Publications de la Société Historique et Archéologique dans le duché de Limbourg. Deel 5
(1868)– [tijdschrift] Jaarboek van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 313]
| |
Middeleeuwsche Klokken en klokinschriften in het bisdom van Roermond.I.Schellen en kleine klokken dagteekenen uit de vroegste oudheid. Haar gebruik was bekend bij de Persiërs, Joden, Egyptenaars en Grieken. Bij de Joden droeg de hooge priester klokjes aan zijn statiekleed en de vrouwen versierden hare ooren met bellen. Bij de Grieken en Romeinen droegen de bachanten bellen aan hare armbanden; de halzen der ossen, paarden en ezels waren met klokjes voorzien gelijk nog heden onze vrachtpaarden. Strabo verhaalt, dat men te Rome het volk door eene bel vergaderde, bij het veilen van visch. In vele huizen, zegt Lucianus, werden de slaven 's morgens door het geluid eener bel tot den arbeid geroepenGa naar voetnoot(1). Bij lijkstatiën werd gescheld en rumoer gemaakt om de booze geesten te verwijderen. In de badinrichtingen te Rome gaf men een teeken met de schel dat de baden geopend werdenGa naar voetnoot(2). Er bestaat in ons vaderland geen oudheidkundig museum of men vindt er kleine schellen van ijzer of koper, die uit romeinsche grondslagen en grafheuvels zijn gedolven. De Romeinen noemden de klok tintinabulum en signum. Het duitsch woord glocca komt vóór de negende eeuw niet voor. Volgens de vernuftige gissing van Grimm is | |
[pagina 314]
| |
het af te leiden van clochen, dat is slaan of kloppen. Van daar ons nederduitsch woord kleppen voor luiden. In de anglosaksische taal wordt de klok glugga en in het yslandsch klucka genoemd. Bij de eerste Christenen nam de klok allengskens een godsdienstig karakter aan. Hare vorm werd grooter, haar doel edeler; zij steeg uit het innere der kerk op de hoogte van den toren. De oudste kerkklokken van Duitschland dagteekenen uit den leeftijd van den H. Bonifacius (722-755), die waarschijnlijk het gebruik der klokken uit Engeland medebragtGa naar voetnoot(1). De pontificaliën der bisschoppen uit de VIIIste eeuw bevatten reeds een ritus voor de zegening der klok. Synoden uit de IXde belastten de priesters met het luiden der klok op bepaalde uren van dag en nacht. In de Nederlanden waren de klokken reeds vroeger bekend. De diaken Godeschalcus, die omtrent 730 te Luik woonde, verhaalt dat op het tijdstip, dat de H. Lambertus in de abdij Stavelo (674-681) vertoefde, de moniken van dit sticht door eene klok, pulsato signo, werden naar het koor geroepenGa naar voetnoot(2). Ten tijde van Karel den grooten (794-814) bloeiden verscheidene kunstenaars, die in het gieten van erts en glas zeer bedreven waren. De meesten hunner waren moniken. Een kloosterbroeder uit de abdij St-Gallen, met name Tanko, goot eene klok te Aken, wier zoete tonen en schoone vorm door den Keizer zeer geprezen werdGa naar voetnoot(3). De legende verhaalt dat Tanko, wel eens zilver, wat onder het erts moest gemengd worden, vervreemde, | |
[pagina 315]
| |
waarop hij tot straf, onder het luiden, door het nederstorten van den klepel dood bleefGa naar voetnoot(1). Alcuinus, de leermeester van Karel den grooten, verhaalt in zijn werk De divinis officiis, dat men in zijnen tijd de klok luidde voor de plegtige missen, uitgenomen in de drie laatste dagen der goede week. In het jaar 1130 sloten de moniken van St-Servaas te Maastricht, met die van St-Amandus bij Doornik, een verdrag van liefdadigheid, waarin bepaald werd, dat men jaarlijks in de beide kloosters eene plegtige dienst zou houden voor de overledene broeders, cum signorum pulsationeGa naar voetnoot(2). Daaruit blijkt dat de kerk van St-Servaas toen reeds meer dan een klok bezat. De klokken uit de VIIIste en IXde eeuw hingen in geïsoleerde torens of hutten naast de kerk, zoo als dit nog heden in Rusland plaats heeft, of ook wel in boomen of aan houten stellaadjes. Zij waren niet voorzien van inschriften; zelfs vond men er den naam van den Heilige niet, aan wien zij waren toegewijd. Op de harmonie van de toonen werd in het geheel niet gelet. In de Xde eeuw waren de klokken minder zwaar dan in de XIde en XIIde eeuw. De grootste dagteekenen uit de XVde eeuw en later. Onder de zwaarste klokken der wereld telt men Antwerpen 8,000 pond, Maastricht 9,000 pond, Mechelen 10,000 pond, Brugge 11,500 pond, Keulen 15,500 pond, Parijs 16,000 pond, Weenen 21,500 pond, Rome 28,000 pond, Nowgorod 31,000 pond, Pekin 65,000 pond. De zwaarste klok, die ooit gegoten is, | |
[pagina 316]
| |
bestaat te Moscou; zij dagteekent uit 1653 en weegt 201,000 pond. De oudste klok met inschrift in Beijeren is die van Iggensbach, welke in 1144 gegoten werd. In Italië dagteekent de met een inschrift versierde klok van Si[e]nna uit 1159. In onze provincie had de voormalige raadhuisklok van Sittard het oudste inschrift. Zij werd in 1180 gegoten. Na verloop van tijd werden de inschriften der klokken menigvuldiger. De vrome middeleeuwen beschouwden de klok niet als een dood metaal, zoo als wij, maar als een persoonlijk wezen, dat ons met zijne welluidende stem toeriep, vermaande, waarschuwde, aanwakkerde. Van daar dat de klok gezegend, gedoopt en gezalfd werd; dat haar mantel van erts met allerlei vrome spreuken werd versierd. Aanvankelijk gebruikte men bij de inschriften de latijnsche taal; de letters waren meestal gothische majuskels. In de XIV en XV eeuw was de vlaamsche taal met kantige minuskels in voege. Sedert de helft der XVI eeuw regeert op de klok het latijnsch alphabet. De litteratuur der klokinschriften, die in onze dagen zich bepaalt bij vadsige jaarschriftenGa naar voetnoot(1) en eene hoogdravende opsomming van namen en titels der gevers, had in de middeleeuwen, buiten hare gewone bestanddeelen, hare eigene poësie. In de opschriften vond men de bestemming der klok, hare toewijding, den naam van den gieter en het jaar der fabricatie. De bestemming der klok was velerlei. Als civiel werktuig onderscheidde zij zich door de volgende hoedanigheden: | |
[pagina 317]
| |
Convoco, signo, noto, compello, concino, ploro
Arma, dies, horas, fulgura, festa, rogos.
