald en zich daarna nogal zorgeloos door de oosterburen heeft laten overmeesteren. Het wil niet veel meer zeggen dan dat Nederland niet werkelijk bedreigd is en dat op de weinige momenten dat zulks wel het geval was, we het vermogen verloren hadden om de gevaren om ons heen te onderkennen.’ Ja, is het wel zo prachtig om als land zo wegwerperig te doen over deugden van moed en trouw, en wat lacherig te reageren als een van zijn schrijvers de grote Europese prijs voor letterkunde krijgt? De Nederlandse bescheidenheid heeft veel weg van zeer dubieuze zelfgenoegzaamheid en schijnheiligheid. Maar gelukkig is er nog altijd Rudy Kousbroek die in Vrij Nederland van 27 november zei: ‘Ik vind het ontbreken van nationale trots een lapzwanseneigenschap.’ Anbeek maakt vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog. Maar Nederland, dat tot en met mei probeerde zich neutraal en afzijdig te houden, heeft zich niet zo voorbeeldig gedragen. Uit Polen en Nederland zijn de meeste joden weggevoerd. Denemarken bijvoorbeeld heeft zich veel beter gedragen, maar het merkwaardige is dat Denemarken een heel nationalistisch land is en zelfs voor romantiek niet bang is. De Denen zijn een trots volk, zij hebben in hun referenda het arrogante Europa wakker geschud en ‘Juffrouw Smilla's gevoel voor sneeuw’, van de jonge schrijver Peter Hoeg, de grote mededinger van Nooteboom om de prijs van Europa, is een formidabel spannende, alom geprezen roman over sneeuw, Groenland, Denemarken en ‘volksaard’. Nationalisme kan ook zijn goede kanten hebben, zoals de Brits-Canadese essayist en romanschrijver Michael Ignatieff (wiens ‘Scar Tissue’ stond genomineerd voor de Booker Prize) in zijn spraakmakende BBC-serie ‘Blood and Belonging’ probeerde aan te tonen. Ik wil niet zeggen dat de Denen de Nederlanders ten voorbeeld moeten strekken; nee, wat ik wel meen, is dat het nodig is dat Nederland uit zijn warme cocon kruipt en zich toetst aan de boze buitenwereld. Dat ook Nederlandse letterkundigen zonder moralistische vooroordelen gaan bestuderen wat dat Nederlands nou eigenlijk betekent. Het goede en het kwade. Het is belangrijk. De Baltische landen bijvoorbeeld verwierven als eerste de vrijheid van de Sovjetunie dankzij hun taal en cultuur; dat was prachtig en ontroerend, maar minder lovenswaardig is sindsdien hun houding jegens Russen en anderen die niet hun taal spreken. Misschien dat men bij dit alles nog enige steun kan hebben aan George Orwell die in zijn beroemde essay over nationalisme uit 1945 zegt dat nationalistische gevoelens, of we willen of niet, bij iedereen bestaan. ‘Het is bovenal van belang te ontdekken wie men is, wat je gevoelens zijn en hoe je om moet gaan met de onvermijdelijk vooroordelen.’ George Orwell spreekt over de noodzaak tot morele moed om die vooroordelen te bestrijden. Hij schrijft: ‘De hedendaagse Engelse literatuur toont, wat de grote problemen van onze tijd betreft, hoe weinigen van ons bereid zijn die morele inspanning te leveren.’ De gedenkwaardige middag in Felix Meritis was te folkloristisch van aard om zich met nationale trots en eigenwaarde bezig te houden. Het vaderlands vertrouwen is groot. Het was een openbaring. |
|