Den vermakelycken opdisser. Deel 2(1677)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Op haar wel singen. WEl hoe Galind' wat 's dit? dat gy, (tart Pan siin Fluitje) Het Veld, en Somer-groen, door u gesang verheugt. En door u stem verdooft het aldersoetste Luitje: Ei! sagt miin Herderin genoeg miin Jonge Jeugt So piinelik gequelt, so straf in min doen klagen, Ei hout u keeltje, of Thessander ziigt ter neer; Gy hebt door uwe stem miin Geesjes weg gedragen, Mint gy miin Leven, Lief, soo troost het lichaam weer Dat nu, als Weduwloos, de bange Ziel moet derven, Wanneer Hy dag, en nagt is door u oog geboeit. En wis soo sal het rif als ziele-loos versterven, Nu gy door u Gesang miin laatste vryheit snoeit. Vorige Volgende