De gemeente-klok, belfried, banklok, campana bannalis, riep het volk onzer heerlijkheden, steden en banken te zamen ‘te vuur, te water, te storm, ten strijde, te putte, ten hoogen gericht, te locht en te galge’. Zij was het teeken eener vrije stad, hetwelk den burgeren somtijds wegens opstand tegen den landheer werd weggenomen. Zoo beval keizer Karel V, in 1540, de vernietiging van Roland, de beroemde banklok van Gend, omdat zij geluid was geworden bij de revolutie. Men las op deze klok het volgende:
Roland, Roland bin ich genant,
Wenn ich kleppe so is brand,
Als ich lude orlog in Flanderland.
In hare civiele betrekking verkondigde de klok, de avonds het sluiten der herbergen en bij dag het kuisschen der straten. Op eenige plaatsen werd zij getrokken onder het ter dood brengen van misdadigers. Overal verkondigde zij de aankomst van gekroonde hoofden. Te Straasburg werd in 1473 eene klok gegoten om den raad naar het stadhuis te roepen:
Als man zahlt 1473 Jahr
Wär König Friedrich hie offenbar,
Da hat mich meister Thomas Jost gegossen
Dem Rath zu lauten unverdrossenGa naar voetnoot(1)
De banklok der kapel van St-Peter te Aken, werd ge- | |
[pagina 318]
| |
trokken ter afwering van gekken, dieven en moordenaars. Zij werd den 1ten Maart 1261 door Jacob de Croilles gegoten. Het inschrift luidt: † Horrida sum stolidis: latronibus ac homicidis: ad commvne: bonvm servio: dando sonvm: magister Jacobus: de: croilles nos fecit anno dni MoCCo: LXI: I kal. mar. In onze omstreken was de klok de onontbeerlijke getuige der blijde inkomst onzer oude dorpsheeren. Wij geven hiervan een staaltje. In 1553 kocht Paulus van Daele, ridder, uit handen van Cornelis van Berge, heer van Sevenbergen en Vorselaer, de heerlijkheid Grevenbroeck, bij Bree in de Kempen, en werd den 9 Nov. van dat jaar, in haar bezit gesteld. Hem werd bij die gelegenheid door het grafelijk leenhof van Curingen, in bijwezen van Stathelder en leenmannen: ‘ryse ende erde verleent, dat zeel van der groote clocke bannael gelevert, ende te klocke geluyt, na costuyme des lantrechts te vure, te water, te storme, ten stryde, te putte, ten hooghen gericht, ter locht ende ter galgen, ende so heeft derselve Heer Paulus die grote clock in properen persoon getrocken ende geluyd, also dat een gerecht erfheere tot sijnen hoghen Heerlicheyt toestaet te doen ende behoerlyck is te gescieden. Daernae is denselven van de rinck van der porte des huys van Grevenbroeck gelevert, alles in teycken van possessie, soe dat van alder gewoente is gescieden, triomphelyck ende hoeghelyck met solempniteyt ende graviteyt, naer Loensch lantrecht. Tegenwoordig Lambrecht van Mombeeck, substituyt stathelder, Claes van der Lamen, Johan van Gelmen, Aert van Mombeeck, en Mr Rogier Vaerlaer, leenmannen.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 319]
| |
Maar het is bijzonder op het gebied der godsdienst, dat de klok hare volle waarde geniet. Met regt draagt zij daar den titel van gewijd metaal. Daar is zij de uitdrukking van het algemeen gebed in den heerlijken tempel der natuur; de stem van het menschdom, dat uit dit dal van tranen de klagt des lijdens, gemengd met hoop en vertrouwen, doet stijgen tot den troon van den almagtigen God. Onverpoosd noodigt zij ons tot het gebed, tot den arbeid, tot de rust. Bij feestelijke gelegenheden zijn hare galmen zoet en welluidend als het lied van een jubelend choor. De bedrukte weduwe verheft het hoofd, de jeugd spoedt dartelend ter kerk, de zondaar werpt eenen blik van leedwezen in zijn beangstigd geweten. Heeft een ongelukkig gezin het kleed der rouwe aangetrokken, dan zucht de klok met de diepgekrenkte moeder, met den treurenden huisvader; hare klanken zijn dof en grievend als de kluiten, die op de doodkist rollen. Zoo dikwijls de klok onze ooren treft, mogen wij zeggen: Wederom een uur minder aan den dag mijns levens, wederom eene schrede naar het einde mijner baan. Uit de hoogte van iederen toren herinnert zij ons aan onze pligten, als mensch en als christen. Luistert wat de klok van Niederdorff, in Beijeren, ons toeroept:
Ich weck den Geist zur Schuldigkeit,
Ich sing den Leib zur Ruh,
Ich tön durch Luft und Wolkenstreit,
All Uebel fernen thu.
In de volgende verzen wordt het doel der klok, naar aanleiding van het Pontificale Romanum, zeer duidelijk gekenschetst:
Laudo Deum verum, plebem voco, festa decoro,
Tristes laetifico, tepidos juvo, funera plango.
| |
[pagina 320]
| |
Eene klok te Ulrum, provincie Groningen, droeg tot inschrift: † Defunctos † plango † vivos voco † fulgura frango En elders: † Funera plango, fulgura frango, sabbata pango. Te Biedenkop in Keurhessen leest men op de torenklok: Dum turbor, procul cedant ignis, grando, tonitru, Op de klokken van Mutsig, in den Elsas, leest men: Op de eerste:
In sante Mauriciën ere
So lute ich gar sere.
Op de tweede:
Gont nur in die Messe
Das Gott ewer nie vergesse.
De toewijding der klok aan God of zijne Heiligen werd gedurig in de inschriften herdacht. Bijna steeds was eene der klokken toegewijd aan den beschermer der kerk of der gemeente. Eene klok te Oxford, in Engeland, was gededieerd aan den H. Thomas: † In Thomae laude
Resono bim, bam, bom
Sine fraude.
De klok te St-Pauls, in Tyrol, draagt tot opschrift: † Anna Maria heiss ich,
Alle Wetter weiss ich,
Alle Wetter vertreib ich,
In St-Pauls verbleib ich.
| |
[pagina 321]
| |
Op de klok van Nunen, bij Helmond, leest men: † Jhs Maria [...]
En cano voce pia quod dicor sca Maria,
Ad mea festa veni qui vis de morte tueri,
Signat MCCCC decem noviesque
Annum quo Nuenen venientis jan: fuit actor.
Andere klokken drukken eenen vromen wensch, eene zegening, eene zedelijke waarheid uit. Eene klok, te Bilsen, in 1535 gegoten, heeft: † Amor is mynen naem,
Myn geluyd sye God bequaem,
Al soe veer men my sal horen luden,
So wil God alle dyngen behueden.
My heeft gegoten Jan Waghemans van Mechln.
