Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis. Jaargang 19
(2012)– [tijdschrift] Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Christoph Reske
| |
HandschriftenAls we vroege, met de hand geschreven lettertekens in boeken uit de westerse wereld bestuderen,Ga naar voetnoot1 dan stellen we op alle vier terreinen een grote vrijheid vast. De lettervorm, met zijn uiteenlopende lijndikten, wordt bepaald door de breedte van de punt van het schrijfinstrument en de manipulatie ervan door de schrijver.Ga naar voetnoot2 De karakteristieke basisstructuur van de lettervormen die hieruit ontstonden, heeft alle volgende visualiseringstechnieken tot op de huidige dag overleefd. Lichte variatie trad slechts op onder invloed van overheersende stilistische voorliefdes. De proporties van de lettertekens hingen echter af van de bekwaamheid van de schrijver en vielen soms al wat breder of wat smaller uit, zodat dezelfde letters nooit volledig identiek waren. | |
[pagina 88]
| |
Het contrast hing af van de gekozen inkt en het kleuren van de schriftdrager (papyrus, perkament, papier), en het viel de ene keer dan ook wat sterker uit dan de andere keer. Bruine inkt werd meestal uit de doornen van de sleedoorn gewonnen, zwarte inkten waren ofwel roethoudende inkten, ofwel ijzergallusinkten - deze laatste verbleekten meestal door de eeuwen heen en werden bruin.Ga naar voetnoot3 Ook de positionering van de letters op de regel lukte de ene keer al wat beter dan de andere. In horizontale zin stonden de afzonderlijke tekens al eens wat dichter bijeen of wat verder uit elkaar. De regels aan de rechterkant precies doen uitkomen was vrijwel onmogelijk. Met vooraf getrokken hulplijntjes probeerde men dikwijls om een gelijkvormige letterlijn te bekomen, wat soms al wat nauwkeuriger ging dan anders. Het lukte bijvoorbeeld zeer goed in een psalter die vermoedelijk rond het midden van de vijftiende eeuw in Mainz is vervaardigd (fig. 1).Ga naar voetnoot4 Wat betreft het aantal verschillende letters was de schrijver vrij. Zo vrij dat zich in de loop van de eeuwen een veelvoud aan bijkomende tekens ontwikkelde: verbindingsletters, ligaturen en abbreviaturen. Deze kunnen eveneens in het psalter uit Mainz worden aangetroffen. Verbindingsletters zijn letters waarvan de vorm naargelang van de voorafgaande letter verschilt. Zo volgt op de ‘e’ met een open rechterzijde meestal een ‘n’ of een ‘r’ die aan de linkerkant zijn afgevlakt zodat ze dichter bij de ‘e’ kunnen aansluiten. Ook ligaturen of lettercombinaties, zoals de combinatie ‘de’ of ‘fi’, werden vooral om esthetische redenen gebruikt. Ze dienden eveneens ter ondersteuning van de wederzijdse aanpassing van afzonderlijke letters aan elkaar en gewoonlijk bevorderden ze daardoor de leesbaarheid. Ze betekenden ook een verlichting van het werk van de schrijver, bijvoorbeeld bij de ligatuur ‘de’, waarbij één verticale pennentrek voor beide tekens dienst deed. In het bijzonder afkortingen als ‘9’ voor ‘us’ verlichtten het werk: de schrijver hoefde minder te schrijven en verbruikte minder materiaal. In elk geval vereiste het gebruik van afkortingen een groter decoderingsvermogen van de lezer. Om een tekst te kunnen verstaan, was veel meer nodig dan alleen maar de kennis van de 23 letters van het Latijnse alfabet. Bij handschriften zijn de bij het begin genoemde aspecten in hoge mate afhankelijk van de schrijver, enkel en alleen de van elkaar afwijkende lijndikten van de letters worden door een technisch werktuig veroorzaakt. De gewoonten van de schrijver gaven echter het voorbeeld voor de latere technische ontwikkelingen van de visualisering van het schrift. | |
Het handzettenMet de uitvindingen en ontwikkelingen door Johannes Gutenberg (circa 1400-1468) begon in het midden van de vijftiende eeuw een ‘technisering’ van deze vier aspecten. Er drong zich een normering op van de op zichzelf staande letters. De tot dan toe individueel bepaalde lettervormen maakten plaats voor een standaardisering: een welbepaalde lijndikte en welbepaalde proporties moesten worden vastgelegd voor alle let- | |
