Publications de la Société Historique et Archéologique dans le duché de Limbourg. Deel 5
(1868)– [tijdschrift] Jaarboek van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Oorsprong en Ontwikkeling der parochiën binnen Maastricht.Het woord Parochie, waarvoor wij in onze taal liever het minder gebruikelijke, echt dietsche en christelijke Kerspel zouden bezigen, stamt van het grieksche woord καροσυα, καριγω af, en beteekent eigenlijk eene verzameling van rondom de kerk gelegen huizen. Tegen het ongegronde beweren in van enkelen, die het bestaan der Parochiën tot Christus willen opvoeren, gaat het vast, dat haar oorsprong vóór de derde eeuw niet te vinden is. In het begin der Kerk was elk Bisdom een onverdeeld geheel. Iederen zondag vergaderden de geloovigen, niet alleen der Bisschopsstad, maar ook der omliggende plaatsen, in de bisschoppelijke zetelkerk of kathedraal, en ontvingen daar de H. Kommunie, welke ook door de Diakenen aan de afwezigen werd rondgebragtGa naar voetnoot(1). De Bisschop zelf was, zoo als nog heden, het hoofd der Kathedraal, waarin hij door eenen stoet van Priesters, Diakenen en andere bedienaren, als door zijnen senaat, omgeven wasGa naar voetnoot(2). Toen het getal geloovigen aangroeide, werden er in sommige afgelegen oorden, met toestemming des Bisschops, nog andere vergaderingen gehouden, waarheen, | |
[pagina 80]
| |
elken zondag, één of meer geestelijken der Kathedraal werden afgevaardigd. Daarna ontstonden er, eerst in vlekken en dorpen Parochiën met Priesters aan het hoofd, die, naar believen van den Bisschop, terug geroepen werdenGa naar voetnoot(1). In de Bisschoppelijke zetelsteden, wordt van geene Parochiën melding gemaakt vóór het jaar duizend na Christus geboorteGa naar voetnoot(2). Slechts bij het toenemen van vrome stichtingen, omtrent de 12de eeuw, komen ons oversten van Parochiën als onverplaatsbaar voor. Dit voorregt, wat later algemeen werd, raakte in 1801, ten gevolge van het groote sloopingswerk der fransche omwenteling en de vernietiging der Beneficiën, door het Konkordaat tusschen Pius VII en Napoleon I, voor een groot gedeelte van Europa wederom verloren. De meeste Parochiekerken van het toenmalige Fransche Rijk kregen den naam van Sukkursalen met verplaatsbare bestuurders aan het hoofd, terwijl slechts enkele, die der hoofdplaatsen van zoogenaamde Kantons en Pastorijen der eerste of tweede klasse, het oude voorregt behielden. Volgens bovengemelde beginselen is het duidelijk, dat wij vóór 722, toen de H. Hubertus den Bisschoppelijken Stoel van Maastricht naar Luik overplaatste, geene verschillende Parochiën binnen onze stad behoeven te zoeken. Na het vestigen van den Bisschoppelijken zetel op het graf van den H. Lambertus te Luik, bleef St.-Servaaskerk, Maastricht's jongste Kathedraal, Parochiekerk. Zij bleef dit geheel alleen, tot dat de Bisschop Notgerus (971-1007) de door hem vernieuwde kerk van O.L. Vrouwe, waar- | |
[pagina 81]
| |
heen hij het Kapittel van Malonne, in het huidige Bisdom Namen, overdroeg, insgelijks tot Parochie verhiefGa naar voetnoot(1). Het Kapittel van St.