vormt een aanwijzing dat hij de Latijnse school geheel of gedeeltelijk heeft doorlopen. In ieder geval kende hij Latijn. Kort samengevat: vermoedelijk is de schrijver een behoorlijk geschoolde Zuid-Nederlandse koopman die stage loopt in Venetië.
Het opvallendste kenmerk van deze tekst is de tweetaligheid. De auteur schreef, zoals gezegd, Italiaanse zinnen en plaatste daaronder de Nederlandse vertaling. Het eerste doel is ongetwijfeld geweest: het leren van een vreemde taal, in casu Italiaans. Het overtuigendste argument hiervoor is de passage van de cijfers en getallen, waarbij tot (honderd)duizend wordt geteld en waarbij alleen het Italiaans voluit geschreven is. Naast het leren van Italiaans - een proces dat als een rode draad door heel de tekst loopt - dient de inhoud nog een ander didactisch doel. De onderwerpen die behandeld worden zijn situationeel gebonden: ze hebben alle te maken met de koopmanswereld. De functie van de tekst is dus in de eerste plaats die van een leerboek, in het bijzonder een taalleerboek, maar tegelijkertijd worden de leerling praktische zaken met betrekking tot zijn beroep bijgebracht. Een methode die wij tegenwoordig communicatief zouden noemen, dat wil zeggen een taal leren, niet vanuit de grammatica, maar vanuit de (fictieve) praktijk. Een Berlitz avant la lettre!
Een tweetalige tekst dus. Het lijdt geen twijfel dat het boek met betrekking tot dit punt in de traditie staat van meertalige gespreksboekjes. Aanknopingspunten werden gevonden in de op Nederlands grondgebied ontstane Livre des Mestiers (Frans-Nederlands) en het op Italiaanse bodem verschenen Italiaans-Duitse Sprachbuch. Echter, na analyse van de verschillende werken kon, op enkele overeenkomsten met het Livre des Mestiers na, geen directe verwantschap worden aangetoond tussen het Koopmansboek en deze gespreksboekjes. De auteur is zeker bekend geweest met de traditie, maar het gaat te ver om een bepaald gespreksboekje als directe bron aan te wijzen. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat het om een originele tekst gaat. Dit soort gespreksboekjes zijn typische gebruiksvoorwerpen en er is uiteraard veel spoorloos verdwenen. We kunnen dan ook alleen maar gissen naar de wijze waarop het Koopmansboek tot stand is gekomen.
Denkbaar is dat hij verschillende bronnen, zoals bloemlezingen van allerlei soort, tot zijn beschikking had en dat hij daaruit - misschien slechts ten dele - zijn boekje heeft samengesteld. Hierboven (p. 84) is al gewezen op de talrijke florilegia die gedurende de Middeleeuwen in omloop waren en, niet te vergeten, op het zeer getrainde geheugen van de middeleeuwer, waardoor hij als het ware een persoonlijk florilegium in het hoofd opsloeg.
Ook is het mogelijk dat de auteur een vergelijkbaar boekje onder ogen heeft gehad, waar hij dan dankbaar gebruik van heeft gemaakt. Dat zou zelfs een anderstalige tekst geweest kunnen zijn, die hij, geheel of gedeeltelijk, in het Italiaans en vervolgens in het Nederlands heeft omgezet. De vele correcties, zo-