[pagina 89]
| |
ters.Ga naar voetnoot5 Door graveren en wegvijlen van het overbodige metaal werd elk letterteken in spiegelbeeld en verheven op het uiteinde van een metalen stift gebracht. Vervolgens werd deze stempel in een zacht metaal geslagen. De zo verkregen matrijs werd dan in een gietinstrument geplaatst waarmee loden letters werden gegoten. Alle specimina van eenzelfde letter waren vanaf nu vrijwel identiek: een ‘m’ stemde precies overeen met een andere ‘m’. De loden letters werden ingeïnkt en met een drukpers op het papier gedrukt. Het contrast hing, behalve van de schriftdrager, af van de gebruikte tint en de hoeveelheid aangebrachte inkt. Het gelijkmatig inkten met de inktballen was een niet te onderschatten moeilijkheid. Ernst Wilhelm Gottlieb Kircher (1758-1830) toont in zijn drukkershandboek uit 1793 drie voorbeelden van slecht ingeïnkte drukvormen.Ga naar voetnoot6 Aan de hand van twee andere voorbeelden demonstreert hij het belang van het bevochtigen van het papier (fig. 2). Op te vochtig papier drukt de drukvorm veel te sterk door en veroorzaakt daardoor een veel te donkere grijswaarde op de bladzijde. Een te droog vel neemt de inkt daarentegen nauwelijks op waardoor de tekens veel te licht van de drukvorm op het papier worden overgebracht. Tot slot moet bij het overbrengen van de inkt ook de drukkracht in het oog worden gehouden. In vergelijking met de twee dimensies die in het geding waren bij het aanbrengen van de lettertekens met de hand, komt er in het drukprocedé nog een derde dimensie bij. Het verheven drukoppervlak vervormt de bedrukte drager immers waardoor randen van letters onscherp worden.Ga naar voetnoot7 De normering van de tekens fixeerde ook hun positie in zowel verticale als horizontale zin. Voortaan was er een exact vastgelegde basislijn en waren er exacte afstanden tussen de tekens die ten gevolge van de gehanteerde techniek weliswaar vergroot konden worden, maar niet verkleind. Deze normering maakte het voor het eerst mogelijk om precies even lange tekstlijnen te zetten: het zetten in blokvorm.Ga naar voetnoot8 Het rationaliseringspotentieel van de nieuwe techniek werd echter nog niet onmiddellijk ten volle benut. Zo reflecteert het grote aantal karakters in het Gutenbergsysteem datgene wat tijdgenoten uit de handschriften kenden. In plaats van 23 onderkast- en 23 bovenkastletters aangevuld met wat interpunctietekens, treft men in de beroemde Gutenbergbijbel 299 verschillende karakters aan.Ga naar voetnoot9 Gutenberg fabriceerde zelf de verbindingsletters, ligaturen en abbreviaturen die hij van de handschriften kende. Nog tijdens de periode van de incunabelen, dus voor 1501, verdwenen vele van deze speciale | |
[pagina 90]
| |
tekens en kwam het ‘typografische systeem’ los van zijn handgeschreven voorbeeld. Het duidelijk gereduceerd aantal lettertekens verminderde de kosten voor een lettertype en verhoogde de prestaties van de zetter, die bij een Duitse letterkast bijvoorbeeld met minder dan honderd vakjes rekening moest houden.Ga naar voetnoot10 Figuur 2: Afdrukken van een drukvorm op te vochtig en te droog papier bij Kircher
Aan dit systeem zou in de volgende eeuwen niets wijzigen. De vele technische ontwikkelingen in de negentiende eeuw hadden pas weer effect op de visualisering van het schriftteken. Zo bracht de invoering van de cilinderpers van Friedrich Koenig (1774-1833) in 1811 en de rotatiepers van William Bullock (1813-1867) in 1865 verandering teweeg in het tekencontrast.Ga naar voetnoot11 Deze machines vereisten een geringere drukkracht, waardoor de drukvormen meestal zwakker afdrukten dan bij handpersen. De driedimensionale vervorming was kleiner en het drukbeeld maakte een vlakkere indruk. Met deze machines werden aanvankelijk enkel kranten en omvangrijke werken als encyclopedieën gedrukt. | |