-Servaas zag dit met leede oogen. Wijl echter het gezag van den Bisschop zich toenmaals nog over de geheele stad, zelfs over de kerk van den H. Servatius, uitstrekte, kwam deze ontevredenheid spoedig tot bedarenGa naar voetnoot(2). Zij herleefde echter, sedert Keizer Hendrik IV, bij akte van 25 Junij 1070, waarin Theoduinus, Bisschop van Luik, in zijne bezittingen bevestigd werd, verklaarde, dat hij Maastricht en de andere bezittingen van den Bisschop, met de personen en zaken hem toebehoorende, in zijne bijzondere bescherming namGa naar voetnoot(3). Deze, voor het Kapittel van St. Servaas schijnbaar ongunstige bepaling, had in 1087 eene nadere keizerlijke verklaring ten gevolge, waarin vastgesteld werd, dat de Kerk van den H. Servatius met toebehoor voortaan voor het tijdelijke zoude staan onder den Keizer en voor het geestelijke onder den Paus, terwijl de Keizer zich de vergeving van de Proostdij voorbehieldGa naar voetnoot(4). Op dit besluit steunende, beweerde de Plebaan, of de Pastoor van St.-Servaas-Kapittel, dat hij het Doop- en Begrafenisregt bezat van allen, die eenigermate tot zijne kerk behoorden. Of hem dit werd toegegeven blijkt verder niet; het schijnt echter, wijl, volgens Fisen (ad annum 1122), zijne vorderingen zoover gingen, dat hij beweerde, dat niet slechts de onderhoorigen van St.-Servaas, maar ook alle vreemdelingen, die binnen Maastricht verbleven, zonder onder het gebied van den Bisschop te staan, tot zijne | |
[pagina 82]
| |
Parochie behoorden. Keizer Lotharius III, de alles in het werk stelde, om hoe langer zoo meer voet te vatten binnen Maastricht, trachtte den Bisschop door vrijwillige toestemming tot deze zienswijze over te halen. Dit gelukte hem in zoo verre, dat hij in overleg met den Bisschop Alexander, 1132, bij wijze van uitspraak over de geschillen tusschen de Plebanen van St. Servaas en van O.L. Vrouwe, een diploom uitvaardigde, waarbij bepaald werd, dat alle vreemdelingen, die zich te Maastricht kwamen vestigen, zonder deel te maken van de Familie van Ste. Maria en St. LambertGa naar voetnoot(1), tot het regtsgebied van den koning en voor het Doopen en Begraven, tot de Parochie van St. Servaas zouden behoorenGa naar voetnoot(2). Met betrekking tot het laatste punt, ging volgens de juiste aanmerking van de LenartsGa naar voetnoot(3), de keizer zijn regt te buiten, wijl St-Servaas, voor het geestelijk gebied, onder den Paus stond. Edoch, deze beschikking werd, bij Breve van Innocentius II van het jaar 1139 bekrachtigd. Oudtijds stelden de twee Kapittels in hunne kerken eenen Plebaan, dat is eenen Priester uit hun midden aan, wien de geheele zorg over het geloovig volk (plebs) was opgedragen. Wijl echter de Kapittel- en de Parochiediensten, in dezelfde kerk, op den duur, niet zonder onderlinge stoornis konden plaats hebben, ontstonden er later afzonderlijke Parochiekerken, en wel die van St-Jan-den-Dooper tegen het einde der twaalfde of | |
[pagina 83]
| |
in het begin der dertiende eeuwGa naar voetnoot(1) en die van St-Niklaas in 1342Ga naar voetnoot(2). De eerste bleef afhankelijk van het Kapittel van St-Servaas, wat er, door inwilliging van den Proost Otto van Everstein (1218) en onder goedkeuring van de Roomsch-Koningen Frederik (1218) en Hendrik VII (1222) en van Engelbert, Aartsbisschop van Keulen, het Patronaat uitoefendeGa naar voetnoot(3). De tweede bleef onderhoorig aan het kapittel van O.L. Vrouwe, wat met den Deken vereenigd, het Patronaatsregt der Parochiekerk bezat. Naast St-Jan ontstond er, omtrent het midden der 13e eeuw, eene andere van het Kapittel van St-Servaas afhankelijke Parochiekerk onder den naam van St-MathiasGa naar voetnoot(4). Deze kerk had grootendeels haar ontstaan te danken aan den bloei der Lakenweversgilde in dat tijdperkGa naar voetnoot(5). De Parochie van St-Maarten te Wijk is van veel latere dagteekening. Tot 1587 was de kerk van Wijk, volgens den Annuaire du Limbourg, 1829, nog slechts eene quarta capella van BemelenGa naar voetnoot(6). Volgens de Lijst der Pastoors, in gemelde kerk aanwezig, wordt er echter in 1473 reeds gewaagd van een eigenlijken Pastoor van Wijk, met name Lucas Bulvis. De tijdelijke Pastoor van Bemelen, afhankelijk van het Kapittel van O.L. | |
