Limburgsche sermoenen
(1895)–Anoniem Limburgse sermoenen– Auteursrecht onbekendIII. Algemeene opmerkingen over het dialect der Sermoenen. Hulpmiddelen.§ 6.Onze sermoenen zijn geschreven in eene soort van Middelnederlandsche schrijftaal, die evenwel zeer sterk Limburgsch is gekleurd. De schrijver noemt zijne taal ‘Dietsch’, dus met den algemeenen naam voor de Middelnederlandsche schrijftaal: in (en) ditschen (theodisce) 3a, 136b, 162a, 225b, 231b. Dat we met een voortbrengsel van Limburgschen bodem te doen hebben, blijkt uit de klank- en vormleer zoowel als uit den woordenschat ten duidelijkste. Eén bewijs voor vele: in het praeteritum der zwakke werkwoorden blijft d ook na harde medeklinkers: macde (fecit)Ga naar voetnoot1, velschde (falsavit); evenzoo in het suffix -ede (got.-itha, -ida): dipde (altitudo), stercde (vis). | |
§ 7.Onze kennis van de oude Limburgsche dialecten moeten we voornamelijk putten uit de volgende bronnen. 1. ‘Statutenboek van Maastricht van het jaar 1380’, naar ‘eene copie van omstreeks de helft der voorgaande eeuw’ uitgegeven door H.P.H. Eversen in de ‘Publications de la Société d'Archéologie dans le Duché de Limbourg’, t. III (1866), p. 260-335. M. i. het belangrijkste document voor de kennis van het Oostelijk Limburgsch der Middeleeuwen (aangehaald als Statb., naar de bladzijden der uitgave). 2. Het Leven van Jezus, uitgeg. door G.J. Meijer; Groningen 1835, met nalezing; Gron. 1838; het dagteekent uit de eerste helft | |
[pagina 12]
| |
der 14e eeuw en is de hoofdbron voor de kennis van het Westelijk Limburgsch der M.E. (aangeh. als LvJ.). 3. De dichtwerken van Heinrijk van Veldeke (Veld.): a. Sinte-Servatius-Legende, uitgeg. door J.H. Bormans; Maestricht 1859 (Serv.); b. Eneide, uitgeg. door Otto Behaghel; Heilbronn 1882 (V.-En.)Ga naar voetnoot1; c. liederen, uitgeg. door Karl Lachmann-Moritz Haupt in ‘Des Minnesangs Frühling’, 3e ausg. bes. von F. Vogt; Liepzig 1882. Om hun ouderdom (einde der 13e eeuw) zijn deze gedichten hoogst belangrijk, maar zij hebben hunne waarde grootendeels verloren door den toestand waarin zij ons zijn overgeleverd, en die als bekend mag worden verondersteld. Bovendien zijn de vormen niet altijd te vertrouwen bij een dichter die zoo vaak het oog en zelfs den voet naar Duitschland richtte. 4. Eenige stukken uit Maastrichtsche oorkonden der 14e eeuw; zie Behaghel, V.-En., s. XXXVIII. 5. Een en ander uit Sittardsche oorkonden van 1243 af, te vinden bij Martin Jansen, Inventaris van het Oud Archief der Gemeente Sittard I; Sittard 1878. 6. De levens van St. Kerstine en St. Lutgard, uitgeg. door Bormans, resp. Gent 1850 en Amsterdam 1857. Deze-beide dichtwerken, door Willem, prior van Afflighem, omstreeks 1400 vervaardigd, zijn betrekkelijk weinig dialectisch gekleurd en daarom voor ons doel minder gewichtig (Kerst., Lutg.). Men vgl. ook Ed. Slanghen, Bijdragen tot de Geschiedenis van het tegenwoordig Hertogdom Limburg; Amsterdam-Sittard 1865, en het in § 8 geciteerde werkje van Jongeneel, bijl. A. Het Oud-Maastrichtsch en Veldeke's taal zijn het laatst behandeld door Behaghel, t.a.p., s. XXXIX flgg.; men zie ook Bartsch in Germania V, s. 406 flgg., en Braune in Zschr. f. dtsch. Phil. IV, s. 249 flgg. De taal van LvJ., Kerst. en Lutg. is nog niet afzonderlijk besproken, maar in de uitgaven en in van Helten's Mndl, Sprkk. vindt men er een en ander over. | |
[pagina 13]
| |
§ 8.Van tegenwoordige Limburgsche dialecten staan proeven in Johan Winkler's Dialecticon (Nederland: Maastricht, Sittard, Roermond, Weert, Stamproi on Venloo; België: Helchteren, Tongeren, Hasselt, St. Truien, Zuurbeemden, Diest en Tienen), van Nederlandsch-Limburgsche in Joh. A. en L. Leopold, Van de Schelde tot de Weichsel (Maastricht, Ambij, Sittard, Roermond, Neeritter en Venray), voorts in werkjes van G.D. Franquinet (Maastrichtsch), Emile Seipgens (Roermondsch) e.a. Taalkundig behandeld zijn: het Maastrichtsch, door Franquinet in de Jager's Archief III, blz. 253 vlgg. (de beschouwing gaat uit van 't Nederlandsch); het Heerlsch, door J. Jongeneel, Een Zuid-Limburgsch Taaleigen. Proeve van Vormenleer en Woordenboek der Dorpsspraak van Heerle; Heerle 1884 (dit gaat eveneens uit van 't Ndl.; als bijlagen een paar stukjes uit ouden en nieuwen tijd); het Roermondsch, door Dr. L. Simons, Het Roermondsch Dialect, enz.; Gent 1889. Dit werkje is geschreven met het doel den Nederfrankischen (niet-Sassischen) oorsprong van het Roermondsch aan te toonen, een oorsprong waaraan niemand twijfelde. Het boekje is niet vrij van fouten tegen de taalkunde, maar er bestaat geen reden de juistheid der opgaven to wantrouwen. |
|