Een koopman in Venetië

[p. 212]

[Teksteditie]

te respondo così eo,
so sal ic u antworden,

^765-74secondo che dize quilla donzella,
na dat seget die jonge jonffrouwe,

clamata Hester e molto savia:
genoempt Hester ende zere wijs:

‘O Signore myo e vero Dyo,⁺
‘O Here ende min warechtich God,

in Vostro dixione omni cosa posito
in Uwen worden alle dinch es geseet

e in quillo nisuna persona
ende in dien en es egheen persoen

qui podisse resistere la Tua potencia
di mochte Uwe macht wederstaen

e contra dire Tua voluntate.
ende wederspreken Uwen wille.

Perché omni cosa in una parole,
Want alle dinch in enen worde,

li celi e terra, Tu ha' facti
die hemele ende die eerde, hebt gemaecht

e persò nisuno pyù potente.’
ende daromme so en es niemant mechtegere.’

E così in quil essere sono stabili,⁺
Ende also in dien wesene sijn si staende,

sempre may permanente
ewelike blivende

765-74 Het gebed van Koningin Ester staat in de Vulgaat in het bijbelboek Ester 14, 3-19 (vgl. Bijbel 1995: 578, vs. 11-24). De tekst komt meer overeen met het hieraan voorafgaande gebed van Mordechai (Mardochaeus). Zie in de Vulgaat, Boek Ester 13, 8-11 (vgl. Bijbel 1995: 578, 2-8). De uitspraak waar het hier echter om gaat (in 774) komt ook in het gebed van Mordechai niet voor.

+ f.44v

+ f.45r

772 Voor enen: v (of W) doorgehaald
775 Na si: kl.. ende doorgehaald