Dr. Wijnaendts Francken-prijs 2000
Advies van de Commissie van voordracht
De voorbije twee decennia is het oude beeld van de Nederlandse negentiende eeuw als zou die een eeuw van slaperigheid en volgzaamheid zijn geweest, grondig bijgesteld. Kunst- en literatuurhistorici brachten een krachtige culturele infrastructuur in kaart, historici wezen op de politieke dynamiek en op de verschuivingen in de sociale relaties. Langzaam werden de contouren van het eigen gelaat van de Nederlandse negentiende eeuw duidelijk. De ontwikkelingen die tot deze nieuwe visie hebben bijgedragen, werden op briljante wijze geïntegreerd in het in 1997 verschenen proefschrift van dr. Remieg Aerts, De letterheren. Liberale cultuur in de negentiende eeuw: het tijdschrift De Gids (Amsterdam: Meulenhoff, 1997).
De letterheren is een studie over De Gids. De schrijver beschouwt dit in 1837 opgerichte tijdschrift noch als een louter literair orgaan noch als een louter politiek-liberaal forum. De Gids staat in De letterheren voor ‘liberalisme als cultuur’, voor de plaats waar de negentiende-eeuwse liberaalburgerlijke cultuur werd geschapen, en wel op basis van een ‘programma van goed burgerschap’, dat op zijn beurt de zeer uiteenlopende thematieken die in het tijdschrift aan bod konden komen, eenheid en samenhang gaf. Het boek getuigt dan ook van een opvallende ambitie: de jaargangen van De Gids worden er gelezen als het proza waarin de negentiende-eeuwse liberaal-burgerlijke opvattingen over geschiedenis, natuur en mens vorm kregen.
Het gaat dus om een complexe thematiek, die in dit boek op grootschalige wijze wordt geanalyseerd. De Gids verschijnt er als het blad van ‘de partij der beweging’, waarin het streven naar een nationale regeneratie aanvankelijk vooral als een culturele opdracht werd begrepen. Vanaf 1848, toen het tijdschrift meer en meer gepolitiseerd raakte, droeg het een strijdbaar liberalisme uit, verwoord door een ‘parade van oppassende en verstandige heren’. Twintig jaar later was het het verzamelpunt van het grootburgerlijk-liberale establishment geworden, een ‘rijk der bezadigden’, dat zich echter steeds meer bedreigd voelde door de nieuwlichterij van onder meer de jong-liberalen en de Tachtigers. In de jaren 1890 - De letterheren eindigt in 1895 - stelde de redactie vast dat haar vertrouwde wereld was verdwenen.
De schrijver illustreert deze ontwikkeling aan de hand van de vele dis-