Op eene klok te Borgloon, in 1406 gegoten, leest men: † Los: sum: formata:
Nec: non: Benedicta: vocata:
Sit: me: pulsata:
Cunctis: benedictio: lata:
Anno: dni: M.CCCC: VI.
De groote klok van Eyckenbilsen, die vroeger hing in het stift van Munsterbilsen, heeft, naast eenige afdruksels van oude geldmunten, het volgend inschrift: † Fusa. sono. grata.
Sum. Landrada. vocata.
Sint. me. pulsata
Procul. hinc. mala cuncta. fugata.
De stad Luik bezat bijna duizend torenklokken in de vorige eeuw. Twee harer, merkwaardig om haren ouderdom, ontsnapten in de fransche Revolutie aan den | |
[pagina 322]
| |
algemeenen vloed der verdelging. Zij werden geplaatst in de domkerk van St-Paul. De eerste, over een tiental jaren gesprongen, heette Paula, en had tot opschrift: † Fulgura terrores coeli variosque timores
Pellat Paula suo divino predita sono.
Anno domini M.CC.LXXV mense junio
Mgr. Io. me fecit.
Deze klok luidde do. Hare gezellin, Concordia, die zich nog te St-Paul bevindt, zong re en had tot inschrift: † Concordans socie merito Concordia dicor
Nvbilia tristitie pellens relevo popvli cor.
Anno domini M.CC.LXXV menso julio.
Jon et Gerardus Leod. me fecerunt.
Eene derde klok in 1283 gegoten, hangt ter zelfder stede in de kerk van St-Denis. Haar inschrift luidt: Si. mapellen. Mareie. si. sui. sacrée. et beneie Aloire. Kon. me. sonerat. li. tempesta. dipartirat. 1283. ert. Ke. me. fondiren. li. doi. Johan. Klokken uit de XIIIde en vroegere eeuwen zijn zeldzaam. Er bestaan weinig voorwerpen van erts, die zoo veel hebben geleden als de klokken. Oorlog, brand, oproer des volks, het onhandig luiden der kosters hebben eene menigte dezer klankwerktuigen te gronde gerigt. Hun metaal werd gebruikt tot gieten van geschut of tot slaan van munt. De inschriften gingen verloren. De zeldzaamheid zet dus nog gewigt bij de waarde der oude klokken, die aan tijd en vervolging ontsnapt zijn. | |
II.Wij deelen hier de oudste klokinschriften mede, die wij of persoonlijk in de parochiekerken onzer provincie | |
[pagina 323]
| |
afschreven, of door tusschenkomst van behulpzame vrienden in bezit kregenGa naar voetnoot(1). Wij laten dezelve voorafgaan door de vermelding van de patronen der kerk, die meestal op de klokken te vinden zijn, en van de collatoren der pastorij, die in vele parochiën de groote klok leverden. Onze verzameling, wij bekennen het vrij, is niet volledig. Maar wij hopen, dat onze medebroeders, de heeren geestelijken, ons het ontbrekende, ter publicatie eener nieuwe lijst zullen toezenden. Zie hier in afwachting, het verzamelde:
AFFERDEN. Patronen der kerk de HH. Cosmas en Damianus. Collator de heer van Afferden. Van de drie torenklokken draagt de kleinste het inschrift:
dor dat vier byn ick gevloten
peter van trier heft my gegoten
Ao 1616.
BAEXEM. Patroon der kerk de H. Joannes de Dooper. Collatrix de vorstin-abdis van Thorn. Er zijn twee klokken; op de groote staat: † jacop. maria. vocor. anno domini. BEMELEN. Patroon der kerk de H. Laurentius; collator het Kapittel van O.L. Vrouw te Maastricht. Tijdens de fransche omwenteling werden de twee torenklokken weggevoerd. De oudste droeg tot inschrift: † sinte Laurens heisch ich
Johan van Trier goess mich
Ao Dni M. Vc. XXVIII.
| |
[pagina 324]
| |
Eenigen tijd later werden de klokken, die de Fransche civilisateurs uit alle hoeken van het departement hadden bijeengesleept en die niet versmolten of verbrijzeld ware[n], te Maastricht publiek geveildGa naar voetnoot(1). De juwelier L'Herminotte kocht alsdan voor de kerk van Bemelen eene klok afkomstig uit Groote-Spauwen, dragende tot inschrift: † Ad Majorem Dei gloriam et honorem divae Virginis et S. Lamberti patroni, labore † et subsidio Tilmanni Georgii hujus ecclesiae pastoris, expensis communitatis renovata 1624. † Ora pro nobis beate Lamb. patrone. Ora pro nobis beata virgo Maria. BESEL. Patrones der kerk, de H. Gertrudis, abdis. Op de oudste klok uit 1442, leest men: † anno domini M.CCCC.XLII † IHSVS maria † iohan clockgeter. BUCHTEN. Patrones der kerk de H. Catharina; collator de proost der stiftskerk St-Barthelemy te Luik, ten gevolge eener schenking van bisschop Balderik uit het jaar 1031Ga naar voetnoot(2). De groote klok is versierd met zeven medaillons, waaronder vier met afbeeldingen der Relikwiën van Aken, eene facies Christi, eene H. Barbara en een H. Martinus. Het inschrift luidt: † vocor bartholomeus † anno dni XVc XIII fusus facta per me gregorium de treveri. Op de tweede klok, die versierd is met het beeld der H. Maagd en met een medaillon leest men: † Maria heisschen ich
† tzo den dyenst Gotz luden ich
† den duvel verjagen ich
† gregorius van trier gois mich.
| |
[pagina 325]
| |
De kleinste klok van Buchten is zonder inschrift; zij heeft den vorm van eenen bijenkorf en schijnt zeer oud te wezen.
CASTENRAIJ. Kapel onder Oirlo, toegewijd aan den H. Mathias. Men las op het torenklokje in 1867 hergoten, als volgt: † anno dni M.CCCC mensis septembris die vigesima secunda et est anna vocata. ECHT. Patroon der kerk de H. Landricus; collator sedert 968 het stift van St-Servatius te Maastricht, en sedert 1244 de abdis van het Munster te Roermond. De oudste klok, wegende 1025 ned. ponden, dagteekent waarschijnlijk uit het jaar 1272. Zij draagt tot inschrift den volgenden roep der geloovigen aan Christus: † VenI reX gLorIe CVM paCe De heer G. Peeters verhaalt in zijne Geschiedkundige beschrijving der gemeente EchtGa naar voetnoot(1), dat in het jaar 1397 eene bende Luikenaren in Gelderland vallende het versterkte stadje Echt verwoestten, de klokken uit den toren haalden en vele kostbaarheden medenamen. De geschiedschrijver Fisen voegt daarbij, dat zij in de graftomben der kerk eene rijke buit vonden en dat de goudsmeden eene der klokken medenamen, om die als een zegeteeken in den toren van Notre-Dame des fonts, te Luik, op te hangen. Deze klok is bij de Luikenaren bekend onder den naam van la cloche d'Eick. Zij werd in de Fransche revolutie met de andere klokken geroofd en welligt gesmolten. Wij bemerken hier ten slotte dat Fisen en Loyens bij het verhaal dezer feiten den naam | |
[pagina 326]
| |
van Echt verkeerd schrijven; de eene noemt het EyckGa naar voetnoot(1), de andere ExhiaGa naar voetnoot(2).
