Publications de la Société Historique et Archéologique dans le duché de Limbourg. Deel 5
(1868)– [tijdschrift] Jaarboek van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 275]
| |
Drie kronijkjes der stad Roermond, uit den tijd der Fransche Republiek.Wij verdanken aan de vriendschappelijke welwillendheid van den Heer Ch. Guillon, notaris te Roermond, het drietal Kronijken die hier het licht zien, en die door de ijverige bemoeijingen van dien kundigen beoefenaar der wetenschappen voor den ondergang zijn bewaard gebleven. Het eerste dezer stukken is het afschrift van een Notitieboekje, zamengesteld door zekere Jufvrouw van Elsacker, gewoond hebbende in de Brugstraat te Roermond. Deze notitiën beginnen in 1770 en eindigen in 1819. Het tweede wegens de uitgebreidheid van de aangehaalde feiten, meer merkwaardig, heeft tot opsteller wijlen den Heer Pieter Hendrik Schreurs, griffier bij het vredegeregt te Roermond. Zijne aanteekeningen loopen van 1794 tot op het einde van 1798. Alle geweldenarijen, alle veranderingen, alle nieuwigheden door de fransche afschaffers te Roermond daargesteld, vindt men er, van dag tot dag, aangeteekend. Het derde Kronijkje bevat uittreksels uit het gedenkboek van zekeren Heer Ramaekers, zoldermeester, te Roermond. Het verhaalt eenige bijzonderheden die men bij de andere schrijvers mist. Deze drie schriftjes, hoe beknopt ook van inhoud, hoe eenvoudig en ongekunsteld van vorm en stijl, vormen het pit en het merg van de bekommernissen der Roermondenaars uit dien tijd; zij zijn uit de pen gevloeid van personen, wier hart met warmte klopte voor het heil hunner diep vernederde vaderstad. | |
[pagina 276]
| |
In betrekking tot de Kronijk van Sebastiaan van Beringen, die wij in deze Publicatiën, Deel II, bladz. 370-412, hebben medegedeeld, vinden wij, dat niet alleen het verhaal van dezen schrijver bevestigd wordt, maar dat zijne aangevoerde feiten tevens worden opgehelderd, uiteengezet en aanmerkelijk verrijkt en vermeerderd. De geschiedenis van Roermond wint, door de uitgave dezer Kronijkjes eenige bouwstoffen tot de plaatselijke aangelegenheden uit de fransche omwenteling, die men elders te vergeefs zou zoeken. | |
I.
| |
[pagina 277]
| |
thuysers te Roermond gesupprimeerd, in den maend Junius. 1784 in den maend Mei syn alhier de Kruisheeren gesupprimeerd. In Juny heeft keyser Joseph de arme Klarissen, de Godsweert en Mariagaerd gesupprimeerd. 1785 den 30 Meert heeft onse bisschop Philippus Damianus den kerkhoff achter de kapel in het Zand geweyd. 1786. Syn die van de Penitenten en van de Gods boomgaert, door bevel van keiser Joseph uit haar klooster gegaan. 1789. Den 29 December syn hier ingekomen ruim 500 boeren en burgers van Weert, onder den naam van brabantsche patriotten; des anderen daags 's morgens om 11 uuren syn sy vertrokken, medenemende de Cancelier Luitjens, den Mombour de Steurs en den griffier Vande Renne, en hebben deselve na Brussel getransporteerd. 1789. Den 16 December syn alhier de eerste patriotsche cocarden aen den dag gekomen. De eerste die ze droeg is geweest Baron Boek, synde een vreemdeling onse stad niet rakende, de tweede was de pastoor Haex van Maesniel. Sy werden gevolgd door eenige sotte burgers uit de nieuwe Suepsocieteyt. Den 19 dito ten 2 uren 'snanoens, hebben de Heeren onser magistraet ook deselve opgeset en alsoo publiek van het stadhuys komende aen onse tienmannen gesegd: ‘Wy hebben het nu Ulieden voorgedaen, doet het ons na.’ Den 20 dito stak de geheele stad de cocarde op, maer ik nog niet. 1790. Den 1 Januarij heeft men hier een manifest afgelezen, hetwelk de staten hier zelf hebben gemaakt. Den 14 Januarij hebben de burgers en de regering de brabantsche patriotten alhier ingehaald. Zij waren ten getalle van 110 dragonders en 250 voetknechten, en heb- | |
[pagina 278]
| |
ben bij hun inkomen alhier het brabantsch manifest van den heer Vander Noot afgelezen. Den 6 December syn de brabantsche patriotten alhier afgedankt, en den selven nademiddag het keyserlyk manifest afgelezen, de keyserlyke wapens opgehangen en hunne kokarde opgezet, als ook het Te Deum gezongen. Den 9 syn de heeren Vande Renne en de Stuers wederom plegtig ingehaalt. Den 14 syn hier ingekomen 200 man cavallerie, Ulanen, en 500 man infanterie van den keyser, en syn door de burgery ingehaald geworden. 1791. Den 30 Januarij is de heer Cancelier Luitjens met groote vreugde door de burgers wederom ingehaalt. Den 22 September is Maria Christina, des keysers zuster, te Roermond geweest; men heeft alsdan de inauguratie van den nieuwen keyser Leopoldus alhier prachtelijk gevierd; men heeft arken en allerhande soorten van schoonheden gemaakt en er is eene prachtige illuminatie aan alle huizen geschied. De gouverneur heeft alstoen den eed verrigt, en Leopoldus is als keyser erkend geworden. 1792. De 18 Augustus heeft de Cancelier Luitjens den eed gedaan en men heeft alstoen de inauguratie van den nieuwen keyser Franciscus prachtiglijk gevierd. Den 11, 12 en 13 November is het heel gouvernement van Brabant gevlugt en hier aangekomen, en den 16 November zijn er eenige heeren van het gouvernement verder naar Dusseldorp vertrokken. Van den 20 tot den 24 November zijn hier ingekomen omtrent 400 man keijserlijke troepen. Den 30 November is het heel gouvernement van Brabant naar Wesel vertrokken. Den 11 December zijn er keijserlijke troepen 's mor- | |
[pagina 279]
| |
gens om 5 uren uit de stad gevlugt en naar Keulen getrokken na de Roode brug in brand geschoten te hebben, en alsdan zijn de franschen denzelfden dag 's morgens om 10 uren in de stad gekomen onder het commando van generaal Dumourier. Den 15 December hebben de franschen alhier voor het stadhuis den boom van vrijheid geplant, onder het luiden van alle de klocken. Den 20 Januarij op Naam-Jesusdag hebben de franschen de Klub geopend in de Minnebroeders kerk, om den President en den Secretaris te kiezen, alsdan hebben de Paters geen lof kunnen doen. Den 13, 14 en 15 Februarij is hier de municipaliteijt gekozen, te weten eenen Maire, een procureur, en van de gemeente 5 schepens. Den 17 dito zijn de heere van de municipaliteijt door de fransche commissaris en het geheel garnisoen op het stadhuis geleid en de stad is 's avonds gelumineerd geworden. 1793, Den 2 en 3 Maart zijn de Fransche canoniers met de canonnen op de baterijen gegaan. Den 3 MaartGa naar voetnoot(1) hebben de Franschen te Swalmen batalje geleverd tegen de Pruissen, die aldaar hebben verloren. Den 4 Maart zijn de fransche gegaan om tegenstand te doen tegen de Keijsersche, op het Linder Schoor, tusschen Merum en Montfort. Zij zijn aldaar in batalje geweest, maar hebben de slag verloren. Zij hebben alsdan den 5 's morgens om 4 en 5 uren uit de stad moeten vlugten, want de Keijsersche zijn dien dag in de stad gekomenGa naar voetnoot(2). De Fran- | |