[pagina 91]
| |
Om de loden vormen te ontzien en voor het produceren van nadrukken werden al in de achttiende eeuw met gips stereotypieën - kortweg ‘stypen’ - vervaardigd.Ga naar voetnoot12 In de negentiende eeuw vormde men de drukvorm met meerdere lagen vochtig papier af die men vervolgens liet drogen. Daarna werd deze afpersing of matrijs - in het Duits aangeduid met de term ‘Mater’ - met letterspijs afgegoten waardoor men een nieuwe drukvorm verkreeg.Ga naar voetnoot13 Door het drogen kromp de matrijs, zodat de afdrukken van de stypen korpsen of lettergrootten opleverden die enigszins kleiner waren dan de oorspronkelijke loden vormen.Ga naar voetnoot14 Pas vanaf de jaren tien in de twintigste eeuw verspreidde zich de toepassing van een droog procedé waarbij de bevochtiging achterwege kon blijven, waardoor het krimpen van het letterbeeld werd vermeden. Voor dit procedé was evenwel een speciaal, taai matrijspapier nodig dat bestand was tegen de vereiste hoge druk die bij het afvormen of ‘pregen’ werd uitgeoefend.Ga naar voetnoot15 In Duitsland rees in 1905 bij het handzetten een bijkomend probleem. Tot dan toe was nog niet bepaald waar het letterbeeld precies op het korps moest worden gepositioneerd. De zogenaamde ‘Normalschriftlinie’ legde de verticale positie van het beeld op het korps precies vast.Ga naar voetnoot16 Verschillende lettertypen met hetzelfde korps volgden vanaf dat ogenblik steeds dezelfde basislijn. Vooraanstaande letterontwerpers hadden hierop echter kritiek omdat men de basislijn te diep op het korps had geplaatst, zodat de staarten van de letters niet meer zo lang konden worden gemaakt. Paul Renner (1878-1956), ontwerper van de Futura, gaf daarom de raad om bij lettertypen met lange staarten de totale hoogte van de letters te reduceren.Ga naar voetnoot17 Dat had tot gevolg dat het letterbeeld van een dergelijk lettertype op een 12-punts korps nog maar de afmetingen van een 11-punts letter had, zodat de afstand tussen twee regels tekst weids overkwam. | |
Machinaal zettenDe grootste veranderingen kwamen echter met de zetmachines. De aan het eind van de negentiende eeuw door Ottmar Mergenthaler (1854-1899) ontwikkelde Linotype, die vanaf het begin van de twintigste eeuw in toenemende mate werd ingezet, mechaniseerde het zetten. Deze machine raapte geen loden letters meer, maar verzamelde wel de | |
[pagina 92]
| |
gietvormen of matrijzen van die letters en goot vervolgens een hele regel tegelijk af.Ga naar voetnoot18
Figuur 3: Linotypematrijs voor een normale en halfvette A
Behalve het feit dat het zetten vier keer zo snel verliep, had het onmiddellijke gieten het voordeel dat er steeds van nieuw en onbeschadigd lood werd gedrukt. De ‘typografische kringloop’ van het handzetten vereiste immers een voortdurend hergebruik van individuele lettertekens, wat gevaar inhield voor beschadigingen aan het letterbeeld. De regelzetmachines hadden echter ook een weinig opgemerkte maar tegelijk diepgaande invloed op de afbeelding van de vorm van de letter. Om redenen van rationalisatie graveerde men op elke matrijs tweemaal hetzelfde teken boven elkaar, zij het in twee verschillende soorten, met als gevolg dat beide ook dezelfde dikte of breedte kregen. Figuur 3 toont een Linotypematrijs met gietvormen voor twee A's: bovenaan de normale variant of soort, onderaan de halfvette variant.Ga naar voetnoot19 Terwijl de cursief gewoonlijk wat | |
[pagina 93]
| |