ELSLOO. Patroon der kerk, de H. Augustinus; collator, de heer des dorps. De oudste klok draagt tot inschrift: † anno milleno quater C octogeno: iv mensis may fuerat: fusaq: campana: hoc cvnctis grata: marie nomen michi data: de venlo fecit joannes me: bene refecit. † dyt ys der gemeynde cloeck van elslo. Op deze klok zijn drie munten afgedrukt.
GUTTECOVEN. Patroon der kerk, de H. Nicolaas; collator, de deken der stiftskerk van Sittard. Op de groote klok, medaillons van de H. Maagd en van den H. Rok van Trier. Inschrift: † Jois ma. niclaes is minen naem deren dueven † M.CCCCC. vaent bescreven XVII daerbi. joris sulris macde miGa naar voetnoot(3) HAELEN. Patroon der kerk, de H. Lambertus; collator sedert 1233 de proost van Keijserbosch. Men leest op de groote klok: † maria vocor anno domini M.CCCC.XLVII † jan van Asten. HEEL. Patroon der kerk, de H. Stephanus; collator de pastoor van WessemGa naar voetnoot(4). Op de klok leest men: † maria doer den wille dien
beschermse die mi horende sien
ista est campana decimalis quam Dni Sti Lamberti
tenere tenentur MCCCLXXX. amen.
| |
[pagina 327]
| |
De domheeren van de kerk van St-Lambert te Luik waren grondheeren en tiendeheffers des dorps. De groote klok, dragende den naam eener eigenares van het kasteel te Heel, Joanna de Roover, burggravin van Montfort, is versierd met de blazoenen van Roover en Croy. Het inschrift luidt: † MCCCCC vant begsrevn
ende XXIIII daerbi
joris culris macdemi
steven is mich minen naem geven
† joanna dochter van montfort.
HELDEN. Patroon der kerk, de H. Lambertus. De groote klok wegende 4000 ponden, draagt het inschrift: † dicor lambertvs † cogo inimicos † excito viventes. Petrus Trivirensis me fecit in Helden anno domini MDCLXXIII. HERKENBOSCH. Patroon der kerk, de H. Sebastianus; collator de hertog van Gulick. De groote klok, waarschijnlijk in 1273 gegoten, draagt tot opschrift: † O rex gLorIe † VenI CVM paCe KaterIne. De klokken van Echt en Herkenbosch, waarop zich dit motto bevindt, hebben wij niet gezien, en weten dus niet bepaald of er een jaarschrift staat. Een dergelijk inschrift treft men op eene menigte klokken in Duitschland en Beijeren aan. Het is een gebed der geloovigen tot Christus, den Koning van eer en vrede, om als offerande op het altaar te dalen. Deze soort klokken waren welligt misklokken, die gedurende de Consecratie geluid werden. Het gebruik van de klok onder de H. Mis te trekken, | |
[pagina 328]
| |
dagteekent uit den tijd van Gregorius IX, in de XIIIde eeuwGa naar voetnoot(1).
HERTEN. Patroon der kerk de H. Michaël; collator sedert 968 de proost van Meerssen, en sedert 1222, de abdis van het Munsterstift te Roermond. Op de torenklok leest men: † Caetmans maecte mi M.CCCC.LVIII. HOENSBROECK. Patroon der kerk de H. Joannes Evangelist; collator de heer des dorps. Men leest er op de kleine torenklok: † Maria † ut nos † et fructus terre conce † are be † dig † mi † ha † ghem † meys † pe va tryer † anno Mo † CCCC † XIIII. S. yo. ew. o.p.n. Ik lees dit inschrift: † Maria ut nos et fructus terre concervare benedicere digneris † mi hat ghemaekt meyster Peter van Tryer, anno 1414 † sancte Joanne ewangelista ora pro nobis. HORST. Patroon der kerk de H. Lambertus. Dit dorp maakte tot in 1502 deel van het kerspel Blerick, onder den naam van Berckele; collator was de abt van Averbode. De kleinste klok, ook genaamd St-Jansklok, dagteekent uit 1405; zij is een overblijfsel uit de kapel van Berckele. Men leest er: † maria - is - min - naem Op de tweede (de brandklok) leest men: † sc remigi ora pro joanne de wittenhorst et judoca de wese et liberis ipsorum dominis de horst, pro | |
[pagina 329]
| |
aegydio de Kessel pastore et pbris ac incolis de horst, pro aelberto hachman opifice AoXVcXXXVI. De groote klok is versierd met het blazoen der Wittenhorst en de afbeeldsels van Maria en Lambertus; zij heeft het volgend opschrift: † sancte lamberte bydt voer ons joncker yan van Wittenhorst, her toe ter harst, yoffer jost syn husfrou anno domini M.CCCCC.XXXVII. Aelbert hachman goet my toe clef. ITTERVOORT. Patrones der kerk de H. Margareta; collatrix de vorstin-abdis van Thorn. De klok is versierd met het wapen van Gelderland; het inschrift luidt: † jacop de venrai klockgeter int jaer ons heren M.CCCC.LXXII. LINNE. Patroon der kerk de H. Martinus. Op de groote klok leest men: † A: no: do: M.CCC.XLIX † o: rex glorie veni cvm pace. De tweede klok is versierd met acht ingelegde muntjes van zilver, allen onherkenbaar, behalve één van Roermond; haar inschrift luidt: † martinvs episcopvs int jaer ons heren M.CCCC. en LVIII jacop clockgeter van venlo. LOTTUM. Patrones der kerk de H. Gertrudis. Op de tweede, zoogenoemde middagklok, leest men: † completa est hec campana per magistrvm Joannem de venlo MCCCCCXII. Xde mense jvnii. MAASBREE. Patrones der kerk de H. Aldegunda. Op de groote klok leest men: † Vocor maria et facta svm per magistrvm christian voigt der sohn anno mↃccli die xix mensis junii. | |
[pagina 330]
| |
De middelste klok, Aldegunda geheeten, werd in Mei 1353 gegoten; een juist afschrift der dedicatie heb ik niet kunnen bekomen. Op de kleinste klok leest men: † Vocor salvator mvndi et facta svm per magistrvm christian voigt anno mↃccli die xix mensis junii. MAASTRICHT. De Servatius der kerk van dien naam, is eene der welluidendste en zwaarste klokken van ons vaderland; zij weegt 9,000 ned. pond, heeft in doorsnede aan den rand 2 el 20 duim, en is voorzien van eenen ijzeren klepel wegende 500 oude ponden. De Servatius werd gegoten in 1515 in het voorhof der proostdij, door de gebroeders Willem en Caspar de Moer. Het inschrift ten deele zamengesteld uit eene antiphone uit het officie van den Heilige, luidt als volgt:
servatius servavit fidem
servavit plebem domini
servando et orando meruit quod credidit.
ad tua sacra voco populum clangore sonoro
servati, cujus nomine dicor ego.
