Jong Dietschland. Jaargang 4(1901-1902)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 320] [p. 320] De Scheldemolen. Daar staat hij stijf de molen En daagt van op zijn dijk De Schelde uit en de Durme Met vier arms te gelijk. Daar staat hij pal te waken Volschoon met grijzen kop En bruine ronde rompe Met plekken mos erop, Hij kijkt naar al dat water Dat klotsegolft beneên, En hoe de scheepkens schuiven, Al zeilkens bont dooreen. En naar die notelaren Langsheen den waterkant, En naar die lage dakjes, En 't wijde, wijde land. En hoe de kindjes woelen In 't zand van zijnen dijk [pagina 321] [p. 321] En geren putjes graven En dansen al gelijk. Hij ligt me aan 't hert die molen En 'k groet zijn grijzen kop, En 'k zie met lust zijn rompe Met plekken mos erop! Herman Broeckaert. Weert 13 Juni-02. Vorige Volgende