minder breed loopt dan het normale lettertype, is het met halfvette letters precies omgekeerd. Figuur 4 toont drie regels in het lettertype Palatino die met een Linotype-regelzetmachine zijn gezet.Ga naar voetnoot20 De cursief komt tamelijk wijd gezet over, de halfvet lijkt daarentegen opeengepropt. De tijdbesparing die men kon verwezenlijken werd met andere woorden hoger aangeslagen dan het esthetische effect van een lijn tekst en zijn leesbaarheid. Dit probleem betreft alle teksten van zekere omvang, dus zowel boeken, tijdschriften als kranten die met regelzetmachines werden gezet in een periode die zich uitstrekt van ongeveer 1900 tot in de jaren tachtig van de twintigste eeuw! Figuur 4: Loopbreedte van Linotypeletters: normale, cursieve en halfvette Palatino
Dit fenomeen vertoonde zich niet bij de losse-letterzetmachine van Tolbert Lanston (1844-1913), die vooral in de Anglo-Amerikaanse wereld geliefd was.Ga naar voetnoot21 De Monotype bestond uit een toetsenbord waarmee een ponsstrook werd samengesteld die de gieteenheid met matrijshouders aanstuurde, die op haar beurt individuele letters produceerde. Deze letters konden worden gemanipuleerd zoals bij het handzetten en waren onderworpen aan een letterdiktesysteem dat echter voldoende variatie toeliet.Ga naar voetnoot22 Maar hier deed zich een ander fenomeen voor. Voor de Europese markt kon de Monotype op een korps van het Didotpuntensysteem worden gegoten, dat ietwat groter is dan het Anglo-Amerikaanse picapuntenkorps.Ga naar voetnoot23 Op het continent liet de Monotype op een bepaald korpsgrootte altijd wat meer vlees zien, zodat men er vaak toe overging om een bepaalde letter op het eerstvolgende kleinere korps te gieten. Zo goot men bijvoorbeeld een 30-picapuntsletter op een 28-didotpuntskorps. Door het machinezetten werd ook het aantal tekens gereduceerd. Zo had het Duitse Linotypetoetsenbord negentig toetsen,Ga naar voetnoot24 waaronder de basistekens en slechts een aantal ligaturen, maar niet de combinaties ‘ft’, ‘ch’ of ‘ck’, stuk voor stuk ligaturen die tot op het eind van het handzetten in de jaren tachtig van de twintigste eeuw in Duitse letterkasten van zetters te vinden waren. Men kon echter wel manueel extra tekens in een | |
[pagina 94]
| |
gezette matrijsregel plaatsen, met een vertraging van het zetten tot gevolg. Wat het tekencontrast betreft is er nauwelijks verschil tussen machinaal gedrukt handzetsel en machinezetsel. Men moet echter niet alleen met de eigenaardigheden van het machinezetten rekening houden bij het hoogdrukprocedé dat van loden letters gebruikmaakt. Tot in de jaren tachtig werd het machinezetten ook ingeschakeld voor tekst bij offsetdruk.Ga naar voetnoot25 Offset werd aan het begin van de twintigste eeuw ontwikkeld en was gebaseerd op de honderd jaar eerder uitgevonden lithografie.Ga naar voetnoot26 Daarbij liggen de drukkende en niet-drukkende elementen in hetzelfde vlak, vervorming van het papier vindt bij het drukken niet plaats en bijgevolg is het tekencontrast tweedimensionaal.Ga naar voetnoot27 Eigen aan drukmachines voor offset is de strak met rubber bespannen cilinder die tussen de eigenlijke drukvorm en het papier is geplaatst om het beeld over te brengen. Hierdoor wordt het mogelijk om op een aanvaardbare manier ook hele fijne elementen op ruw papier te drukken. Dit gegeven was, naast de eenvoudige en goedkope productie van drukvormen, de reden waarom de oorspronkelijk door Gutenberg ontwikkelde hoogdruk die van lood gebruikmaakte door offset werd afgelost. Voor het vervaardigen van drukplaten voor offsetdruk heeft men enkel een fotografisch overdraagbaar model nodig. Men benutte dit voordeel bijvoorbeeld om oude edities, die op de klassieke wijze met losse loden letters werden geproduceerd, met offset opnieuw te drukken.Ga naar voetnoot28 De kwaliteit was natuurlijk hoogstens zo goed als het exemplaar dat als vertrekpunt diende. De kwaliteit kon ook verslechteren als men het licht te lang op de plaatkopie liet inwerken, waardoor de fijne schreven zouden wegbreken - een fundamenteel risico van fotografische plaatkopieën. Wanneer men nieuwe tekst in offset wilde drukken, dan greep men tot in de jaren tachtig nog vaak terug naar loodzetsel. Dat werd dan één keer op spierwit barietpapier afgedrukt en dit model werd vervolgens fotografisch op een drukplaat gekopieerd.Ga naar voetnoot29 Dit bewerkelijke procedé was te danken aan het feit dat loden zetsel tot dan toe nog steeds overal verkrijgbaar was. Uiteraard was het zinvoller om teksten onmiddellijk op fotografische film te projecteren. | |
