Jong Dietschland. Jaargang 4(1901-1902)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] Ziek weer. Vol diepe groeven ligt de baan, Vol slijk en schuim beklad; En druppend nat Beeft ieder blad Met eenen dikken perel aan. Het weer is ziek; omhoog geen plekske blauw, Het schuift daar bruin en grauw En schaliepeersch dooreen Het schof, en hier beneen, Het is of alles treurt, en zucht met luid geween. Het weer is ziek; altijd geplets Van schuins gezweepten regen; Het ligt en hangt äl flets In éénen gladden dras Opeen, ineen geslegen, Dat najaars veldgewas: En daar, die notelaren, Bij reken langs den dijk, Hun bruin gespikte blaren, Ze vliegen in het slijk; En daar die lange linden, Ze worden stilaan bloot: Acharm! mijne oogen vinden Alom een beeld der dood. Ik zoek een straalke zonnelicht. Ik zoek wat rustig weer, Acharm! waar ik mijn stappen richt, 't Is ziek en.,......... God ter eer! Thielrode, October 01. Herman Broeckaert. Vorige Volgende