[pagina 280]
| |
sche hebben de Gierbrug over zijnde, dezelve in de grond geboord, vrezende de achtervolging der Keijzersche, doch het heeft hen niet geholpen. De Franschen hadden reeds alle wapens in de kerken en aan de autaren afgedaan. In 1793 zijn Venlo en Maastricht ook door de Franschen belegerd geweest en ook veroverd. 1794. Den 28 Junius zijn de Carmilitessen wederom uit haar klooster moeten gaan, en zijn, omdat de fransche prisonniers zijn daarin gebragt, naar de abdij Munster gegaan. Zijnde 6 in getal; de andere 3, die in de stad waren gebleven, hadden haren intrek nog niet gedaan. Den 5 Julius zijn de zieken in de minnebroederskerk gelegd geworden, zijnde op eenen zondag; alsdan is daar geenen dienst gedaan. Den 12 Julij zijn de zieken wederom daaruit gegaan, en alsdan heeft men wederom dienst gedaan. | |
[pagina 281]
| |
Den 4 October zijnde onze lieve Vrouwen Rosenkrans, om 11 uren 's morgens, zijn de eerste franschen, zijnde eenige husaren wederom hiergekomen, zich gecampeerd hebbende op het kruis achter Speelmans. Zij waren omtrent 300 man sterk. De heeren van de stad hebben hen daar gefournisserd 2 tonnen wijn, 4 tonnen jenever, kaas, koffij, suiker, zout, alles naar proportie. De andere troepen zijn den zesden ook aldaar gekomen en zijn aldus gezamenlijk den 7 binnen Roermond gekomen onder het commando van Vandam. Doch hebben hetzelve den 9 wederom verlaten, om zich naar Venlo te begeven, is die stad met capitulatie veroverd. 1795. Den 10 Maart is hier voor de tweede keer de vrijheidsboom door de franschen voor het stadhuis geplant. Den 14 April is den vrede tusschen de Pruissen en de Franschen aan het volk voorgelezen geworden. Den 18 Julius 1795 waren te Roermond de vruchten zoo, dat bijna de halve stad geen brood had: Een brood van 10 pond koste 36 stuivers. En hoewel zoo duur konde men echter nog niet altijd brood voor zijn geld bekomen. De geheele stad was vol Walen die hier brood kwamen bedelen. Een vat koorne koste 17, 18, 19, ja tot 20 schillingen; 15 Patacon het malder. Een vat gerst koste 12 schillingen; 9 Patacon het malder. Een vat boekwijt 38 schillingen 6 Patacon het malder. Een malder haver 36 schillingen; 4 Patacon; 4 schillingen. Een vat weijt 3 Pattacon; het malder 18 Pattacon enz. 1796. Den 12 April hebben de franschen hier wederom een nieuw tribunaal geinstalleerd te weten: de Borgemeester Ramaekers, als juge de Paix. F. Missing, als Commissaris du pouvoir exécutif. F. Schommers, President. | |
[pagina 282]
| |
Ramakers, officier de Police. Frans van Borre, assessor de l'officier de Police. Den 16 October 1796 is men begonnen de Minnebroeders kerk als ook alle de andere kerken 's morgens met zonnen opgangen en 's avonds met zonnen ondergang te openen en te sluiten. 1797. Den 4 Januarij zijn de Carmelitessen uit de abdij Munster moeten gaan, en zijn gaan woonen op de marckt in het huis van de weduwe Beckers. De 22 Januarius zijn aen de Paters minnebroeders de bons gepresenteerd, doch deze hebben dezelve geweigerd. Als dan heeft men hen 20 dagen uitstel gegeven, zoo als de franschen gewoon waren te doen. Den 23 Januarius heeft men de bons gepresenteerd aan de abdij Munster en aan die van St-Gerlacus, welke bijde abdijen dezelve ontvangen hebben. Den 13 Februarius waren de 20 dagen om; welke men aan de Minnebroeders had gelaten om de bons te ontvangen; zij hebben dezelve als dan nog geweigerd, en zij zijn diensvolgens 's avonds om 6 uuren, door de gewapende franschen uit haar klooster gejaagd, en hunne kerk is gesloten geworden. Den 17 Februarius zijn die van St-Gerlacus ook uit haar klooster gejaagd, en hunne kerk gesloten. Die van St-Gerlacus zijn gaan wonen op den markt bij Reuten, en eenige agter de luif in het huis van Mijnheer Sijben. Den 18 Februarius zijn de Vreules met Mevrouw van de Abdij Munster ook uitgejaagd, en zijn gaan wonen in het huis van Mevrouw Luitjens. Den 25 Februarius is de kerk van de Paters Minnebroeders wederom geopend geworden, 's avonds ten 6 uuren. Den 26 dito heeft aldaar de Pastoor Matheij de hoog- | |
[pagina 283]
| |
mis gedaan; de heer Krebbers stond als diaken, de heer Simons subdiaken; er was ook schoon musiek. De Borgers hadden groote moeiten gedaan om dit te verkrijgen. Zij waren deswegen 4 malen naar Maestricht geweest. De eerste keer waren geweest: Pierre-Louis Sivré en Gerard Janssen. De tweede keer; waren de twee zelfden geweest. De derde keer Pierre-Louis Sivré en Jean Deman. De vierde keer Pierre-Louis Sivré en Monsieur Bernardi. Alsdan hebben zij zulks verkregen. Doch kort daarna zijn de franschen wederom van sentiment veranderd, hebben de kerk afgenomen, en in huur gegeven voor 20 gulden 's jaars aan den backer Kuypers, woonende aan de Venlosche poort. De franschen wilden in den maand Mei dat alle geestelijken den eed zouden doen, waarop zij respijt hebben gegeven 10 dagen, welke dagen voorbij zijn geweest den 1 Junius. Alsdan hebben zij verboden Misse te doen. Den 2 Junius kwam wederom order dat men Misse mogt doen, maar geene biecht horen, noch prediken; alle geestelijken die het waagden deze publique diensten te doen, werd verboden Misse te lezen. Den 27 Junius is wederom permissie gekomen om alle publique diensten te kunnen doen, alsdan is in de Parochie kerk den Te Deum gezongen, voor en na de Misse. Den 29 Junij is wederom sermoon geweest, op Petrus en Paulus dag. Den 27 Augustus is de Mis wederom verboden aan alle geestelijke die niet den eed af hadden gelegd. Also was den 27 Augustus den eersten Zondag dat die van de gemeente Roermond (welke de Mis der beëede niet wilde horen) naar Melick zijn gegaan om aldaar Mis te horen. Doch Zondaags daarna den 3 September heeft men Mis gaan horen, eene halve uur buiten Roermond, omtrent | |
[pagina 284]
| |