[pagina 95]
| |
FotozettenVanaf de tweede helft van de twintigste eeuw veroverde het fotografisch zetten een plaats op de markt, aanvankelijk onder de vorm van omgebouwde zetmachines voor loden letter, zoals de in 1948 voorgestelde Fotosetter van de firma Intertype, die middels een toetsenbord direct 117 tekens kon aansturen, wederom met de optie om speciale tekens met de hand toe te voegen.Ga naar voetnoot30 Het teken bevond zich als negatief op een drager en werd met behulp van een lamp op een film geprojecteerd. Het nieuwe procedé had twee doorslaggevende voordelen. Ten eerste konden de tekens volledig vrij worden gepositioneerd, in theorie ook over elkaar heen. Ten tweede konden verschillende korpsgrootten van een lettertype optisch worden verkregen door het basismodel met behulp van lenzensystemen te vergroten of te verkleinen. Daarbij rijst echter een probleem: de twee regels ‘Ottmar Mergenthaler’ in figuur 5 zijn allebei in een 10-punts Futura afgebeeld.Ga naar voetnoot31 Enkel voor de eerste regel werd daadwerkelijk een 10-punts Futura gebruikt. Voor de tweede regel werd een 28-punts Futura fotografisch tot een 10-punts letter verkleind. Daaronder is precies het omgekeerde het geval bij de twee regels ‘Mergenthaler’ van 28 punten groot. Enkel in de bovenste regel gaat het inderdaad om een 28-punts Futura, in de regel daaronder werd immers een 10-punts Futura fotografisch tot een 28-punts opgeblazen. De effecten van de fotografische ingrepen zijn duidelijk zichtbaar: lijndikten en afstanden kloppen niet. De kwaliteit van de vorm van de letter is bij lineaire wijzigingen van de grootte niet meer gegarandeerd. Precies daarom waren lijndikten en proporties bij loden zetsel voor alle korpsen individueel aangepast. Zo moeten de lijndikten en proporties bij kleinere korpsen bijvoorbeeld worden versterkt, zodat het letterbeeld harmonisch overkomt.Ga naar voetnoot32 Dit probleem was bij de invoering van het fotozetten bekend en daarom werden reeds bij de Fotosetter twee negatieven van verschillende grootten ingeschakeld om met acht lenzen elf korpsgrootten tussen 6 tot 36 punten te kunnen produceren.Ga naar voetnoot33 Veel van de later ontworpen optomechanische fotozetmachines konden deze kwaliteit echter niet garanderen. Figuur 5: Lineaire fotografische vergroting/verkleining
| |
[pagina 96]
| |
De in 1976 gepresenteerde Linotronic van de firma Linotype, die op basis van een enkel negatief met een vaste omvang korpsgrootten kon produceren van 4 tot 48 punten, werkte al met computersturing.Ga naar voetnoot34 Tegelijk werd het toetsenbord aan dat van een schrijfmachine aangepast en gebruikte men de Amerikaanse ascii-tekenset, die het aantal tekens tot 95 drukbare tekens terugdrong, waaronder zich bovendien nog vele wiskundige symbolen bevonden.Ga naar voetnoot35 In elk geval kon de zetprestatie worden opgedreven. Terwijl de Linotronic in staat was om meer dan 40.000 lettertekens per uur te zetten, waren de nieuwe systemen met kathodestralen - welbekend van de klassieke beeldbuizen - uitgerust, zoals de Digiset van de firma Hell, die meer dan een miljoen tekens per uur haalde.Ga naar voetnoot36 Elk teken werd in aparte punten ontbonden die als dunne, verticaal naast elkaar geplaatste lijntjes op fotografisch materiaal werden geschenen. Het opschalen van het korps gebeurde voor elk van de 170 verschillende, opgeslagen tekens elektronisch, waarbij het probleem van de optische vertekening aanvankelijk met twee en later met vijf basisgroottes werd tegengegaan, wat met overeenkomstig hogere resoluties gepaard ging.Ga naar voetnoot37 