Wilhelmus et caspar Moer confratres
fecerunt me anno verbi incarnati 1515.
In 1795 werden acht van de tien klokken uit den toren geworpen en versmolten; de Servatius en eene andere bleven bewaard. Men verhaalt dat een burger van Maastricht aan den franschen commissaris, die ook den Servatius in beslag wilde nemen, zou gezegd hebben: ‘Citoyen, comment annoncerons-nous dignement les victoires de la république, si vous nous ôtez cette belle cloche.’ Alhoewel de franschen gevoelig zijn aan een geestig woordje, verbond men tot meerdere zekerheid, den Servatius met den hamer van het uurwerk. In 1853, op Heilig-Sacramentsdag, kreeg deze klok | |
[pagina 331]
| |
eenen barst, die echter op eene meesterlijke wijs gesoldeerd en gestopt werd door den heer Leroi, horlogiemaker te Saint-Jean d'Angely, bij Rouen.
MILLEN. Het kasteel van dit dorp ligt op Nederlandsch grondgebied, maar de kerk en het dorp zijn pruissisch. Patrones der kerk de H. Maagd; collator de proost der abdij Siburg. Op de kleinste klok leest men: † sancta maria † anno domini MCCCC.LXXIIII. Jacob van Venrade. De groote klok is voorzien van vier beeldjes der H. Maagd en van het volgend inschrift: † ave maria gratia plena dnvs tecvm benedicta tv in mvlieribvs et benedictvs frvctvs ventris tvi amen. † o rex glorie veni cvm pace † lvcas, marcvs, joannes mathevs † actvm anno dni M.CCCC.IIIoGa naar voetnoot(1). NOORBEEK. Patrones der kerk de H. Brigida; collator de Paters Jesuiten van Maastricht. De groote klok is versierd met het borstbeeld der H. Brigida en met muntafdruksels. Het opschrift luidt: † sca brigida heisschen ich Op de kleine klok bemerkten wij twee muntafdruksels en het inschrift: † maria vocor anno domini M.CCC.XLIX. johannes boerken de vechel me fecit † defvnctos plango † vivos voco † fvlgvra frango. | |
[pagina 332]
| |
Deze schoone klokken zijn in de fransche revolutie niet weggevoerd. Eenige inwoners vernomen hebbende wat op andere plaatsen gebeurde, haalden de kleine klok bij nacht uit den toren en verborgen dezelve in het bosch. Men declareerde daarna aan den franschen commissaire, dat deze klok door eene colonne mobile was weggevoerd. De andere bleef natuurlijk hangen ‘pour annoncer les victoires de la républiqne.’
NUNHEIM. Patroon der kerk de H. Servaas; collator de abt van Averbode sedert 1224, en sedert 1288 de proost van Keizerbosch. Men leest op de groote klok: † Johes de venlo gradys de venlo me fecit anno dni M.CCCCXCII † sancte servaes. Op de kleine: † ego wocor J.H.S. maria † johs de venlo gra de venlo me fecit anno dmni M.CCCCXCII. Op eene kleine altaarbel versierd met eene jagtscene: † me fecit joannes a fine Ao 1548 † lof godt van al. OIRLO. Patrones der kerk de H. Gertrudis. Op de groote klok leest men: † yck werfrou die leven
on bescrey die doden
yc roep tegen den donner
† sante gertruyt.
Ao dni M.CCCCC.XXVI daerbi
goet aelbert hachman mi.
Op de derde en kleinste klok bevint zich het wapen der stad Roermond en het kruis van St. Antonius, met het volgend inschrift: † Antonivs heit ic
den dufel verdrive ic
ao XVcXXI daerbi
goet jacob van roei mi.
| |
[pagina 333]
| |
ODILIENBERG. Patroon der kerk aanvankelijk de H. Petrus en later de H. Wiro. Op de oude klok leest men dit opschrift in gotische letters: † Maria deip ichGa naar voetnoot(1)
meister corster goet mich.
PAPENHOVEN. Patroon der kerk de H. Catharina; collatrix de abdis van Susteren. Op de oudste torenklok leest men: † Katerina heite ich, ad honorem dei pulso, vivos voco mortvos doleo. † Joannes de alstere fudit me ao M.CCC.XVI. ROOSTEREN. Patroon der kerk, de H. Jacobus de meerdere. Op de kleine klok leest men: † maria en jacop heist ich. anno dni M.CCCC.LXXVIII. jacop van venrade. Op de groote klok staat: † Jesus a na (zareth) rex judeorum dicor. joris cuilre van tongeren. anno dni MCCCCC.XXIX. Deze klokken werden in de fransche revolutie in beslag genomen, maar de inwoners lieten dezelve, toen ze reeds ter transport op een schip waren ingeladen, heimelijk en bij nacht in de Maas zinken. Door deze kunstgreep bleven zij bewaard.
SITTARD. Patroon der kerk de H. Petrus; collator het kapittel dier plaats. Op de oude klok van het raadhuis las men: hoc vas format zittart, quod maria vocatvr dvm scribo anno m.c. bis quadrageno (1180). | |
[pagina 334]
| |
Deze klok is in den grooten brand van het jaar 1677 met de klokken der kerk te niet gegaan. Eene andere klok wegende 5000 pond namen de Brabanders in 1554 mede naar Mechelen.
SEVENUM. Patronen der kerk, de HH. Fabianus en Sebastianus. Op de groote klok leest men: † Fabian en Sebastiaen zijn patronen deser kercke Die ons van Sevenheym in onsen noot willen versterc-Daerom als gy my tot Godts dienst hoort klincken [ken Verlaet het tijdelyck, de herbergh ende drincken; Daerom bin ick hergoten, want ick was gescheurt Door sterck luyen so dickwyls gebeurt Op de middagsklok, de middelste der drie klokken, bevindt zich: † Maria † iacobvs van helmont hath mi gemackt † gerardvs de Bergen hier (?) meister † M.CCCLXIX. STEIJN. Patroon der kerk, de H. Martinus; collator, de gebiedende heer des dorps. In het jaar 1688 schreef Arnold Meskes, pastoor te Steijn, in het memorieboek zijner kerk: ‘Onse groote bannaelclock, diewelcke gegoten was door sekeren Joannes Hoerkens (?) van Vechel int jaer 1456, ende in 't jaer 1680 by ongeluk gebroken is, is door de genade van hare Doorl. Mevrouw de hertogin van Holsteyn vernieuwd, ende hergoten door Christoffel en Jacob van Trier, in het dorp van Grooten-Meersch, den 25 Aug. 1688; zij werd Maria genoemd, en is wegende 1232 pond.