[pagina 84]
| |
Vrouwe, benoemde den Rektor dezer kapel. Tot Parochie verheven, werd de kerk van St-Maarten vergeven door den Proost van het Kapittel van O.L. VrouweGa naar voetnoot(1). Het bovenaangehaalde Diploom van Keizer Lotharius (1132) schijnt langen tijd als de grondwet van het parochiaal bestuur binnen Maastricht geweest te zijn. Uit een register van het archief der voormalige St-Niklaaskerk, thans berustende in O.L.V., blijkt, dat er voor 1587 geene vaste grensscheiding voor de verschillende Parochiën bestond. Wij deelen dit, voor de kerkelijke geschiedenis van Maastricht, zoo belangrijk bescheid, waarbij de parochiale grenspaling der stad voor het eerst werd vastgesteld, hier met de noodige toelichtingen in zijn geheel mede: Confirmatio et approbatio separationis et distinctionis Parochiarum oppidi trajectensis ad Mosam. 1587 in 7bri. Alsoe die Parochie kercken binnen Maestricht van oudts tot noch toe gestaen hebben, sonder dat sy eenige bescheiden oft besunder limiten oft palen gehadt hebben (desmen seeckerlyck geweeten heeft oft bevonden) by gebreeke van welcken yeder pastoir die straeten ende plaetsen van sijne parochie ende deur dyen oock syne scapen ende ondersaeten niet en heeft gevuegelycken moegen onderkennen, noch ter Eeren Godts ende syne onderdaenen salicheyt elk pastoir syn pastoriael offitie moegen bequamelycken exerceren ende gebruycken, noch alle behoirlycke middelen ende diensten daertoe van noode daertoe volcomelyck te werck gestellen | |
[pagina 85]
| |
noch vry uytgerichten, ende daeruyt ongetwyffelich groote misbruycken ende achterdeel van Gods eere ende dienste ende der heylige Catholicke Roomsche Religie ende goddelycken geloove onderhaldinge endeoyck groote merckelycke oirsaecken van menichfuldige dwalingen gesproten syn ende in voirleden tijden naegevolght, so ter oirsaecken van dyen onder die commissarissen beyde der G. Heeren princen der selver stadt ende ander mennichwerff ende langen tyt gecommuniceert ende gehandelt geweest, om sulcx voirts te verhinden ende doe inne tegen den toeckommenden tyt ten beste eenich sins moegelyck synde te versien tot Gods eere ende dienst, bewaerenisse ende versterckinge der voorschreven heylige Catholycke Roomsche religie ende glorie. Ende dat daer inne midts der voorschreven G. Heeren Princen onder meeder gevichtige generale affairen ende tegenwoirdige saecken alle de werelt notori ende kennelyck niet en heeft uyterlyck versien geweest. So eest nochtans dat daerop gehoirt gehad het advis van Eerw. Heeren Deckens van St. Servaes ende onze Lieve Vrouwe kercken ende andre notable godtvruchtige soo geestelick als weerlycke persoonen der voirss. stadt, Ende tot hennen ernstigen versueck die voirschreven commissarissen te saemen ende eendrachtelyck hebben desen mael geraempt ende onderlinghe gesloten die distinctie ende verdeylinge van de Limiten van de voirschreven drie parochie kercken in vuegen ende manieren hiernae geschreven ende volgende: Te weten in den iersten dat Sint Nicolaes parochie sal beginnen aen de maesbrugge gaende alsoevoirts lanx het clooster van de AugustynenGa naar voetnoot(1), tot aen die | |
[pagina 86]
| |
