nummer Dietsche Warande en Belfort) schrijft A.Cuppens: Ik en weet niet welke vortruikende wind er sinds eenigen tijd aan 't waaien is over onze gezonde dietsche landen...
Wij waren zoo fier over onze reine letterkunde.
Wij mogen wel een toontje lager zingen; een deel van ons opkomend schrijversgeslacht is aan het beproeven om ons volk te bederven.
‘Ons Leven’ ook breekt op prachtige wijze de ‘Arenden’ van Alvoorder en tutti quanti af.
Het is de taak der Katholieke Vlamingen om tegen die booze letterkunde op te komen. Eene eerste vereischte is natuurlijk de kennis der taal... Allen dus de taal bestudeerd, in de school of te huis, gedurende den schooltijd en vooral gedurende de vrije dagen van het verlof. Sticht onder malkander bibliotheken, koopt te zamen tijdschriften, leent elkaar boeken, studeert en werkt, geduldig, gestadig, moedig, allen bijeen in onderlingen steun en hulp.
Zoo bereiden we voor Vlaanderen een heerlijke verrijzenis en het Paaschfeest van ons volk.
- Jong Vlaanderen drukte in zijn nummer van Maart 11. een artikel dat den lezer onwillekeurig naar den kop van 't blad kijken deed, om te zien of het woord katholiek er nog stond! Hoe jammer!
- De heer Edward De Keyzer heeft Sienkiewiez, Lux in tenebris lucet in het Nederlandsch goed vertaald en rechtuit gezegd Sienkiewiez, heeft betere werken geschreven dan deze kleine novelle, die niets buitengewoons bevat.
De stoffelijke uitvoering van het werkje is goed verzorgd.
- De Heer De Lille zond aan zijne Duimpjesfamilie twee puike werken: Gusten van E.H. Mervillie, en Herinneringen van een Dienstmeisje van Mathilde (Melati van Java).