Niet alleen de grootte, maar ook de vorm van de tekens kon elektronisch worden gemanipuleerd, bijvoorbeeld door vervorming, samendrukken of schuin zetten. Dat laatste zette menigeen ertoe aan om zich de aanschaf van een echte cursief te besparen. Wat nog meer opzien baarde, was het effect op het tekencontrast: het fotografische materiaal dat bij de belichting werd gebruikt, voldeed niet om heldere contouren weer te geven met lichte overgangen en rondingen als gevolg. Bovendien ontstonden door de manier van belichten speciaal bij grote korpsen aan rondingen en schuine lijnen rafelige randen.Ga naar voetnoot38 Rafelige letterranden zijn ook een typisch kenmerk van rakeldiepdruk (ook raster-diepdruk geheten). Bij dit drukprocedé liggen de te drukken elementen verzonken, waarbij de overbodige inkt aan de oppervlakte van de drukvorm met behulp van een rakel moet worden afgestreken.Ga naar voetnoot39 Om te vermijden dat de rakel niet aan de verzonken delen zou blijven haken, wordt hij over een fijn raster getrokken dat bovenop de drukvorm wordt gelegd. Het is dit raster dat het rafelige effect aan de randen van lettertekens veroorzaakt. Net als de offsetdruk maakt rakeldiepdruk geen gebruik van loden | |
[pagina 97]
| |
zetsel, maar is er enkel film met fotozetsel nodig om drukvormen te produceren. De rakeldiepdruk maakt zeer hoge oplagen mogelijk en is een voortreffelijk procedé voor het drukken van beeldmateriaal, maar het wordt wegens zijn gebreken bij het weergeven van tekst in de meeste sectoren van de boekproductie niet gebruikt. | |
DesktoppublishingDe technologie die vandaag de dag wordt gebruikt om lettertekens af te beelden, heeft haar oorsprong in de jaren tachtig van de twintigste eeuw. Het was de tijd van de eerste personal computers, die niet meer werden beperkt tot het gebruik van speciale software en die sinds pakweg 1985 ook een tekenset van 256 tekens konden gebruiken.Ga naar voetnoot40 Op dergelijke courant in de handel verkrijgbare toestellen werden programma's voor desktoppublishing gedraaid; het eerste was PageMaker van de firma Aldus, dat het mogelijk maakte teksten en beelden direct zichtbaar op de monitor op te maken en te positioneren.Ga naar voetnoot41 Verbonden met een laserprinter wierp dit zogeheten desktoppublishing-systeem (dtp) het hele voorstadium van het drukken (wat in het Engels met de term ‘pre-press’ wordt aangeduid) zoals het tot dusver werd uitgevoerd volledig omver. Het eerste dtp-systeem bestond uit een MacIntosh-computer van de firma Apple en een laserjet van Hewlett-Packard. Tegelijk werd de paginabeschrijvingstaal PostScript van de firma Adobe voorgesteld, waarmee alle contouren van beeldelementen op een blad wiskundig kunnen worden beschreven, dus ook lettertekens.Ga naar voetnoot42 De aparte lettertekens zijn als omtreklijnen beschikbaar, gedefinieerd als bézierkrommen, en wel in slechts één enkele grootte. Aangezien alle benodigde korpsen vanuit dit ene korps lineair vergroot respectievelijk verkleind worden, doemen hier opnieuw al genoemde kwalitatieve problemen op. De beslissende stap voor de desktoppublishing was de implementering van PostScript in de desktoppublishing-software. Het PostScript-bestand dat met behulp van dtp werd gecreëerd, werd hierbij doorgestuurd naar een Raster Image Processor die de letter- en beeldcontouren van een pagina naar zeer kleine beeldpunten omrekende.Ga naar voetnoot43 Met deze gegevens konden vervolgens weer de op dat moment pas ontwikkelde laserbelichters worden aangestuurd, die de beeldpunten met een zeer fijne maar uiterst krachtige laserstraal laag per laag op fotografisch materiaal konden schijnen.Ga naar voetnoot44 Vanaf nu was het mogelijk om met dtp professioneel te zetten. Het tekencontrast, of de gladheid van de tekenranden, is bij schaalbare PostScript-bestanden afhankelijk van de resolutie van het uitvoerapparaat. De met toner werkende laserprinters van weleer bereikten slechts een resolutie van 300 dpi, ofwel 300 punten per inch, wat tamelijk grove lettercontouren | |