maesportteGa naar voetnoot(1) recht op deur die Joden straet tot aen dat dinckhuys, begrypende onder heur allen die huysen van deselve Jodenstraet op deselve syde naer sint Nicolaes kercke, Ende die huysen op dander syde van de voirschreven Joden straet sullen staen onder die parochie van Sint Matthys, Ende van t'voorss. dinckhuys aff sal die parochie van sint Niclaes voirts heùr strecken van daer over op ander oirthuysGa naar voetnoot(2) ten huyse genaempt der Cremerhuys ende omkeeren naer de keersmerckt ende om den keersmerckt achter dat Vleeschuys met die Vyfheringen straet over den pleyn achter t'gruythuys over die Brede straet, achter SpreeuvaertsGa naar voetnoot(3) nae haer nemende die helft van der Capuinstraet op de syde nae sint Nicolaes tot die Lenculenstraet, die reste van de Capuinstraet onder dat huys van GaverenGa naar voetnoot(4) ten beyden syden, ende alsoe om die maltmoelenGa naar voetnoot(5) naer de lorer poirtGa naar voetnoot(6) incluys dat grechtenGa naar voetnoot(7) ende doir die lorer poirt die gansche lorer straet op over dat steenen brucxken by den Nieuwenhoff, doir die Hexstraet tot boven die flancen oft stadtvesten, ende daerom aff na sint Pieters Poirt doir die nieuwe stadt, al de hoochbruggen over den Coorenmerckt achter onse lieve Vrouwen Chorr over die LatmaseGa naar voetnoot(8) ende Visschermase tot aen de brugge; dese limiten ende wat binnen dese circule bevonden sal worden, sal behoiren totter parochie van sint Nicolaes. | |
[pagina 87]
| |
Ten tuweden dat Sint Johans parochie sall beginnen boven aen de Twemberger poirteGa naar voetnoot(1), Ende commende de gansche Tweembergerstraet aff over den grooten gracht tot doirthuys van de RodestraetGa naar voetnoot(2) incluys, Ende den Eggeren gatsenGa naar voetnoot(3) op lancx den Vrythoff aff doir Sint JorisstraetGa naar voetnoot(4) ende der Spilstraeten aff tot op die gevangenpoirtGa naar voetnoot(5), van de gevangenpoirt over den Coorenmerckt ende Saturdachsmerckt opt oirthuys van der Hoenderstraeten ende van daer die gansche Munt op voir dat dinckhuys excluys, nemende tot Heurwarts te weder syden die geheele straet voir die Lanscroone ende het Sporenstraetyen ende Sint Amours capelleGa naar voetnoot(6) over den plein doir die HexenrouweGa naar voetnoot(7) achter 't gruythuys naer haer nemende die hellicht van deselve Hexenrouwe op de syde nae Sint Servaes, over die Bredestraet, passerende achter Spreeuwaerts, deur die Capuinstrat, nae haer nemende die hellicht van t'voirss. Spreeuwaerts-straetyen ende van de Capuinstraet op de voorschreven syde naer Sint Servaes tot aen de Lenculen tegen over t'huys van Gaveren, Ende alsoe omkerende deur die lange Lenculenstraet innegereckent den Ververhoeck tot opt oirthuys van den grechten. Ende alsoe deur die alde LenculenpoirtGa naar voetnoot(8) te slincker syde aff naer die Wyermoelen ende van daer op naer de uyterste Lenculenpoirt naer den Nieuwenhoff tot op dat brucxken, Ende van den brucxken ter rechterhandt om ten beyden syden van der JerenGa naar voetnoot(9) naer de Wyermoelen op ende om | |
[pagina 88]
| |
tot op de uyterste Lenculenpoirt, Ende van daer den wal op tot aen de poort van Tweenberge, Ende dat bevonden sal worden binnen dese limiten sal behoiren onder Sint Johans parochie. Ten derden ende lesten dat Sint Matthys parochie sal beginnen in de Bocxstraet aen de Maesportte langs de Jodenstraet nemende naer haer die huysen van deselve Jodenstraet op de syde naer Sint Matthys ende die geheelen Marienletteren straetGa naar voetnoot(1), sal comen tot op de Honderstraet, Ende die Hoenderstraet opgaende over de Saturdachsmerckt achter die halleGa naar voetnoot(2) deur die gevangen poirt, Ende alsoe den Grooten Gracht op tot op t'Oirthuys van de Rodenstraet, Ende