Muggebroek, onder Melick. Aldaar had men eene houte tent ofte logie opgerigt; en in dezelve eenen autaar waar men de Mis aan las. Den 8 dito, onze lieve Vrouwe geborten dag; heeft men nog in dezelfde tent de Mis gelezen. Dien dag werd ook te Roermond Mis gelezen, doch alleen in de kerk van het begijnhoff; dit was toegestaan geworden op verzoek van Mathijs Timmermans (in de Donk geheten) welke zulks verkregen had van den Commissaris Hartman. Maar de Heer Derlings, die deze Mis gedaan had, heeft de stad moeten verlaten. De fransche gendermen beletten het volk van Mis te gaan horen, in de daartoe van plancken bereide logie, bij het Muggebroek, zoodat dezelve kort daarna wederom afgebroken werd, en men Mis naar Melik moest gaan horen. Den 27 October heeft men het kruis aan de Minnebroeders en aan het Tabernakel en Onze Lievevrouw afgedaan. Den 27 October is de Aartsbisschop van Mechelen, door Roermond gebragt, door zes chasseurs met blanke sabels en hij heeft geloogeerd in de Keijser. Den 4 December werden ook de Begijnhofs en de Minnebroeders kerk gesloten. Tot dien dag had men nog altijd in deze kerken rozenkrans kunnen doen; en nu ging men den rozenkrans in verschijdene huizen bidden. Den 4 December heeft den regent Smijsing den eed gedaan aan de franschen, en heeft in de Ursuline kerk de Misse gelezen. Deze kerk bleef toen oopen maar geene andere priesters mogten daar Mis lezen. 1798. Den 27 Januarij is de Parochie wederom opengegaan, alsdan heeft de regent Smijsing Misse gelezen, voor zijn volk. Den 28 dito, als hij in de kerk kwam was juist den | |
[pagina 285]
| |
Rozenkrans geeindigd; alsdan hebben de kinderen tegen hem geroepen en hebben hem geweldig geaffronteerd, zoo dat de kerk op nieuw wederom gesloten is geworden. Den 30 dito ging de kerk wederom open. Den 31 dito ging de kapel wederom open. Den 1 Februarij ging de Minnebroederskerk wederom open; doch kort daarna werd dezelve wederom gesloten. Den 9 Julius hebben de Paters Minnebroeders de stad verlaten; want den 10 Julius zijn de geestelijken gedepporteerd geworden. 1800. Den 14 Julius is de kerk wederom opengegaan. Den 27 Augustus is de groote kerk geopend geworden, alsdan heeft daar de heer Pastoor Mathei, misse gedaan en gepredikt. 1803. Den 2 December is de Munsters kerke wederom geopend en de heer Cappelaan Clocquet heeft aldaar den eersten dienst gedaan. 1814. Den 13 Januarij is de stad vol franschen geweest, het hoofdkwartier is dien dag hierdoor gepasseerd. Den 14 dito zijn de franschen uit de stad vertrokken, en den 17 dito zijn de Cassacken in Roermond gekomen. 1819. Den 16 Januarius, 's morgens om 4 uuren, is op den tooren van de stad brand geweest, veroorzaakt door den blixem welke er op gevallen was. Deze brand brak los aan de Horlogie, doch is gelukkig geblust geworden. | |
[pagina 286]
| |
In den maent januarius 1796 is alhier den inventaris der kloosters geschiet en later syn de bons gepresenteert aen de abdye Munster en aen de Minderbroeders en aen de religieusen van St. Gerlacus, maer de Minderbroeders hebbense niet aengenomen. Den 12 December hebben sy alle nagelvaste goederen moeten herstellen gelyk ook de beelden. Den 14 Febr. 1797 syn de Minderbroeders uytgejaegt met eenige ruyters en eenige voetgangers en deze hebben allerhande baldadigheid aangevangen; zij hebben de cingels der albten aen de sabels gehangen, het beeld van onzen Zaligmaeker van de kruyzen afgeslagen, dat van O.L. Vrouw de armen afgeslagen, enz. Den 15 of 16 desselfden maends syn de nonnen van de abdij Munster en van St. Gerlacus uytgegaen en hare kercken werden gesloten. Eenigen tijd later hebben de borgers de Minderbroederskerk alhier, tot Maastricht, als tweede parochie verkregen. Daernaer hebben sy alle ornamenten verkocht en de kerk verhuurt. Den 17 Mei op O.L. Vrouw hemelvaert hebben de priesters niet meer mogen biechten. In den maend Augusti 1797 is alhier gekomen, dat de geestelycken eene verklaring moesten doen, en die sulx niet en deden geenen dienst meer te doen. Den 23 Aug. deszelven jaers hebben wy alhier den laetsten godsdienst der geestelyken gehadt. Den 27 deses heeft men naar Melick, een dorp gelegen op het Gulix territoir, een uur ver van hier, moeten gaan mis hooren. Den 2 Sept. heeft men achter de kapel van O.L. Vrouw in het Zandt, aen den Armenhoff, genoemd Meugelbroeck, op het Gulix territoir, eene capel van plancken ten desen eynde opgeregt, alwaer men lof en mis heeft konnen hooren van den 3 Sept. tot den 8 October 1797. | |
[pagina 287]
| |
Den 8 Sept. heeft de heer Deurlings sig verstout van ten zes uren smorgens op het begynhof mis te leesen. Den 16 Sept. is op het stadhuys gepubliceert de wet van den 7 Vendémiaire, vierde jaer der fransche Republiek over de politie der Godsdienst, luydende als volgt: Art. XXV. De wet in dato als boven sall blyven uytgevoert worden ten opzigte van de geestelyken die geauthoriseerd syn om op het territoir der Republiek te wonen, onder beding dat sy in plaetse der declaratie voornoemd in het sesde art. van gemelde wet gehouden sullen syn te doen den eed van haet tegen het koningschap en de regeringloosheyd, van verkleefdheid en getrouwheyd aen de Republiek en aen de constitutie des derden jaers. Den zesden thermidor (24 July 1797) heeft men alhier op de abdye Munster de klocken weggenomen. De eerste was 36 duym hoog en 26 aan den voet breedt. Zij droeg tot opschrift: † Josepha de Broch. Me fecit Alexis Petit 1769. De tweede 32 duym hoog en 26 breed droeg voor opschrift: † Rma necnon Perill. Dna Maria Josepha de Broch 1772. De derde 26 duym in de hoogte en 31 in de breedte, droeg voor opschrift: † Adriana Albertina Baronesse van Reede, abdis. De vierde 12 duym in de hoogte en 15 in de breedte hebbende, had in de ronde als opschrift, St Peters letters. Den 8 thermidor (26 July) syn de kloeken van het klooster van St-GerlacusGa naar voetnoot(1) weggenomen. De eerste 17 duym hoog en 21 in den doorslag had voor opschrift: † Ste Gerlace ora pro nobis 1688. | |
[pagina 288]
| |
De tweede 14 duim hoog en 18 in doorsnede had voor opschrift: † Sancta Maria ora pro nobis 1688. En daer men alhier nog mis, nog sermoen heeft konnen hooren, hebbense in alle kercken den Rosenkrans gebeden, één voorbiddende met voor den Rosenkrans te singen den Tantum ergo etc. ende naer denselven den Genitori etc. Den 28 Sept. 1797 heeft men geene klocken meer mogen roeren tot hoegenaemd geenen godsdienst, en den 4 Oct. niverans voor. Den 7 Oct. heeft men geene klocken meer gehoord, en is voor de tweede reis gekomen van alle uytwendige teekenen van Godsdienst af te doen. Soo hebben de nabuyren op hunne putten de O.L. Vr. beelden uit de heilighuyskens gedaen en het Christusbeeld aen de Penitenten en dien aen de Minnebroeders weggenomen. Den 4 Oct. is alhier aengekomen van aen te geven alle pastoreele goederen soo landeryen en andere Revenuën. Den 14 Oct. syn de pastoreele goederen by provisie gesequesteerd tot dat een geestelyke synen eed soude gedaen hebben. Den 3 Dec. 1797 is alhier de Cathedrale kerke van St-Christophorus verzegeld en gesloten, 's morgens ten 12 ure, en ten vier het begynhof gesloten en ten acht uren 's avonds verzegeld. De minderbroederskerk werd den vijfde dezes voor de tweede reyse gesloten. Den 10 is de Ursulinnenkerk gesloten. Den 6 Dec. is alhier op het stadhuys gepubliceert de wet betreffende de opgave der namen, toenamen, woonplaets, qualiteyt, den eed gedaen of niet der gewesene | |
