Den vermakelycken opdisser. Deel 2(1677)–Anoniem Koddigen opdisser, Den– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] Aen Rodemont Op 't af-vallen van haer Koussebant. WErd u Vryer u ontvryt, Rodemontje, dat het bantje Van u Kousje u ontglyt? Dat ick gare met mijn Hantje Weer wil voegen daer het hoort: Agh! kon ick u hier door binden Om mijn Lief een Zegel-woort Voor ons beyder Min te vinden, Om ons Geesjes staeg te saem Als een tweeling te geleien, [pagina 104] [p. 104] Om mijn Rodemontjes naem Noit van Lucius te scheien: Maar wat seg ick? neen u Hert Koelder als de koele stromen, Baart miin Zieltje smert, op smert, En miin Vrydom is benomen, Daarom, soete Rodemont, Laat ik eens u Kousje binden; En wilt ghy de Minne-wont Van miin Jonge Ziel verbinden: Knoopt u lusjes aan de miin, 'k Wed het Bantje sal noit glyen, En gy sult versekert ziin Dat men noit u Lief sal vryen. Vorige Volgende