die Roedenstraet inne na den wal ende van den wal lancx tot op de Maese, Ende der Maesen op tot aen de Honderstraet voorschreven. Ende wat bevonden sal wesen in desen circule sal behoiren tot Sint Matthis parochie, Ende dit altemael ende alleenlyck by forme van provisie ende onder het welbehagen, believen ende ten wederroepen oft veranderen in heel oft deel van de voorschreven G tween princen, Ende sonder prejudicie eenich nadeel van henne preeminentien, recht ende jurisdictien. Oyck hierby expresselyck verclerende dat alsulcke distinctie, verdeylinge ende frequentatie voor ider parochie der voorschreven stadt die daer onder sullen woonen ende gehoiren, sullen geschieden sonder onderscheit oft sy Brabandtsche oft Luycxe persoonen syn, Ende dat een yegelyck van hun desniettemin sal syn ende blyven van sulcke qualiteyt als hy was te voirens volgende die qualiteyt ende geboirte van synder moeder sonder dat | |
[pagina 89]
| |
sy oft iemandt van heur, midts het resort ende toecomende handteringe die voorschreve hunne parochien als voir eenichsints inde voorschreve hunne qualiteyt sullen syn oft worden vercort oft verandert, mae blivende alle ordonnanties ende costuymen deshalve tot nochtoe onderhouden in heure cracht vigerende macht onvermindert. Bevelen alsoe die voorschreven Commissarissen in den naem van de voirschreven beyde G. Heeren ende princen dat dese voirschreven discriptie, distinctie ende verdeylinge van de voirs. limiten ende palen by de pastoirs ende ondersaeten voirschreven sullen strengelyck ende ganstelyck onderhouden wordden, ende dat men deselve ten iersten dage voir het dinchuys deser selver stadt openbaerlycken publiceren ende vercondingen, ende van gelycke deselve daernae op 't voirschreven dinckhuys, Lanscroon, drie parochiekercke ende elders daer men sulcks gewoon is te doen sal afgeven ende plecken, opdat van de voirschreven pastoirs, borgeren ende innewoonderen weete, hoe ende waernaer hem te reguleren ende te richten Remigii oft Ramijsse naestcoomende sonder langer dilay oft vertreck. Ende dit all ten eynde als voir, Ende dat van den voirschreven date voirtaen een yder pastoir die ingesetenen ende onderdaenen onder die palen van syne parochie woonende ende behoirende als syne schapen sall aennemen en regeren ende all te doen met ende over deselve gelyck eenen goeden pastoir ende geestelycken heere dat toestaet. Ende ter wedersyden yder innegeseten synen pastoir ende parochie kercke daer hy naevolgende onderhoirdt, sall houden voir synen wettigen pastoir ende parochie kercke, denselven onderdanichlycken onderworpen syn ende deselve voir sulcke te kennen, eeren ende frequenteren gelyck dat behoirt. Ende | |
[pagina 90]
| |
dyenvolgende alle syne Sacramenten aldaer te haelen oft ontfangen ende alle andere godsdiensten te frequenteren ende te hoiren gelyck sulcks nae recht, generale oft synodale statuyten, geordineert ende bevonden wordt bevolen ende geboden ende op de pene daer inne begrepen, Ende dit all by provisie, sonder prejuditie ten wederroepen oft veranderen als voor. Dit is alsoe geraempt ende by de voirschreven commissarissen gesloeten ende geordineert ende bevolen te vercondigen desen V Septembris XVe LXXXVII, tot Maestricht op der Lanscronen vergadert synde onder henne gewoonlycke handteecken, daerondergestelt, ende gescreven. Ende was onderteekent N. Van der Stegen, Joannes Jugius, Joannes Mollenpedder, Johan van Maelcote. Onder stondt noch, ter ordonnantie van de voirschreven heren Commissarissen van beyden princen, ende onderteekent, Crickelman.