[pagina 289]
| |
geestelijken en bysonderlyk te specifieren die sich souden geopponeerd hebben tegen den eed, en den 9 deses hebben sy begonnen den inventaris te maken in de parochiekerk der effecten. Den 22 frimaire (12 December 1797) heeft den Heer RegentGa naar voetnoot(1) synen eed gedaen. Den 15 Dec. 1797 waren binnen dese stad 48 priesters. Den 15 Dec. is alhier met het horen gepubliceerd, dat alle degene die hunne huysen souden verleenen tot publieke vergadering om te bidden, sich souden blootstellen aen het gevaer van door de gendarmen aengerand te worden. Den 27 frimaire van het 6de jaer (16 Dec. 1797) heeft den heer Regent 's morgens ten 9 uren in de Urselinenkerk mis gelezen. Den 26 Dec. heeft men alhier 42 manspersonen die van Melick quaemen aengehouden en op het stadhuys gebragt, alwaer sy hunnen naem en toenaem hebben moeten opgeven, en drie burgers, Henri de Brabander, van Munster en M. Fabry syn aengeteekend van sich verset te hebben tegen de gendarmen. Den 24 Nivose (13 January 1798) is alhier gepubliceert de wet betreffende de suppressie der Kapittels, simpele beneficiën en der religieuse kloosters welke school houden en krancken oppassen, waaronder ook begrepen waren de Urselinen onzer stadGa naar voetnoot(2), de Semenariën en alle wereldlijke corporatiën van beyde secten. Den 17 January is alhier gekomen van Maestricht | |
[pagina 290]
| |
dat men van geene kerke, sich onder segel bevindende konde jouisseren tot eenigen Godsdienst. Den 21 January (2 pluviose) is alhier een nieuwen boom van Vryheit geplant, met de wortel, en daerom een zeskantig staketsel van 8 voeten in de ronde en vyf voeten hoog, tricolor geverwd, te weten wit, blauw en root en alsdan is ook het jaargetyd gevierd van de onthalsing des konings. Zy syn met den vryheidsboom op eenen wagen bespannen met dry paerden voor uyt gereden vergeseld van het volck, het musiek van Vaulhaber en alle de fonctionarissen, die alsdan hunnen eed moesten doenGa naar voetnoot(1). De stoet trok ten eersten door de Olystraet, over de Hegstraet en Zwamakerstraet naer den markt, alwaer sy den vryheidsboom begonsten te rechten, en half weg zynde viel hy neder, soo dan begonsten sich alle ware Republiekynen te ergeren over het gejuyster des volks, maer sy wilden hem met de schouders opregten, maar dit was te vergeefs. Naerdat hy geregt was hebben sy begonnen te singen en te roepen: Vifela Repeblique! en den hoed in de hoogde gesteken; maer geene andere borgers hebben sich hier aengesloten. Deze Republicains waren Joan Dionysy, Jean Wolfhagel, Theodorus Nesen, Jean van Beringen, Willem Decroey, Frans Tambacher, Mathias Sterken, Emanuël Stercken, Jean van Gessel en Paes Van Wylinck. Den 24 dito is alhier op 't stadhuis gekomen de com- | |
[pagina 291]
| |
missie van den commissaris Hannof betrekkelijk de suppressie van de kapittels, kloosters enz. waer by stond dat van de suppressie uitgesloten bleven de Urselinen van Ruremonde, de religieusen van Nunem en de Wittevrouwen van Venlo. Den zelfden dag verscheen eene wet betrekkelijk de opening der parochie kerk. Den 27 January 1798 (8 pluviose 6de jaer) is alhier binnen de stad Ruremonde ten drie uren nae de noen de parochiekerk van St-Christophorus geopend, mits de kerkmeester goed bleef voor de effecten, alwaer ten vyf uren wederom de rozekranz is gebeden. Den 28 dito heeft de regent ten 9 uren in dese kerk misse gelesen en daer waren vele borgers in de kerk die den rosekrans baden, maer dese den regent siende liepen stormender hand de kerk uyt en de kinderen juisterden en lachten hem uyt. Dese en alle die van syne party waren gingen uyt, waerop de regent de gendarmen tot resistentie versocht. Kort daernae kwamen dese geheel gewapend naer den markt, toen de mis byna uyt en het gejuyster der kinderen gedaen was; zy teekenden eenige borgers op, als belhamels van dese opruijing ofschoon er niets van aen was. Dan heeft de koster door den Agent last gekregen van den 29 de kerk niet te openen en den 30 wederom te openen met voorkennis van den agent; sy is dan ook ten half ten geopend. Den 29 is de Meesterse van het Begynhoff alhier belast geworden van binnen vier en twintig uren sich met hare medebegynen uyt hare huysen te begeven, en het hof is dan ook gesupprimeerd. Ruremond den 11 pluvios 6de jaer (30 january 1798) werd gepubliceert als volgt: ‘Word hierdoor eenjeder gewaerschouwd dat alle diegeene, dewelke den wettigen | |
[pagina 292]
| |
dienaer van den Godsdienst den borger Schmisingh, of de bywoners van synen dienst het minste sullen affronteren, hetsy met geschreeuw ofte anderssints sullen aenstonts worden aengeklaegd aen het tribunael der Policie en volgens de wetten met gevangenis en geldboete gestraft, en de ouders wier kinderen sulks doen sullen met vier of acht militairen worden belegd nae venant van de pligtigheid van hare kinderen, en die ouders sullen aen die militairen kost en dranck gratis versorgen.’ Den zelfden dito heeft den agent eenen brief geschreven aan de kerkmeesters, dat sy kosten de kerk openen, mits goedblyving voor de effecten die er sich bevonden en op conditie dat die persoon welke voorbidde den eed gedaan hadde. Op denselfden dag kwam ook een brief aen die der Minderbroeders op de conditie voorschreven. Den 31 is de capelle van O.L. Vr. int Sant savonts omtrent 5 uren geopend. Den 1 Febr. is het domkapittel deser stad gesuprimeerd. Den 2 Febr. waren eenige borgers naer den Rosenkrans gegaen, voor negen ure, en al de personen die nog ten 9 uren wanneer de Regent mis kwam lesen in de kerk waren, dwongen de gendarmen, die voor de deur kwamen staen, van in de kerk te blyven. Den 3 Feb. 1798 is aen den Receveur der domeijnen aengekomen dat de religieusen van het begijnhof binnen 24 uren er moesten uyt syn, dat is te seggen de huerlingen en die geenen koopbrief van hunnen huyse konsten toonen. Dit is hun daegs daer naer aengesegd en desen heelen dag hebben se verhuysd, dog aen den avond de franschen siende dat er effecten der kerk souden medegenomen worden, hebben eene schildwacht aen de kerk gesteld en de begynen hebben uytstel gekregen tot daegs | |
