Het leven en bedryf van de wyze gek Klaas Nar
(1736)–Anoniem Leven en bedryf van de wyze gek Klaas Nar, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 195]
| |
wagens bekeeken. Van welke luijigheid Klaas den Hofpachter by geval hoorde klagen, en dus tegens hen uitvoer: Geef hen t'Avond hun Arbeids-loon, en laat haar gaan. Ja, zei de Hofpachter, daar meede zou ik hen zo vergrammen, dat ze my niet dan allen onheil zullen toewenschen. Wel, vervolgde Klaas, laat 'er wenschen datze kunnen, daar mede hebbenze noch niet datze gaeren hadden. Voorts zult gy tot hen zeggen: Lieve Mannen, ik had u gehuurd om myn Arbeid te doen, maar niet om de Uuren van den Dag te tellen, en om de Ruiters en Wagens te beschouwen, wyl ik dat werk zelfs zonder iemants hulp, kan verrichten.
| |
Tweede Toeval.ZIende dat een arm Burger zyn Varkentje, dat hy van de Speen af met Rogge-Zemel en andere kost had opgevoedt, eenig koorn op de straat voorwierp, en dat het Dier het met zyn Snuit schoon oplas, zo zeide hy: Wat ik zie; dat Varken is zo zindelyk noch lekker niet als ik, het eet als een Hondt van de Straat, en leest zyn kost uit den drek op. Ik geloof al wierp men het een Wittebrood of wat beters voor, het zou zich daar niet eens na omkeeren; want | |
[pagina 196]
| |
den drek smaakt hem beter dan ze my doen zoude.
| |
Derde Toeval.EEn Hofdiender zei op een Avond tegens hem: Klaas, gy zyt hongerig, komt hier, ik zal u een Wittebrood met Amandel-kernen kaauwen, wat wilt gy my daar voor wederom kaauwen? Ik zal u, antwoorde hy, Zwyne-veesten en Boere-vygen kaauwe, dat zyn rechtschapen brood-dronke Beetjes voor u en uws gelyk.
| |
Vierde Toeval.OP een tydt was'er iets uit de Keuken gedragen, 't geen de Kok vermoede dat het zyn Knaap gedaan had. Des Klaas, zo haast als hy dit gewaar wierdt, zeide: Ik weet wel wie het gedaan heeft; maar ik mag het niet zeggen. Van de Kok gevraagt zynde, waarom; Zo gaf hy tot antwoord: Om dat ik eens in zyn byzyn een Glas Wyns uitdronk, en van hem niet Verraden ben; en derhalven wil ik hem ook getrouw zyn. Fluks begon men hem met Garden te dreigen, op dat hy zeggen zoude wat hy wist. Hier over wierd hy zo verschrikt, dat hy dus uitvoer: Gy moogt het de Hond, die geen Ooren, of die, die geen Staert heeft, vragen; want den eenen is zo redelyk als den ander. | |
[pagina 197]
| |
Vyfde Toeval.ZIende in een zeer grooten Spiegel, niet meer dan de helft van zyn Beeldt; zo liet hy dit van zyn tong springen: O bloedt van ganzen! wist ik wie de helft van myn Lyf gehouwen heeft, ik zou hem weder een hooftsstukje zien laten, dat hy in de eeuwigheidt myner daar by zou gedenken. Een Hoveling dit hoorende, greep hem by de handt, en brogt hem by een Schildery, daar in zich een Vorstelyk perzoon ook niet veerder dan het halve Lyf vertoonde, zeggende: Deze vroome Heer is van de Boeven ook aan twee stukken gehakt; echter is hy geduldig, en poogt zich aan niemant te wreeken. Ja, gaf hy tot antwoordt, ik weet wel dat men andere lieden queldt; maar my, naardien ik een Gezel ben, moest men het niet doen; wyl het met my en myns gelyk, niet goedt scharszen noch scheeren is.
| |
Zesde Toeval.RYdende met een aanzienlyken Hofraad, in den Oegsttydt, terwyl men doende was om de Akker-vruchten af te snyden, en in te voeren, zo vraagde hy: Lieve Heer, zeg my doch, waarom snyden de Boeren het Stroo eerst af, en binden het daar na weder by elkander? Het ant- | |
[pagina 198]
| |
woordt was: Myn zoete Klaasje, die Lieden snyden en houwen onzes Heeren Goederen af. Wat zegje, vervolgde Klaas, zouden de Boeren onzes Heere Goederen afsnyden? Dat moesten zy blyven laten; en zo haast zullen wy niet in 't Slot gekomen zyn, of ik zal het aan Heer Frederik openbaaren, die zal de Reekels daarom straffen, en eerst in den Tooren sluiten, en daar na de oogen doen uitsteeken.
| |
Zevende Toeval.EEnige Dronke-Bloeds schonken hem een dronk Wyns uit een Tinne Kan, op welkers Bodem het Beeldt van onze Lieve Vrouw afgebeeld stondt; Hy dit ziende, vraagde wat dat voor eene was die in de Kan verdronken lag? Het antwoordt was: Het is het Beeldt van onze Lieve Vrouw. Meent gy, vervolgde Hy, dat onze Lieve Vrouw een Bier-Vlieg is, gelyk als wy Gekken zyn? Zeeper, ik zag veel liever een Wolf op de Heide, dan het Beeldt van onze Lieve Vrouw, in een Tap-Kan. |
|