Reeds vóór deze regeling, in het zoo geheeten wonderjaar 1566, vorderden de voorstanders der nieuwe leer van de stedelijke regering een kerkgebouw binnen de stad. Dit werd hun echter geweigerd. De beeldenstorm, die bijna gelijktijdig over geheel Nederland losbarstte, woedde ook hier ter stede. In dien storm maakten zij zich meester van de kerk van den H. Mathias, die zij, met eene kleine tusschenruimte in 1567, tot 1579 bleven bezitten. In dit laatste jaar bragt Prins Parma de zaken wederom tot de oude orde terug. In 1632 kwamen de Protestanten, door de Staten van Holland beschermd, zich voor goed nestelen in de kerken van St. Jan en van St. Mathias. Dien ten gevolge werden de kapellen van St. Jacob, in de huidige St. Jakobstraat, en van Ste Katharina voor de parochiedienst bestemd. In 1673 werden de Protestanten door Lodewijk XIV uit | |
[pagina 91]
| |
St. Jan en St. Mathias verjaagd. Deze kerken werden wederom Parochiekerken. Het duurde echter niet lang: onder de bescherming der hollandsche vaandels keerden de Protestanten er, na den vrede van Nijmegen (1678) weder terug. De Roomschen trokken andermaal naar hunne kleine kapellen van St. Jakob en Ste Katharina, waar zij tot aan de Fransche omwenteling verbleven. Intusschen bleven de Parochiën St. Jan tot St. Jakob en St. Mathijs tot Ste Katharina heeten. Na de algemeene opheffing der kloosterorden hier te lande in 1796, werd de Parochie van St. Jan tot St. Jakob naar de kerk der Eerw. Paters Minderbroeders, het huidige geregtshof, overgevoerd. Als te ver buiten het middenpunt gelegen, werd zij echter met toestemming der Hooge Regering, spoedig verlaten en tegen de schoone Prêekheerenkerk verwisseld. Inmiddels werden Ste Katharina en St. Maarten te Wijk door het Fransche bewind gesloten. Hunne dappere Titularissen hadden den eed van haat aan het Koningschap geweigerd en waren den weg der ballingschap opgegaan. St. Jakob en Ste Katharina waren nu, alhoewel om verscheidene oorzaken gesloten. Deze oude heiligdommen werden niet meer geopend, dan om den gruwel der verwoesting binnen hare muren toe te laten: St. Jakob werd in 1803 afgebroken en Ste Katharina in eene schuur veranderd. Heden is er van de twee parochiale bedehuizen, die ondanks hunne geringheid, het grootste gedeelte der bevolking, gedurende ruim anderhalve eeuw, op de eerste plaats dierbaar geweest waren, geen spoor meer overig. Ten gevolge van het Konkordaat tusschen Pius VII en Napoleon I in 1801, kregen de godsdienstzaken ook hier eene geheel nieuwe wending: St. Maarten werd wederom geopend. In 1802 werd de Pastoor van Ste Katharina | |
[pagina 92]
| |
hersteld in het bezit van zijne oorspronkelijke parochiekerk van St. Mathias, welke de Protestanten sedert het het beleg van 1794 verlaten hadden, en in 1804 trok de wandelende parochie van St. Jan in onbeschrijfelijken triomf uit de Predikheerenkerk naar de Moederkerk van St. Servaas terug. Oude lieden verhalen op den dag van heden nog dat zij in Maastricht nooit grooter geestdrift noch vreugde beleefd hebben dan op den dag, waarop zij den lof Gods en hunne heilige liederen wederom konden zingen