De kweelende godin, of de zingende leyster
(1750)–Anoniem Kweelende godin, of de zingende leyster, De– AuteursrechtvrijVoys: Vrienden wild dit Lied aanhooren.
Tyter aanhoord mijn droeve klagen,
Van al het geen ik moet verdragen,
In den Huwelijken-staat,
Van een Wijf zeer boos en kwaat:
Dat staat nu in het regt beschreven,
Dat al het geen zy heeft bedreven,
Zint dat ik haar gaf mijn trouw,
Ik meen ik had een Rijke Vrouw
| |
[pagina 87]
| |
Een Engels Kuyfje twee Pedanten,
Eenen Ring met Diamanten,
Een paar Pikleer-schoenen net,
Droeg mijn Juffrouw Elizabeth;
Drie, of vierderhande Kleeren:
Wie wou zo geen Juffrouw eeren,
Van alles had Elizabeth,
Daar kreeg zy mijn mee in het net.
Een Paveljoen met agt Gordijnen,
Spaanze Stoelen twee Dozijnen,
Tin en Koper niet te min,
Boven al had die Goddin,
Maar het lee pas drie, vier Weeken
Mijn Hert scheen van rouw te breken
Al het Huysraad was gehuurd,
Wierd terstond weer t’Huys gestuurd.
De Bedverkoper zonder falen,
Kwam terstond liet Bed weer halen,
Met de Timmerman zeer koen,
Taste na het Paveljoen
De Tinnegieter na behooren,
Yder dee daar zijn devooren,
Denkt hoe dat ik was ontsteld,
Yder een kwam om zijn Geld.
Nog twee Hemde boven-krage,
De kleermaker die kwam vrage,
Om het Geld al van zijnen naat,
de Schoenmaker liep op Straat:
Indienje mijn niet wil betalen,
Ik zal het van jou Huyd of halen,
Of jouw lief is of berouwt,
Met de Schuld ben je Getrouwt.
Ik had nog twintig Pond aan Schyven
Ik dogt zo een Heer te blyven,
Ik lietze by mijn Broeder gaan,
Die heeft haar terstond voldaan.
| |
[pagina 88]
| |
Maar toe ik yder had gegeven,
Kwam ‘k by haar met schudd’ en beven,
Het overschot bleef voor my,
Een Schelling gelooft het vry.
Om het regt bescheyd te weeten,
Mostik nog minnelijk spreeken,
Woorden alzo zuyker-zoet,
Wel en hebje dan geen Goed,
Daar je ging zo uyt-gelezen,
Boven yder een geprezen,
Ja geagt van Jonk en Oud,
Toe sprak zy met Woorden stout.
Jonkman, je moet dat niet beklagen
Bedrog ziet men alle dagen
Yder doet al wat hy kan,
Om te krijgen eenen Man,
Ja met liegen en bedriegen,
Zoeken zy hen in slaap te wiegen,
Of jou leet is of berouw,
Al evenwel ben ik jou Vrouw.
|
|