[pagina 293]
| |
daer naer ten vyf uren 's avonds, wesende den 5 febr. Den 4 Febr. hebben de kerckmeesters van den Agent eenen brief gekregen, door orde van den commissaris, behelsende dat de kerk niet mogt geopend worden als voor eenen gesworen priester en dus dat sy de kercke niet meer mogten openen ten zy van 8 tot 11 uren voor den godsdienst van den regent, en namiddags gaer niet, tensy deese het begeerde, maer voor geene refractaris of fanatieken. Den 6 hebben de Franschen alle het kerkegoed van het begijnhoff naer het stadhuys gebragt, ende is ook gepubliceerd van alle adelyke wapens aff te doen binnen twee mael vier en twintig uren. Den 7 Febr. 1798 kwam bevel van alle kapellekens en uytwendige teekens van godsdienst af te doen en die sulken tegen syn huys niet dede afbreken soude het huys worden geconfiskeerd; dewelke men den 7 en 8 heeft sien afdoen of breken en eenige toemetselen. Den 9 is de parochiekerk wederom voor ons geopend omtrent ten vier uren nadat er twaalf burgers hunnen eed hadden gedaen, en is ten vyf uren des avonts de rosekrans weder gebeden. Den 14 heeft Van Beringen het afdoen der kruyssen van de nationale gebouwen aengenomen voor 600 gulden; maer soo den Commissaris vernomen had dat op andere plaetsen sulx beter koop gedaen werd, heeft hy de betaling geweygerd indien hy het voor geen 500 wilde doen. Denselfden dag syn de kerkmeesters en nog twee andere borgers voor de effecten die nog in de sacristie der parochiekerk en der kapel versegeld waren, goed gebleven, en is de kapel wederom geopend. Den 17 Febr. 1798 is alhier een arreté aangekomen behelsende de suppressie der Urselinen. | |
[pagina 294]
| |
Den 22 Febr. werd eene publicatie en affixe gedaen over de verpagting der pastoryen binnen het canton Roermond waer geen gesworen pastoor was. Denzelfden dag heeft de commissaris Hannof eenen brief geschreven aen de municipaliteyt opdat sy twee commissarissen souden benoemen tot het maken van inventaris der bezittingen der Urselinen, waartoe benoemd syn geworden H. Beckers en de schepen van der Renne. Ook hebben de pachters der Cartuysers, Kruysheeren, Godsweerth, Godsbongaert, Munster, Mariaweert, Mariagaerd etc., op peene van amende, binnen drie dagen de goederen moeten aangeven. Den 26 Febr. 1798 is alhier by de Urselinen voor de laetste mael school gehouden en is den inventaris gemaekt. Denselven dag syn de huysen van het begynhoff voor een jaer verpacht. Den 28 Febr. des avonts syn de Ursulinen uyt hun klooster gegaen. Den 1en Meert syn de effecten der sacristie versegeld. Den 2 Meert is rondgeblasen dat alle borgers die geestelijke personen souden komen op te houden, die onderworpen waren aen straf van deportatie, volgens de wet souden gestraft worden. Den 4 Meert heeft den kerkmeester der parochie een don gratuit aen de borgers versocht voor het afdoen van het kindeke van St. Christophorusbeeld op den toren en het maken en opsetten van het bonnet der vryheyd op St. Christoffelsstaf. Den 5 is men begonst met het afdoen der kruysen op de Mindebroederskerk gehoorende aen het domeyn door leyendeckers van Maestricht, en op de groote kerk gehorende aen de stad door eenen deser stad; denselfden dito is de wereldbol die het kindeke in de hand had afgenomen, maer sy hebben het kindje sonder het te schenden met force niet konnen af krygen. | |
[pagina 295]
| |
Den 6 Meert is den Urselinen en Minderbroedershoff voor een jaer verpacht. Den 7 is het bonnet der Republiek op den staf van St. Christoffel geset. Den 16 Meert heeft men het groot kruys van het Munster afgedaen; de haen van den toren had tot opschrift: Abdis de Reede 1716. Den 18 Meert is gepubliceert dat alle Religieusen gesupprimeerd door Keyser Joseph II, den 2 April sich souden aengeven op het stadhuis en dat er te Maestricht voor hen eene kleyne som geld was. Den 22 Meert is het laetste kruys afgedaen te weten dat der Urselinen; en dese kruysen syn allen op het stadhuys gebragt. En ook is den ouden vryheydsboom uytgedaen. Den 1 April 1798 hebben twee gendarmen bij den Heer Erix ex-jesuietGa naar voetnoot(1) omtrent ten 5 uren huyszoeking gedaen of hy in syn huys geene mis en las, ende sy hebben eenige borgers daer aengetroffen en hebben ook een misgewaed gevonden, den kelk, den altaersteen en desgelyks en in den hoff eener juffrouw deser stad syn mantel en kerkboek met naem en toenaem. Ook syn sy geweest by Masoeur Scryvers, waer men segt dat sy den autaersteen gevonden hebben. Ten half twaalf deden sy huyssoeking by den Heer Bos vicaris der parochie. Denselfden dag hebben zy by den Heer Erix den inventaris gemaekt van alle effecten sich bevindende in syn huys. Den 6 is opgeslagen dat hy sich zoude komen verdedigen, maer hy is niet gekomen. Men zegt dat een gendarme sondags van te voren, als boer verkleed, in syne mis was geweest. Den 6 April heeft de commissaris van het uitvoerend | |
[pagina 296]
| |
bewind by het tribunal correctionel eenen brief geschreven aen de municipaliteyt, inhoudende dat men uyt alle rapporten nog vernam dat de ongesermenteerde priesters voort gingen in het oefenen hunner kerkdiensten en dat sy de willige borgers van het oefenen hunner pligten sochten af te trekken en hun aenspoorden geene contributie te betaelen enz.; soo dat de municipaliteyt hun konde waerschouwen dat in geval sy binnen acht dagen niet voldeden aen den eed, men voor hun de straf der deportatie zou versoeken. Eenige daegen daernae is deze brief op de poorten gehangen, vergezeld van een kleyn bijvoegsel, waerin de agent Missing hun aenspoord van den eed van haet aen het koningschap te komen doen, dewyl deze waerschouwing nu meynens was. Den 2 Mey is alhier met het horen gepubliceerd dat ongesermenteerde geestelyken sich binnen tien dagen souden komen aengeven op het stadhuys, soo sy niet van domicilie verandert waren, sedert de wet van den 19 fructidor. Dese hebben dan op het stadhuys moeten opschryven naem, toenaem, geboorte plaets, ouderdom, voormalige qualiteyt en woonplaets. Er syn er eenigen geweest. Den 5 Mey is gepubliceerd een arreté aengaende de stiptelyke observatie der Decadi. Den 5 Mey is nog gepubliceert een arreté aengaende de centrale en primaire scholen, behelsende dat men aldaer moest leeren de regten van den mensch, de constitutie en de boeken der eerste beginselen der wetenschap, welke door de Nationale Conventie aengenomen zyn et dat de municipale officieren ten minsten eenmael per maend, daerover ondersoek zouden doen, vergeseld van eenen juré van onderwys en te sien of de kinders ook voortgang deden en of de meesters ook capabel was. | |