TEGELEN. Patroon der kerk de H. Martinus. Collator sedert de tiende eeuw het domstift van Luik en waar- | |
[pagina 335]
| |
schijnlijk sedert 1564, de eigenaars van het slot Holtmeulen. De groote klok heeft het volgend opschrift: † Maria heisse ich,
Lebendige roef ich,
Toden beschrei ich.
anno 1609.
Jan van Trier hat mich gegossen.
THORN. Patroon der voormalige parochiekerk de H. Michaël; collatrix de vorstin-abdis. Op de oudste torenklok leest men: † michael in laudem dei vocor † vivos voco † mortuos lugeo † demonem fugo † anno domini M.CCCC.XCV. URMOND. Patroon der kerk, de H. Martinus. Collatoren, verscheidene eigenaars. Op de groote torenklok leest men: † Sanctvs martinvs heite ich
in die eere goeds luede ich
Wer mich hoirt de beit sich
anno MCCCC.XCIII.
Op de tweede klok staat: † Anna maria heite ich
in de eere Godts lvide ich
wer mich hoirt die beit sich
anno MCCCC.C.VI.
Over eene derde klok leest men in het doopregister aldaar: ‘In het jaar 1687 op den dag van Allerheiligen is onse kleyne klok geborsten; den 20 Julij 1688 is sij afgenomen. De volgende woorden stonden er te lezen: † Sancta anna heite ich
in die eere goeds lvide ich
johan van alffer goet mich
anno MVc.VIX.
| |
[pagina 336]
| |
Anno 1688 den 18 september is dese kleyne klok hergoeten door Jacob van Trier, en den 23 sept. gebenediceert door my Godfried Reyner Snyders pastoor der vryheid Urmund, in bijwesen van heer Carolus Cleynjans pastoor te BergGa naar voetnoot(1).
VALKENBURG. Patroon der kerk, de H. Nicolaas. Collator, oorspronkelijk de proost van Meerssen, maar sedert de oprichting der parochie in 1281, de pastoor der moederkerk Schin op de Geul. Wij lezen in een handschrift der Borgondische bibliotheek te Brussel, over de oude klokken van Valkenburg, als volgt: ‘Inden joer ons Heren M.CCCC inde LXXV des anderen dachs nae Synte Katherynendach, in November, als opten heyligen sondach, due warden te Valkenborch opten Kyrckhoeff dry clocken te eyne moele off te samen korsten gedoen. Inde die groetste kloeck heyt Appolonya, inde dat waes die saecke oem dat sy hoeff die vrouw Appolonia van Arenberch des drossten wyff op die tyt te Valkenborch, geheyten Her Dederych van Palant, rytter, her zu Wyldenberch. Item die andere daernae, die waert geheitten Gabriël, inde die derde Maria, dat waes die cleynste.’
VENLO. Patroon der kerk, de H. Martinus. Collator, oorspronkelijk de heeren van Milne, sedert het jaar 1259 de abdij Averbode. Op de groote klok, wegende 2800 ned. ponden, leest men: † nomen meum est ihesus † Jan got mi. anno dmni M.CCCCLXVIII. Op de kleinere klok wegende 1600 ned. pond staat:
martinvs
† laudo deo dignvm.
fleo fvnvs. perdo malignvm.
| |
[pagina 337]
| |
† belli do signvmque pacis
jvvo venle benignvm.
† anno dni M.CCC.LXXIII.
VENRAIJ. Titel der kerk, St-Petersbanden. Op de oudste torenklok staat: † sancte petre int jaer ons heren M.CCCC en LXXV. † Jacob clockgeter. Op de tweede leest men: † ave maria heit ick
al quaet verdryf ick
den doden beklaich ick
den levenden roep ick
anno domini M.DXXI
Jacob venraid.
Eene jongere klok heeft: † den naem Jesus is mi gegeven
wie Jesum volcht sal euwelick leven,
gelyck die apostelen hebben gedaen
haeren arbeydt altoos met Jesu bestaen
blicxem, haegel, donder can Jesus verdryven
alle duvelen doet hij sidderen ende beven
petrus verberckt pastor in venray anno 1643Ga naar voetnoot(1).
VLODORP. Patroon der kerk de H. Martinus. Op de kleine klok leest men: † vocor maria et facta svm anno dni M.CCC.XXVI in mayo. WELTEN (Heerlen). De kapel van Welten is toegewijd | |
[pagina 338]
| |
aan den H. Martinus. Het torenklokje is versierd met een medaillon en met verscheidene muntafdruksels. Inschrift: † martinvs. heite. ich,
jacob. van venrod. goet mich.
die. leven. rope. ich.
anno XVc XIX mense majo.