in hun grootste Heiligdom en op het graf van den H. Servatius. Het was als de vreugde van Israël, teruggekeerd uit Babylonie. Niettegenstaande al de wisselvalligheden van het Protestantisme en de Fransche overheersching, was de oude Parochiale verdeeling van 1587 onveranderd blijven voortbestaan. De herscheppende geest van Napoleon bragt nu verandering te weeg: binnen Maastricht werden twee hoofdparochiale kerken (Eglises primaires) die van St. Servaas en van St. Maarten, en twee sukkursalen, die van St. Nikolaas en van St. Mathias opgerigt. Laatstgenoemde behoorde aanvankelijk tot het Noorder-Kanton en het Dekanaat van Wijk. Deze nieuwe organizatie had ook eene nieuwe verdeeling der Parochiën ten gevolge. Die van St. Servaas werd, om de ruimte van haar kerkgebouw in verhouding tot de andere, merkelijk vergrootGa naar voetnoot(1). De officieele stukken, oorspronkelijk in het fransch, luiden hieromtrent als volgt: | |
[pagina 93]
| |
Algemeene Organizatie der Parochiën, Sukkursale kerken, en Hulpkapellen in het Departement der Neder-Maas.Maastricht. Zuider-Kanton.St. Servaas. Pastorij. (Roemers, weleer Pastoor van St. Jakob) De grenslijn daalt van den wal af, door de Kapucijnenstraat, tot aan de Groote Gracht; keert daar lings om, volgt de Groote Gracht tot aan het Stadhuisplein; doorsnijdt dit plein tot aan den ingang der Kubelstraat (Gubbelstraat), draait dan regtsom en sluit het Stadhuis binnen haren kring. Dan volgt zij de Muntstraat tot aan de Groote Staat, slaat vervolgens regts om; gaat de Groote Staat na, tot aan de Vijfharingen-straat; snijdt dwars over de Moesmarkt, volgt de Hekkestraat; gaat dwars over de Breedestraat, door de Lantaarn- en Kapoenstraat tot aan den Molen; vervolgt dan dezelfde straat tot aan den ingang der Looijersstraat. Dan volgt zij den loop van de Jeker tot aan de St. Pieterspoort, waar zij regts den wal op gaat en volgt tot aan den ingang der Kapucijnenstraat. St. Nikolaas. Sukkursaal. (Partouns, voormalig Prefekt van het Kollegie.) De grenslijn begint aan de Maasbrug, volgt de Brugstraat tot aan de Kleine Staat; keert dan regtsom en volgt de Kleine Staat tot aan de Groote Staat; slaat hier lings in, gaat de Groote Staat na tot aan de Vijf-haringen-straat; snijdt over de Moesmarkt en volgt de boven voor St. Servaas afgebakende lijn tot aan de St. Pieterspoort, waar zij lingsom den wal opgaat en volgt tot aan de Brugstraat. | |
Maastricht. Noorder-Kanton.St. Maarten te Wijck. Pastorij. (Delruelle, tijdelijk Pas- | |
[pagina 94]
| |
toor). Het geheele kwartier van Wijck, zonder de Maas over te gaan. De kerk van St. Mathias. Sukkursaal (Cyrus, eertijds Pastoor van Ste-Katharina te Maastricht). De grenslijn gaat van de Maasbrug uit, volgt de Brugstraat tot aan de Kleine Staat; gaat de Kleine Staat en de Muntstraat na tot aan den ingang van de Kubelstraat (Gubbelstraat). Van den ingang der Kubelstraat, laat zij het Stadhuis lings liggen, gaat de Groote Gracht op tot aan de Kapucijnenstraat, welke zij volgt tot aan den Wal; daar slaat zij regts om en volgt den Wal tot aan de Brug. Gedaan te Luik den 2 Floreal, jaar XI (22 April 1803).
