De kweelende godin, of de zingende leyster
(1750)–Anoniem Kweelende godin, of de zingende leyster, De– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
Op een aangename Voys.
Wel wat word men nu gewaar,
Wat de Zonne-stralen schijnen,
Lon la la laridideda,
Van de Valsche-muntery,
Zy meenden ook te wezen vry,
Van toere loere la, Ut re mi fa sol la.
Zy waaren met een Complot,
Met haar zessen wild dit weeten, Lon la &c.
Zy gingen van Antwerpen of
Te Brusselen na het Hof, Van &c.
Zy luy zaten hier voorwaar,
Te Brusselen wild dit weten, Lon la &c.
Zy luy zaten op de Poort,
Zy moesten eeten drooge-brood, Van &c.
De Silver-smit in de Vinke-straat,
En wild hem ook niet vergeten, Lon la &c.
Want hy heeft ook mee gedaan,
Om de valze Munt te slaan, Van &c.
Een Koopman op de Markt voorwaar
In een Zitze-winkel wild weeten, Lon la &c.
Want hny heeft ook mee gedaan,
Om de valze Munt te slaan, Van &c.
Valze-munters komt nu by,
Zonder schrik en zonder schroomen, Lon la &c.
Waar is nou uw Geld en Goed,
Dat gy nu verlaten moet, Van &c.
|
|