Het klokje van Welten werd in de fransche revolutie door de buurlieden gered. Het werd uit den toren gehaald en in eenen naburigen tuin begraven. | |
III.Wanneer men eenen blik werpt op de lijst der Limburgsche parochiën, waar zich oude torenklokken bevinden, dan zal men dadelijk bevroeden, dat haar getal in het arrondissement Roermond veel grooter is, dan in dat van Maastricht. Wij meenen dit verschil voornamelijk daaraan toe te schrijven, dat de roofzucht der fransche kerkplunderaars uit 1797 in kracht heeft afgenomen, naar mate deze stroopers zich verwijderden van de hoofdplaats van hun departement. In de omstreken van Maastricht vindt men geene oude klokken dan te Noorbeek, Elsloo, Welten en Hoensbroeck. Wat den ouderdom onzer klokken aangaat, kunnen wij ons, zoo ver ik weet, niet over zeer oude voorwerpen beroemen. Onder de gedagteekenden erkennen wij als oudsten, die van Echt 1272, van Herkenbosch 1273Ga naar voetnoot(1), Millen 1303, Vlodrop 1326, Linne 1349, Maasbree 1353, Sevenum 1369, Venlo 1373, Heel 1380. Uit de volgende eeuw noemen wij: Horst 1405, Hoensbroeck 1414, Papen- | |
[pagina 339]
| |
hoven 1416, Besel 1442, Haelen 1447, Noorbeek 1449, Baexem 1450, Herten 1458, Linne 1458, Venlo 1468, Ittervoort 1472, Millen 1474, Venray 1475, Roosteren 1478, Elsloo 1480, Nunhem 1492, Urmond 1494, Thorn 1495. Te zamen twee klokken uit de XIIIde, zeven uit de XIVde en achtien uit de XVde eeuw. Daarbij voegen wij eene klok zonder opschrift te Buchten, die de oudste van allen schijnt te wezen. Die gieters, die deze eerbiedwaardige gedenkstukken hebben tot stand gebragt, waren de volgende: Jan de Alstere, in 1416, gieter der klok te Papenhoven; Jan van Asten, die in 1447 de klok van Haelen, en in 1450 die van Baexem goot; Jan van Alffen (?) gieter in 1504 der klok van Urmond; zekere Caetmans, vervaardiger in 1458 der klok te Herten; ‘meister Corster,’ gieter der klok van Odilienberg, en magister Henricus, die in 1272 eene klok te Echt heeft tot stand gebragt. Jan Boerken of Hoerkens, van Vechel, goot in 1449 eene klok te Noorbeek, en in 1456 de banklok van Steyn. Jacob van Helmunt vervaardigde in 1369 eene klok te Sevenum. Zekere Joris Cuilre, Culris of Sulris, geboortig van Tongeren, goot in 1517 eene klok te Guttecoven, in 1524 eene te Heel en in 1529 eene te Roosteren. Jan A Fine of Van den Eynde goot in 1548 eene altaarbel voor de kerk te Nunhem. De Heer Ch. Cramer van Brienen, burgemeester te Amby, is in bezit eener tafelbel van denzelfden werkman. Dit stuk is versierd met dansende dieren, op het geluid eener vedel. Opschrift: † me fecit Joannes a fine Ao 1553. Meester Albert Hachman, vervaardigde in 1526 de groote klok van Oirlo, en in 1536 die van Horst. Eene tweede klok voor Horst goot hij te Kleef in 1537. De gebroeders Willem en Caspar Moer goten in 1515 | |
[pagina 340]
| |
den bekenden Servatius te Maastricht en in 1513, die der St-Peterskerk te Leyden, welke voorzien is van het volgend inschrift: † Salvator so heyt ic.
† Den haghel en alle quaed weder verdryf ic.
† Den levenden en den doden luy ic.
† Willem Moer en Jaspar syn broeder maekten my.
† Int jaer ons Hern M.CCCCC.X.III.
De familie van Trier, afkomstig uit Aken, oefende het bedrijf van klokkengieter gedurende verscheidene eeuwen. Meister Peter van Trier vervaardigde de klok van Hoensbroeck in 1414, en Gregorius van Trier die van Buchten in 1513. Jan van Trier goot in 1528 klokken te Bemelen en te Noorbeek. Een ander lid dezer familie, Hendrik van Trier vestigde zich in Holland. Hij is gieter van twee metalen kanons voor de stad Edam. Op het eerste leest men:
Die den steir hort bellen,
Municken en papen sal hi quellen.
H.V.T. 1573.
Papen en moniken kwellen; voorwaar een mooi tijdverdrijf voor Edamsch roemrijk geschut! Op het tweede stond:
Den vierigen draeck ben ick geheten
Styf ende sterck kan ick schieten.
H.V.T. 1574.Ga naar voetnoot(1)
Jan van Trier goot in 1582 eene klok voor de St-Peterskerk te Aken, en in 1609 de groote klok van Tegelen. Peter van Trier goot, in 1616, voor de kerk van Afferden. Een ander Peter van Trier goot in 1673, de groote klok van Helden. | |
[pagina 341]
| |
De namen der laatste gieters uit dit geslacht, Jacob en Christoffel, vindt men te Steijn op eene klok uit 1680; en op eene te Urmond uit 1688. Ter aanduiding hunner vaderstad plaatsten de van Trier, bij voorkeur op hunne klokken, de afbeeldsels van de groote relikwiën van Aken, of als zinspeling op hunnen naam den H. Rok van Trier. Jacob van Venrode, Venrai of Venrade was een bedrijvig gieter uit zijnen tijd. Althans hij werkte te Ittervoort in 1472, te Millen in 1474, te Roosteren in 1478. De klok van Venray, die in 1475 uit zijne loodsen kwam, teekende hij Jacob clockgeter. Misschien was Jacob van Venrai, Venrod of van Roei, die in 1521 te Oirlo en te Venrai, en in 1529 te Welten klokken leverde, zijn zoon. Waarschijnlijk had deze familie haren zetel te Venray. Omtrent dien tijd bloeide eene gietersfamilie uit Venlo. Indien ons afschrift juist is, leverde Jacob clockgeter van Venlo, in 1458 eene klok te Linne. Den 4 Mei 1480 goot Jan van. Venlo de gemeenteklok van Elslo. Deze gieter vervaardigde in 1489 de schoone gothische doopvont der kerk van St-Martyn, te Wijck-Maastricht. Het ronde bekken dezer vont is versierd met engelskoppen in den vorm van waterspuwers. Het deksel, een werk zonder smaak en zonder waarde, dagteekent uit 1717Ga naar voetnoot(1). Op het met arabesken versierde boord der kuip leest men: Joannes a Venlo me fecit anno domini MCCCCLXXXIX. Drie jaren later drijft deze klokkegieter zijn handwerk in gezelschap van Gerard van Venlo, die welligt zijn zoon of zijn broeder was. Zij goten in 1492, de klokken van Nunhem. In 1512 (?) goot Jan van Venlo eene klok te Lottum. | |
[pagina 342]
| |
Een andere klokkengieter die voor de omstreken van Venlo gewerkt heeft was Johan Voigt der Sohn, die de klokken van Maasbree heeft vervaardigd. Bij de lijst dezer gieters, die ten deele Limburgers waren, voegen wij Meester Aert of Arnoldus, een bekend geelgieter uit Maastricht, die in zijne vaderstad, de bronzen sieraden tot stand bragt op het voormalig koor der kerk van St-Servaas, en voor de kerk der Franciscanen eenen grooten kandelaar met zeven armen vervaardigde. De kostbare doopvont in koper van St-Jan te 's Hertogenbosch, goot Aert in 1492. Deze vont - zegt CoppensGa naar voetnoot(1) - is een aanzienlijk werk, met verscheidene fraaije koperen beeldjes versierd, en weegt 2594 oude ponden. Het deksel, in den vorm van een torentje weegt ruim duizend pond, en wordt door middel van een ijzeren werktuig verschoven. De vont stelt het waschbad van Betsaïde voor. Het waterbekken wordt gedragen door zes koperen beelden van melaatschen en gebrekkigen. Op het deksel verrijst een baldakijn uit verschillende verdiepingen bestaande. In de onderste staat de doop des Heeren door den H. Joannes; het kleed des Verlossers wordt door een Engel | |