(Geteekend) Zaepffel, Bisschop van Luik. Loysel, Prefekt van het Departement der Neder-Maas. Goedgekeurd, den 9 Floreal, jaar XI (29 April 1803). De eerste Konsul, (Geteekend) BONAPARTE. (Onder stond) De Staatsraad belast niet alle zaken der Eerediensten. (Get.) Portalis.
Zoo bleven de zaken nu gevestigdGa naar voetnoot(1), met deze wijziging echter, dat de Parochie van St-Niklaas in 1837 den 10 Oktober, vooral door de ijverige bemoeijing van een waardigen zoon van dat Kerspel, den Wel Eerw. Heer Loth. Fr. Lebens, destijds Kaplaan en later Pastoor bij ge- | |
[pagina 95]
| |
noemde kerk, in blij gejubel, naar hare grijze Moeder, de voormalige Kollegiale en Aartsdiakonale kerk van O.L. Vrouwe terug verhuisde. Volgens eene overeenkomst met de Hooge Regering moest den Lande voor het afstaan der kerk van O.L. Vrouwe, die als Rijksmagazijn gebruikt werd, eene som van 15 duizend gulden betaald worden; de kerk van St-Niklaas moest afgebroken en met haar kerkhof in een open plein herschapen worden, wat den naam van O.L. Vrouwe-plein ontving, maar bij de bevolking tot op den dag van heden ook nog O.L. Vrouwe- of St-Niklaas-kerkhof genoemd wordtGa naar voetnoot(1). Na de wederoprigting der Bisdommen in Nederland (1853) werden er in 1855 door het Kerkbestuur van O.L. Vrouwe, wat zich nu in een ruim, en tevens het schoonste kerkgebouw der stad, verheugde, pogingen gedaan om de Parochie wederom tot de oude palen uit te breiden. Deze bleven echter voorloopig zonder gevolg. Wijk bezit, dank aan de onvermoeide zorg van den Hoog Eerw. Deken, sedert 1859 een vrij aanzienlijk nieuw kerkgebouw, In de overige kerken moest in de laatste jaren de winterachtige kalk der voor de christelijke kunst zoo onzalige eeuwen plaats maken voor frissche en deels zeer zinrijke muurschilderingen. Alleen O.L. Vrouwe treurt nog in hare herfstachtige okerkleur. Overigens begint ook hier de vrome Restauratiegeest des tijds, alhoewel slechts schoorvoetend, binnen te dringen: de toppen der twee zindelijke torens werden sedert 1860 hersteld en het koor zoowel als dat van Wijk en de geheele kerk van St-Mathias met geschilderde ramen versierd. | |
[pagina 96]
| |
Zoo als de vier Parochien nu bestaan bevatten zij, St-Servaas met een Pastoor-Deken en zeven kapellanen (van welke een de dienst doet op het Hospitaal Kalvarieberg), 8767; Onze Lieve Vrouwe met een Desservant en vier kapellaans, 5398; St-Mathias met een Desservant en vijf vikarissen, 8812; en Wijk met een Pastoor-Deken en twee kapellanen, 3334 parochianen. Met betrekking tot de getalsterkte is de ontwikkeling der Katholieken in de laatste tijden zeer groot geweest. Dit in aanmerking genomen, en het oog gevestigd op de verschillende parochiale kerkgebouwen en de besloten en reeds begonnen ontmanteling der stad (1868), laat het zich vermoeden, dat de tegenwoordige verdeeling der Parochiën niet de laatste wezen zal. Hoe ook de grenzen der verschillende kerspelen door den loop der tijden nog veranderen mogen, eene zaak hopen wij: dat onze kerkbesturen en het geloovig volk niet rusten zullen, alvorens zij hunne grijze Heiligdommen, die kostbare en bewonderenswaardige erfschatten hunner vaderen, de oudste en schoonste onder de monumenten des lands, met hunnen oorspronkelijken luister zullen omkleed hebben.
A. van Soest. |
|