[pagina 297]
| |
Den 7 Mei is gepubliceerd en geaffigeerd par extrait als volgt: ‘Tot naekominge van het besluyt vant uytvoerend Bewind van 14 Germinal lestleden word het publiek hiermede gewaerschouwd van sig op de Decadedaegen te onthouden van alle publieken arbeid, van het uytsetten der winckels en desgelyx, om niet te incurreren de pene by de geseyde wet gestelt. Dat almede op deselve daegen geenen publieken merkt sal moegen worden gehouden, dan dat daertegens tot gerief van het publyek op alle andere daegen als die der Decade, publieken merckt kan en sal worden gehouden binnen dese gemeente. Ruremonde den 18 floréal 6de jaer. Was geteekent: Missing, agent municipael. Den 8 Mey is het merkdag geweest; den 9 Decadi, wesende een woensdag, ten zeven uren 's morgens werd de groote klok geluyd en soo alle de volgende Decadi. Den 10 Mey 1798 is op het stadhuys aengekomen dat de huysen van het begynhoff, niet toebehorende aen partikulieren, binnen zes Décadi, zouden verkocht worden; denselven dito dat alle kercken niet bediend wordende door gesworene geestelyken moesten gesloten worden. Den 16 Mey is verbod gedaen door den agent van als men uitbelde het overlyden van eenen inwoner geen Onsen Vader te versoeken, maer simpelyk te seggen: Daer wordt bekend gemaekt enz. Alsdan werd ook verboden van geene doodplanck meer uyt te setten. Den 20 Mey is door de Municipaliteyt den Commissaire Petit benoemd tot het verkoopen der kerkelyke effecten. Den 21 Mey heeft den Agent laten opseggen het optrekken en repareren der horlogie van de groote kerk mits de stad dit niet kon betaelen, en heeft men den | |
[pagina 298]
| |
22 om seven uren ('s avonds), met de klok geluyd voor de arbeiders en 's morgens om acht. Den 28 juny (10 Messidor) is de feestdag van den akkerbouw gevierd en Schommers heeft alsdan tegen de geestelyken gepredigd. Den 2 july zyn de heeren SimonGa naar voetnoot(1) en Jocamps weggevoerd als gevangenen. Den 7 julij is de parochiekerk wederom gesloten, terwijl de burgers bezig waren den Rosenkrans te bidden, en is ook de kapel in 't Sand gesloten, terwijl eerst den 20 deeses de order van Maestricht is gekomen om te sluyten, en ook verboden werd te bidden op het kerkhoff en voor de kerkdeur. Den 10 July zyn zeven geestelyken gevat 's morgens ten halver vier, en zes zyn weggebragt, dog eenen hunner is wegens zynen ouderdom te Maestricht gebleven. Den 11 July (23 Messidor) heeft de Heer Holtappel den eed gedaen. Den 13 July (25 Messidor) hebben de Heeren Vincken en Vanden Greyn den eed gedaen en den 15 in de groote kerk mis gelesen. Den 15 July (27 Messidor) heeft de Heer Jochams den eed gedaenGa naar voetnoot(2). Den 15 July zyn de gendarmen tot Melick voor de kerk geweest en hebben het volk bang gemaakt. Toen zyn ook 14 borgers naer 't stadhuys gebragt en hebben aldaer hunnen naem moeten afgeven. Den 16 July is afgeleesen van het verkoopen der pastorijgoederen dier pastoriën, waer de pastoors den eed niet gedaen hebben. Den 18 July hebben de gendarmen den Heer Ubbels, vicarius in zyn huys gesocht. | |
[pagina 299]
| |
Den 20 July werd ook op andere plaetsen visitatie gedaen ter ontdekking van geestelijken. Den 21 syn wy voor 't geregt geweest. Den 22 July is afgeleesen op de hoeken der straten dat sig alle geestelyken, die absent waren en den eed niet gedaen hadden, sich binnen vier en twintig uren moesten ingeven en op het stadhuys komen teekenen, en sy anders als absenten souden beschouwd worden; tgeen gebeurd is den 23 door 60 (?), alwaer den agent hun vraegde of sy den eed wouden doen. Den selfden dag (23 July 5 Thermidor) heeft de propst van St. Gerlacus en syn capellaen gelyk ook de Heeren Luytgens subprior der gesuprimeerde Kruysheeren en Jonkheer de Therme den eed gedaan. Den 24 hebben de gendarmen van het kanton Hinsberg den pastoor van Melich uit de kerk weggehaeld. Den... heeft de Commissaris de Agenten gerequireerd om de sleutels der kerken op de secretarie binnen tien dagen te deponeren. Den 24 Julij is afgelesen dat de minister versocht de handhaving tegen de Engelschen. Den 25 July wesende St. Christoffel syn vele menschen naer Herkenbosch gaen mis hooren. Den 26 hebbense het kleyn kapelleke wederom doen toenagelen, hechtende kruysweyse houten daarvoor, dewyl er nu weêr eenige menschen aldaar waren gaen bidden. Den 27 July heeft de heer vicarius de Haen den eed gedaen. Den 28 is geweest de fête de la liberté, alsdan hebben de fransquillons eenige wapenborden verbrand. Den 29 July werden de meubelen en effecten der Minderbroederskerk verkocht; en al wat niet verkocht werd hebben se, den 30 naer het stadhuys gevoerd. | |
[pagina 300]
| |
Den zelfden dag liep het gerugt dat er eenige van de twaalf die den eed gezworen hadden tot het bidden van den Rosenkrans gevlugt waren, mits de zaek vervolging leed. Den 31 zyn de meubels en effecten der Munsterskerk verkocht; den 3 Augustus die der Urselinen. Den zelfden dito is de saek van Simon en Jochams uytgemaekt en dese syn den 7den terug gekomen. Den 6den was voor de tweede reyse verkoop in het Urselinen klooster smorgens. Den 8 had dit plaets in t Begynhoff te achtermiddag, en op het Stadhuys is denzelfden dito alles verkocht wat over was gebleven. Den 7 hebben de 12 gezworene eene petitie ingediend. Den 14 's avonds voor O.L. Vr. Hemelvaert hebben de gendarmen met de husaren eenige Gullikers, gelyk er om O.L. Vrouw altyd pleegden te komen, achter de kapel weg gehaeld en alhier int arresthuys gebragt, waerby ook was de kapellaen van Melich. Deze hebben drie dagen gezeten. Den 15 smorgens omtrent ten half acht hebben de housaren en gendarmen het volk dat van Herkenbosch af kwam verspreyd en er elf of twaalf gevangen ingebragt, die sy hebben in het arrest huys gebragt. Maer dese syn met hunnen naem te noemen los geraekt, op twee nae, die voor den tweeden keer er bij waren; deze syn eerst aen den avond los gekomen met den naem af te geven en te compareren in val dat noodig. Denzelfden dag (15 Augustus) hebbense vier personen die aen de kapel saten te bidden int arresthuys gebragt, waeronder een borger der stad; des zaturdags smorgens syn se los gelaten. Denzelfden dito syn eenige uyt den CercleGa naar voetnoot(1) geweest ten huyse van de Wed Dupont vragende of den Br Bremer aldaer niet was, want sy de ornamenten van St-Rochus broederschap moesten hebben. | |