[pagina 343]
| |
gedragen. In eene volgende verdieping ziet men den H. Joannes Evangelist en een bisschop; vroeger bevond zich daar ook het beeld der H. Maagd. Hooger troont in eene tent de Hemelsche Vader, terwijl het geheel wordt bekroond door een pelikaan, een symbool van den Verlosser en den Doop. Op den rand van het deksel staan de zinnebeelden der vier Evangelisten; als handvat is daarbij ook nog aangebragt het beeldje van een werkman. Het zware deksel wordt verplaatst door een hefboom, die een driehoek, uit de hand gesmeed, in beweging brengt. Op den voet der vont is een vrouwenbeeld gegraveerd met een spreukband in de eene en een schild in de andere hand; de letters der spreukband zijn niet meer zigtbaar, en in het schild staat het wapen van Maastricht. In den loop dezer verhandeling heeft men kunnen bemerken, dat in een groot getal onzer inschriften woorden voorkomen, zoo als: fulgura frango, nubila pello demonem fugo, alle wetter vertreib ich, den donre verdryf ick, den duvel verjaeg ick enz. In vele dorpen onzer provincie werd nog voor eenige jaren de klok geluid bij het naderen van een onweder. Dit gebruik vindt grond, noch in de H. Schrift, noch in de ondervinding. Hoe ontstond dan dit gebruik? ‘In zeer oude tijden, zegt Hans WeiningenGa naar voetnoot(1), toen voor de eerste reis de christelijke klok door de wouden van Duitschland klonk, meenden de verschrikte Heidenen de stem van eenen nieuwen onbekenden God te hooren, voor wien hunne go- | |
[pagina 344]
| |
den moesten vlugten. De algemeene meening, dat door het geluid der klok de duivel en bijzonderlijk onweders en hagel verdreven worden, stamt zekerlijk van daar. De heidensche dondergod Thor, was door het volk het meest geëerd, als zijnde de magtigste; doch ook hij moest met zijne donderstem voor den God der Christenen wijken. Waarschijnlijk werden dus de klokken bij onweder geluid om de nieuwbekeerden, van een ligt overgebleven vrees voor Thor, te bevrijden.’ De Kerk nu verbeterde dit volksgeloof, en sprak, bij de wijding der klok, bijzondere gebeden tot wering van de rampen der onweders. Legenden over de klokken, zijn in de meeste landen van Europa verspreid. Wij deelen er eenige mede, die wij hier in Limburg uit den mond des volks hebben opgeschreven. Daar de klokken in de drie laatste dagen der goede week, uit eerbied voor het lijden en den dood des Zaligmakers, niet geluid worden, verhaalt het volk dat zij naar Rome reizen, waar zij zich op dezelfde stonde vergaderen om den Paus te zien. Terugkeerende brengen zij de Paascheijeren mede. Deze dichterlijke sage werd door de pen en het penseel reeds meermalen benuttigd; zij leeft niet alleen in Limburg, maar ook in België, Rijnland en Frankrijk. Te Blitterswijck, bij Venlo, luidt de koster, van den tijd der eerste korenbloei tot St-Jan-Baptist, 's morgens ten 10 uren, gedurende eenige minuten eene klok, die de Zeistersklok genoemd wordt. De eerste korenaar die bloeijend wordt gevonden, brengt de dorpsbewoner naar de kerk, en plaatst ze in het sleutelgat, opdat de koster wete dat het saisoen der Zeistersklok is aangekomen. Dit oud gebruik verschaft hem jaarlijks een malder rog. | |
[pagina 345]
| |
Tusschen Venraij en het gehucht Oostrum, ten naaste bij half weg, bevindt zich eene zoogenoemde Vlasrode, zijnde eene kuil met water, waarin men het vlas legt om de rotting der houtdeelen te bevorderen. Omtrent dezen waterplas is de sage, dat alwie een stuk geld in den afgrond werpt, onmiddelijk het klokkengelui uit dien poel verneemt. Op eene stormachtige najaarsnacht verdween eene klok uit den kerktoren van Horst, medenemende eenen grooten hoek van dat gebouw. Of zich die klok op eigen gezag dien uitweg heeft gekozen, dan of zij door eene ongeziene hand er uit geslingerd werd, kon niemand bevestigen. Zeker moest zij slecht gedoopt en in hare woeste vaart in het zwart water der Peel nedergedompeld zijn. Dààr hoort men ze nog luiden op Kersnacht. De nachtelijke kerkganger die hare toonen volgt, loopt verdoold in het moeras. Sedert het beleg van 1632, zou de groote klok van Maastricht, de Servatius, het aangename van haren klank verloren hebben. Het landvolk verhaalt dat de klokken der abdij St-Gerlach treurden en als voor de dood luidden, toen men in 1786 de overblijfsels van den H. Stichter der kerk, naar Roermond voerde. In het broek, bij de oude kerk te Spaubeek, verzonk eene ongedoopte klok in den afgrond. Zij roept sedert de heksen naar den Sabbat. Te Hoensbroeck, in de Horsten, tusschen de kerk en de Geleenbeek, verzonk een ongedoopte klok in den waterplas. Wanneer men in het midden van den poel met eenen steen werpt verneemt men duidelijk haar geluid Tusschen de dorpen Thorn en Kessenich, ligt het zoogenoemde Vijgelbroek of Thoorderven, een turfmoeras, | |
[pagina 346]
| |
dat bij hoog water door de Maas overstroomd wordt. Eene volksoverlevering verhaalt dat hier eene gansche stad, met kerken en torens in den kolk verzonk. Te Kersnacht hoort het volk het geluid der verzonken klokken, die in de onderaardsche krochten de komst van den Messias loven. Ook heeft aldaar de fransche generaal Dumouriez in 1794 de kas van zijn regiment verloren. Te Mulhem, onder Lanklaer, bevond zich in het begin dezer eeuw eene kapel toegewijd aan den H. Joannes den dooper, waarvan de muren op grondvesten uit het romeinsch tijdperk rustten. Bij deze kapel is de put van St-Jan, waarin eene ongewijde klok zou gestort zijn. De bijgeloovige lieden uit den omtrek kwamen daar water drinken, tot genezing hunner kwalen. Op de hoogte van het Ravensbosch, bij Valkenburg, ter plaatse waar in 1850, op last van den Nederlandschen staat, eenige opgravingen van Romeinsche oudheden zijn bewerkstelligd, bevindt zich eene cirkelvormige diepte, met een heuvel in het midden. De bewoners der omstreken noemen dit, den kuil van St-Servaas, en verhalen dat deze H. Bisschop daar eenige duivelsklokken zou begraven hebben, die gedwongen zijn, elk jaar te luiden in den nacht van den 13 Mei. Angstvallige landlieden hebben de sombere toonen dezer ongedoopte klokken meermalen gehoord. Dergelijke sagen zijn verspreid over geheel ons land. De meeste harer verwijzen naar de eerste eeuwen van het Christendom, wanneer de klok daar stond als werktuig van schrik voor den heiden, en als geheiligd zinnebeeld voor den geloovige. Jos. HABETS. |
|