Jong Dietschland. Jaargang 13(1910-1911)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 154] [p. 154] Aan Moeder Gekruiste Jesu (Herinnering uit Oostakker) Mijn Jesu, levend-groot op 't zwarte kruis geklonken uitrekkend schamelnaakt uw doodgemarteld lijf, uw haar en baard van 't dik gestolde bloed zoo stijf en 't doornen-hoofd zoo zwaar op de open borst gezonken, hoe deerlijk hangt ge daar dat steenen harten schreien om U, ellendig als nooit menschenkind en was, die op uw arrem hoofd de schuld van gansch een ras geladen hebt en uitgeboet, uit medelijen. O Liefde! sterk genoeg om zulk een reuzenlijden, dat gansch een wereld weegt, onwrikbaar te doorstaan en zonder van zijn mond een klacht te laten gaan, in zich den levenskamp van duizenden te strijden, wat zijt Ge schoon, met al die schrappen en die wonden gegeeseld in uw vleesch, gestoken met het staal, om door alle eeuwen in mysterie-zoete taal uw overwinning aan de zwakken te verkonden. Wat rijkdom zit er in uw arremoe verdoken, o naakte Jesu, en wat glorie in dat hout, waaraan Ge nauwlijks met het kranke lichaam houdt, waarop de zonde zich zoo bitter heeft gewroken. Hier wilde ik uren lang met weenende oogen staren naar U, waaruit almachtig 't schoonste lijden wenkt, totdat ik aan uw voet met tranen had gedrenkt den grond waarop verlaten treuren doode blaren. 10 October 1910. Jef Crick. Vorige Volgende