[pagina 301]
| |
Den 18 syn de effecten van 't Capittel in de cathedrale kerk verkocht. Den 19 Aug. syn vele borgers naer Herkenbosch gegaen; maer toen heeft de pastoor aldaer, zoo voor als na de mis, het volk vermaent en gezegd, dat zy zouden te huys blyven, dat de tyden te gevaerlyk waren, dat hij se anders met fors zou dwingen te blyven; dat hy gevaer liep, gelyk de pastoor van Melick, opgeligt te worden. Dat eenige lieden, als de klapwyven rond strooiden dat hy den eed had gedaen. Maer indien zij dat gelooven, waerom blyven zij dan niet te huys; dit ware beter dan hem en zijne parochianen ongelukkig te maken. Den 20 November 1798, synde Decadi, syn alhier plotselyks eenige geemployeerden, gelyk commissaire, agent enz. van Maeseyck arriveerd tusschen een en twee uren 's morgens, gerugt makende dat de Brabanders by hun tusschen 8 à 9 uren 's avonds waren aengekomen, dat se omtrent 600 man sterk waren, hebbende twee kanons en dat sy er 3 of vier vermoord hadden, selfs noemden sy er uyt hunne naest bestaenden; op welk gerucht de Circulisten, voor het meestedeel leden der nachtwacht, met de wacht alles besetten, zelfs de Vlodorperbrug. Aen hun huys vlugten zy al hun goed by andere weldenkende borgers. De commissaire du directoire exécutif, de Receveur der domeynen pakten in alleryl al hun goed in; de receveur generaal Dresen maekte het geld byeen en men bragt het met den postwagen naer Venlo; ook vlugtten eenige lieden van Thorn hierdoor naer Venlo. Men schikte rond om volk byeen te haelen en sy kregen omtrent 200 man, waeronder eenigen van Melick en ander naby gelegene plaetsen die 's morgens ten 12 aenkwamen. Toen liet men de borgers gaen, welke van 8 uren 's morgens op wacht | |
[pagina 302]
| |
stonden. Ten negen uren, vermits het Decadi was, was men gewoon de klok te luyden en op het stadhuys de wet af te leesen, maer nu ter contrarie trokken sy de klokseelen op. In val het volck niet was gekomen was de commissaire etc. gereed om op Venlo te vertrecken; de karren waren reeds besteld. Ten 12 uren seyde men dat de Brabanders reeds de Maes over waren. Dit geschreeuw heeft den geheelen dag geduert en een ieder loog op syn schoonste. Denselfden avond mits het krygsvolck er was, werd de burgerwacht maer gekommandeert ten getalle van twintig, en men vernam toen officielement dat het voorseyde gerucht over de Brabanders niets was geweest dan een uytstrooisel. Den 21 seyde men dat de commissaire der Meyery te Maeseyck ware aengekomen en dat de franschen gemeent hadden dat dit Brabanders waren en daerom de vlugt hadden genomen; maer de eene seyde hiervoor en de andere daervoor, zoo dat alles onzeker bleef. Denzelfden morgen hebben de franschen twee inwoonders opgesocht, die daags te voren wat veel vertelt hadden, maer sy hebben se niet gevonden. Dit jaer 1798 was het regt der patenten voor dese gemeente, onder de 5000 sielen, voor de eerste klas van 40, de tweede 20, de derde 15, de vierde 8, de vyfde 5, de zesde 4 en de zevende 3. En nae de opneming der populatie die alsdan geschiedde, bevatte deze gemeente met hare buytenyen 3961 zielen. Den 8 Dec. liep het gerugt dat men de jongens der requisitie soude ligten. Hierop syn desen nacht vele lotelingen buyten hun huys gaen slaepen. Om denzelfden tyd was er ook spraek dat men de vereede geestelyken, die te laet hunnen eed hadden gedaen, zoude vatten. Deeze hebben dan ook veelal niet op hun bed geslapen; | |
[pagina 303]
| |
niemand zou bij tijds zijnen eed gedaen hebben dan de Regent Schmising. Den 10 Dec. was wederom spraek dat men de jongens zoude vatten, selfs die welke buyten de conscriptie waren, en vermits op dit gerugt de gendarmen van het departement 's avonds alhier aenkwamen, syn alle jongens deesen avont de stad uyt gevlugt, selfs ook die van eenige naburige dorpen. Maer terwyl daer niets van aen was syn sy wederom successivelyk teruggekomen. Den 13 werd gepubliceerd dat alle jongelingen in de conscriptie vallende, die zich nog niet hadden aengegeven dit binnen 24 uren moesten doen. Den 19 Dec. werd gepubliceerd een arreté betrekkelyk de paspoorten uitgeleeverd aen die der conscriptie welke buyten lands gereysd waren, en dat die welke zich nog niet hadden aengegeven, dit binnen twee decaden moesten doen, op straf van gesteld te worden op de lyst der emigranten. Den 21 Dec. is gepubliceerd dat den 23 alle kerkegoed zou verkocht worden. Denzelfden dag is aengekomen een arreté over de ingeschrevenen op de lijst der requisitie, inhoudende dat se den 10 Nivose sich moesten vertoonen op straf van gesteld te worden op de lijst der emigranten en voorts getreden zoude worden tot de partagie van alle goederen. Den 22 is nog een arrest gepubliceerd betrekkelijk de ingeschrevene requisitionnaires. | |
[pagina 304]
| |
publiek verkocht op het stadhuys aen den meestbiedenden. Deze moesten geslecht zyn in de jaren 1782, 1783 en 1784. 1783 zyn drie kloosters gesupprimeerd, te weten: Mariawee, de Carmelitessen en de Carthuysers. Zy zyn den 30 Juny uyt hunne kloosters vertrokken en den 4 Aug. van hetzelfde jaer zyn de roerende goederen publiek verkocht in de Mariawee, den 11 dito in de Carmelitessen en den 18 dito in de Carthuysers. 1784 zyn vier kloosters gesupprimeerd, als de Kruysheeren, welke vertrokken syn den 15 Mey, Mariagarde, de Clarissen en Godsweert, deze zyn vertrokken den 15 Juny. Den 21 Juny zyn de roerende goederen publiek verkocht by de Carthuysers, den 28 dito in Mariagarde, den 5 July in de Clarissen, en den 8 dito in de Godsweert. In dat jaer syn ook de autaren, communibanken, predikstoelen, de kerkvloeren, de klokken, de orgels en alles wat niet nagelvast was publiek verkocht. Ook zyn alstoen de schilderyen van al de kloosters publiek verkocht in het couvent der Carthuysers. 1785 is een nieuw kerkhof aengelegd aan de kapel in het Zand en den 1ten Mey is men begonnen al de lyken daerop te begraven die onder de stad behooren. 1685 is den Godsboomgaerd gesupprimeerd. De religieusen zyn den 15 September uyt het klooster vertrokken en den 19 en 20 dito zyn derzelver meubelen verkocht. 1786 heeft de keyser, Joseph II, een accoort gemaekt met de Staten van Holland, dat een klooster by Maestricht, St-Gerlach genaemd, bewoond door adelyke nonnen der orde van den H. Norbertus, aldaer moesten vertrekken. De religieusen konden een klooster kiezen van geheel Brabant; zy kozen het gesupprimeerde convent der Carthuysers te Roermond en hebben den 6 Sep- | |
