De kweelende godin, of de zingende leyster
(1750)–Anoniem Kweelende godin, of de zingende leyster, De– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
Stem: De Groene Boer.
Wyn en Boer, ô plijzier!
Aan een vette Dis,
ô Vermaak, Voor een Snaak,
Zo als ik,
Hy gezwind, Tap een Pint,
Want het smaakt zo fris,
Kijk hoe eel, Smeer de keel,
Veeg, en lik,
Voor de Man, voor de Man, voor de Man,
Vry een Kan, vry een Kan, vry een Kan,
Vry een Kan, Kan, Kan, Kan,
Voor de Man, vry een Kan, of een Ming’les-kroes.
Drinkt en klink avoes, avoes.
Dat is leeg, Met een veeg,
Nu weer vol gedaan,
In het rond, Maakje Mond,
Weer klaar,
Bachus Nat, Uyt het Vat,
Ja al was ’t een Vaan,
Hy Sinjoor, Dat’s u voor,
Kijk hoe raar,
Deze Fluyt, deze Fluyt, deze Fluyt,
Die moet uyt, die moet uyt, die moet uyt,
Die moet uyt, uyt, uyt, uyt,
Deze Fluyt, die moet uyt, of het is geen been,
Dat is by me keel weer leeg.
| |
[pagina 63]
| |
Drie is regt, voor de Knegt,
Van Silenus-vrind,
Helden kom, Want de Trom,
Roept ons al,
Tot de Strijd, Weest bereyd,
Die Godt Bachus mind,
Slobber op, ’t Is een pop,
Zonder gal,
Met een zwink, met een zwink, met een zwink,
Alle drink, alle drink, alle drink
Alle drink, drink, drink, drink,
Met een zwink, alle drink, deze koele Wijn,
Hy wie wou ‘er dood voor zijn.
|
|