[pagina 98]
| |
opleverde. Duidelijk beter is het fotografische materiaal dat door laserbelichters van 1250 dpi wordt gecreëerd, al zijn het pas lasers van 2540 dpi die onberispelijke schriftcontouren opleveren.Ga naar voetnoot45 Met het oog op de grenzen van de menselijke waarneming zou tekst moeten worden belicht aan ongeveer 1800 dpi, wat met de plaatbelichters voor offset van toen, die 2400 tot 3600 dpi haalden, geen enkel probleem vormt.Ga naar voetnoot46 Maar hoe is het tegenwoordig met het aantal lettertekens en de vorm van letters gesteld? Voor wat betreft het aantal lettertekens zijn er sinds de invoering in het jaar 2000 van de OpenType-lettertypen eigenlijk geen limieten meer. Deze lettertypen laten een opname toe van meer dan 65.000 tekens.Ga naar voetnoot47 De basis hiervoor is het Unicode-project, dat wereldwijd aan elk teken een eigen nummer toekent, dat zowel systeem-, programmaals taalonafhankelijk is.Ga naar voetnoot48 OpenType-lettertypen maken de integratie van alle denkbare tekens mogelijk, zowel van bijvoorbeeld mediaeval-cijfers als van lettercombinaties zoals ligaturen.Ga naar voetnoot49 Figuur 6: ‘Optical sizes’ bij de Adobe Arno Pro
Ook de door het opschalen veroorzaakte gevolgen voor de tekenvorm zijn al meer dan tien jaar niet meer echt een probleem. Een aantal OpenType-lettertypen beschikt over ‘opticals’. Het schalen verloopt bij deze lettertypen niet volgens één korpsgrootte, maar in de regel volgens vier korpsgrootten en bij het lettertype Arno Pro van Adobe | |
[pagina 99]
| |
zelfs volgens vijf (fig. 6).Ga naar voetnoot50 Bij een uniforme opschaling van de vijf korpsgrootten naar telkens 55 punt bemerkt men duidelijk een progressieve verandering: van een krachtige lijndikte bij het breedlopende kleinste korps bedoeld voor onderschriften (‘caption’) van minder dan 8,5 punt, naar een lichter schriftbeeld bij het condense grootste korps bedoeld voor boventitels (‘display’) vanaf 21,5 punt. Moderne dtp-programma's als InDesign van Adobe houden zelfs rekening met ‘optical sizes’. | |
BesluitWanneer men de historische ontwikkeling van de dwangmatige, de niet-vrije, technische invloeden op het voorkomen van letters in boeken in ogenschouw neemt, dan blijkt dat deze vooralsnog niet negatief waren. De letters voor het zetten met de hand bezaten in tegenstelling tot de met de hand geschreven letters een grotere leesbaarheid door de standaardisering en de snelle reductie van het aantal tekens. Toch werd deze kwaliteit ten voordele van een snellere en meer economische productie opgeofferd. De achteruitgang van de leesbaarheid van de lettertekens die door de techniek werd veroorzaakt, nam men op de koop toe. Het is pas in de jongste tijd dat deze technische beperkingen werden overwonnen. Tegenwoordig is het mogelijk om in boeken gedrukte letters van een ongeziene kwaliteit op een zeer economische manier te produceren. Kwalitatieve beperkingen zijn in toenemende mate het gevolg van ongekwalificeerde gebruikers zonder typografische voorkennis. | |
ToekomstperspectiefDeze technische beperkingen op het uiterlijk van letters in boeken blijven echter niet beperkt tot het gedrukte boek. We staan nu op de drempel naar een nieuwe vorm van boeken, het e-book, dat nieuwe technische beperkingen naar boven brengt. Lettertekens worden hierin elektronisch zichtbaar gemaakt, hetzij door middel van een beeldscherm met achtergrondbelichting, zoals bij iPads, smartphones, notebooks en netbooks, hetzij via elektronisch papier, zoals bij speciale e-readers als de Kindle.Ga naar voetnoot51 Kwalitatief gezien betekent de beperkte resolutie van deze systemen voor de lezer vooralsnog een stap terug. De oplossing van dit visuele probleem is echter slechts een kwestie van tijd.Ga naar voetnoot52 |
|