[pagina 305]
| |
tember deszelfden jaers aldaer haren intrek genomen. De kerk is weder hersteld en den 22 April 1787 is er de eerste publieke dienst gedaen. 1786 zijn vier kloosters publiek verkocht, te weten, den 14 October Mariawee voor 5300 gulden brab.; den 16 dito de Clarissen voor 6180 gulden brab.; den 18 dito Godsweert voor 6600 gulden brab.: den 20 dito den Godsboomgaerd voor 1790 fl. brab. 1787 is het klooster der Penitenten gesupprimeerd en de nonnen hebben den 11 April haer klooster verlaten. Den 13 en 14 dito zijn aldaer de meubelen verkocht. 1789 den 3 December is Mariagarde publiek verkocht voor 1033 fransche kroonen. 1789 den 17 en 18 Dec. hebben eenige burgers begonnen patriotsche kokarden te dragen. Den 19 dito zyn de Heeren van den raed daerom byeengeweest op het stadhuys en hebben voor goed gehouden dat al de burgers cocarden moesten dragen, zooals ook geschied is. Den 20 dito om 7 uren 's avonds is hier een aerdbeving geweest, die zich den 21 's morgens om 7 uren heeft vernieuwd, zoodat er in de stad een groote schrik heerschte. Den 29 dito 's morgens om 7 uren zyn de Weerter boeren of patriotten in de stad gekomen en hebben de stadspoorten gesloten en hebben niemant in of uyt laten gaen tot omtrent 10 uren. Toen zyn de poorten weder geopend en tusschen 12 en 1 uur zyn wel 600 man in de stad gekomen; zy hebben drie huyzen der stad bezet met de sterke hand; te weten het huys van den Kanselier Luytjens, het huys van den momboir de Steurs en dat van den griffier Van der Renne. Den volgenden dag om half twaelf uren zyn de patriotten, deze drie Heeren medevoerende, vertrokken naer Weert en van daer naer Brussel. | |
[pagina 306]
| |
1789 den 1 February is op het stadhuys afgekondigd dat alles wederom op den ouden voet zoude zyn zoo geestelyke als wereldlyke. De lyken mogten weêr op de oude kerkhoven begraven worden en den doodewagen heeft men aen stukken geslagen. Den 14 dito zyn de Brabandsche patriotten in de stad gekomen des namiddags ten half twee, 150 dragonders en even zoo veel man te voet. 1790 den 5 en 6 December zyn de patriotten alhier afgedankt. Den 9 dito zyn de momboir de Steurs en de greffier Van der Renne weder in de stad gekomen. Den 14 dito kwamen ook de keyserlyke troepen. 1791 den 31 January is teruggekeerd de cancelier Luytgens. Den 22 Sept. heeft men den eed gedaen aen keyser Leopold, en op denzelfden dag tusschen 9 en 10 uren is Maria Christina met haren echtgenoot alhier gekomen. Dit was eene groote victorie, zy is 's avonds tusschen 9 a 10 uren naer Thorn vertrokken. 1791 den 12 Dec. is het klooster der Carmelitessen verkocht voor 4024 gulden brab. Den 13 dito is het klooster Mariagarde voor de tweede reys verkocht geworden voor 2702 fl. 1792 den 13 Aug. heeft men den eed gedaen aen keyser Frans II. Den 10 Dec. hebben de keyserlyken 's avonds de groote brug in brand gestoken en geheel in asch gelegd. Den 11 dito 's morgens om 5 en 6 uren hebben de keyserlyken de stad verlaten. Denzelfden dag tusschen 9 of 10 uren zyn de Franschen alhier binnen gekomen. Den 15 dito hebben zy eenen vryheidsboom geplant. 1793 den 3 Meert is te Swalmen een gevegt geweest tusschen de Franschen en de Pruissen en den 4 dito te | |
[pagina 307]
| |
Merum tusschen de Franschen en de Keyzerlyken. Dit laetste heeft byna vier uren geduurd, toen hebben de Franschen moeten wyken en zyn met eene gierbrug overgevaren. Den volgenden dag 's morgens hebben zy deze gierbrug in den grond geschoten. Denzelfden dag 's morgens tusschen 7 en 8 uren zyn de Keyzerlyken weder in de stad gekomen. 1793 den 17 April is den bisschop, Damianus markies van Hoensbroeck, overleden. 1794 in Mey is men werkzaem geweest om het klooster der Carmelitessen in staet te stellen en den 2 Juny zyn daerin zes religieusen omstreeks 11 uren ingetrokken. Den 3 Juny, om tien uren is aldaer eene musiekhoogmis geweest tot groote blydschap der ingezetenen. Den 25 dito hebben de Carmelitessen weder het klooster moeten verlaten en zyn naer de abdy Munster vertrokken. Drie jaren later den 3 Febr. 1797 hebben zy ook uit het Munster moeten vertrekken en zyn op den Markt gaen wonen. 1794 den 3 Oct. zyn de Keyserlyken uit de stad vertrokken en den 4 dito zyn de Franschen weder binnen gekomen. 1795 den 18 Meert werd een vryheydsboom geplant die door 28 burgers werd gedragen van de Voogdy over de Zwamakerstraet naer den Markt. 1795 den 28 July is de Roer zoo groot geweest dat de geheele Hamvelden onder water stonden en de groote brug die hetzelfde jaer gemaekt was is weggedreven. 1797 den 22 January zyn drie commissarissen in het Minderbroeders klooster gekomen en hebben aen de kloosterlingen de Bons gepresenteerd, doch deze hebben ze geweygerd. Den 23 dito heeft hetzelfde plaets gehad op het Munster, doch deze religieusen hebben de Bons aengenomen, vervolgens werd hetzelfde gedaen by de religieusen van St-Gerlach. Den 13 February zyn twee commissarissen met 20 soldaten in het klooster der Min- | |
[pagina 308]
| |
derbroeders gekomen en hebben de Paters met geweld uyt gedreven. Den 17 dito zyn de religieusen van St-Gerlach uyt haer klooster op de Zwalmenderstraet uitgedreven. Den 18 dito zyn die van het Munster vertrokken. In April hebben die van St-Gerlach hun oorspronkelyk klooster by Maestricht teruggekocht en zyn den 25 April weder daerin getrokken. Den 2 Juny hebben de Franschen het mis lezen der geestelyken verboden en ook het prediken, biecht hooren, doopen en begraven. 1798 den 10 July hebben de gendarmen in den vroegen morgen zes priesters van hun bed gehaeld en gevangen weggevoerd. Den 29 dito is alles publiek verkocht in de Minderbroederskerk, de autaren, orgel, preekstoel enz. Den 31 dito is alles verkocht in het Munster en den 3 Augustus in de Urselinen. Den 22 September hebben de Franschen hun Nieuwjaerfeest gevierd met groote pracht en luyster 's Avonds werd geïllumineerd. 1800 den 12 Meert zyn de priesters teruggekomen. 1802 den 26 Augustus hebben wel 100 burgers de groote kerk helpen schoon maken en sieren. Den volgenden dag heeft de oude pastoor Matheï vergunning verkregen van om 10 uren eene muzyk hoogmis te doen met Te Deum. Dien dag was een dag van groote vreugde voor de stad. 's Avonds was alles geïllumeerd. Daerna hebben de priesters hunnen dienst weder gedaen als vroeger. Den 8 Sept. heeft de pastoor eene musykmis gedaen in de kapel. 1814 den 14 January zyn de Franschen uit Roermond vertrokken en den 17, 's avonds om 5 uren, zyn de Russen aldaer aengekomen. |
|