Den vermakelycken opdisser. Deel 2(1677)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Vermaeckelijcke Zangh. Toon: Couragie. I. HEer! wat is dit voor een dag; Zou 't wel Allerheilgen weezen? 't Volckje loopt zo drok als 't mag, Om de drommel te beleezen, Die, in 't Klooster staag regeert, Daer de Bruyd het zoenen leert. Couragie, Couragie, Couragie. II. Zuster, koom, het is hoog tijd, Omje maagdom eens te wagen. [pagina 118] [p. 118] Lang genoeg zijt ghy gevrijd; Waar toe doch het pak te dragen, Datje nut noch voor deel geeft, So lang ghy alleenig leeft. Couragie, Couragie, Couragie. III. Twee paer Schoenen voor een Bedt, Houd men voor de grootste zeegen; Die, wanneer de Trouw haar zet, Ooit een Vryster heeft verkreegen, Of ooit Vryer wenschen kan. Lustig liefje, waag het dan. Couragie, Couragie, Couragie. IV. Vraag de Bruyd eens morgen vroeg, [pagina 119] [p. 119] Als de Son begint te bloozen, Hoe dat zich heur Kraeyer droeg, In het plucken van 'er roozen. 'k Wed zy zeggen sal: Vriendin, 't Opper zoet schaft ons de Min. Couragie, Couragie, Couragie. V. Vrienden, maakje keelen klaar Om, met my, die Fluit te veegen. Veel gelucx genoegzaam paar, 'k Wensie soo veel heil; en zeegen, Als'er druplen waaters zijn, In de Maas, en in de Rijn. Couragie, Couragie, Couragie. Vorige Volgende