Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1960
(1960)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
II. Verslag van de secretarisHet aantal gewone leden bedroeg op 12 juli 1960 1012, waarvan 250 buitenlandse. Sedert de laatste jaarvergadering op 27 juni 1959 ontvielen ons door de dood 27 leden, terwijl 18 leden in de loop van het jaar hebben bedankt, t.w. J.S. Bartstra Jr., W.E. Boerman, mej. Dr. M.K.E. Gottschalk, E. Guilhou, W.S. Heckscher, B.H.D. Hermesdorf, H.H. Janssen, Mr. H.F.W. Jeltes, J.A.B.M. de Jong, L. Kaiser, H. Kraemer, Dr. J.P. Kruyt, P.J.R. Modderman, H.W. Muzerie, A. Pompen, J.G.N. Renaud, L.J. Rogier, N.P. van Wijk Louw. De 27 nieuwe leden door de jaarvergadering van 27 juni gekozen, hebben allen op één na, t.w. C.A.v. Peursen, hun benoeming aanvaard. Krachtens art. 15 der Wet heeft het bestuur in het afgelopen Verenigingsjaar 19 leden benoemd, t.w. de dames d'Haen, Postema-Zikken en Schallenberg-Van Huffel en de heren Boon, Boxer, Braure, Ebbinge Wubben, Van der Hoeven, Jacobs, Klaasesz, Koets, De Laet, Van der Linden, Meyer, Pelzer, De Schaetzen, Stricker, Stolte en Wijngaards; vier van hen, t.w. de heren Boxer, Braure, Ebbinge Wubben en baron de Schaetzen hebben deze benoeming niet aanvaard. Volgens het besluit van de jaarvergadering van 27 juni heeft de heer Kossmann (F.K.H.) de plaats ingenomen van het aftredende bestuurslid Stutterheim. Dezelfde vergadering benoemde opnieuw de heer Bomhoff tot voorzitter. De Noordelijke Afdeling wees i.p.v. de aftredende voorzitter, de heer Jongkees, haar nieuwe voorzitter, de heer Heeroma aan als vertegenwoordiger in het bestuur. In de loop van het verenigingsjaar zagen twee bestuursleden, de heren Pelinck en Uhlenbeck zich door drukke werkzaamheden genoodzaakt hun zetel ter beschikking te stellen. De maandelijkse vergaderingen van 20 november 1959 en 19 februari 1960 kozen in de ontstane vacatures de heren Prins en Van Wessem tot hun opvolgers. Voor zijn vergaderingen heeft het bestuur wederom mogen profiteren van de gastvrijheid van de heer Kessen, ofschoon hijzelf helaas sinds december 1959 niet meer als gastheer heeft kunnen fungerenGa naar voetnoot*. De keer ten goede in de financiële positie van de Maatschappij door een voor 1959 door de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen | |
[pagina 154]
| |
toegekend subsidie, waarvan in het vorige jaarverslag gewag kon worden gemaakt, heeft zich niet alleen bestendigd, maar het perspectief is zelfs nog gunstiger geworden, doordat het in uitzicht gestelde maximum-bedrag voor 1960 van f. 6000.- tot f. 10.000.- is verhoogd. Het bestuur is daarvoor in staat gesteld allereerst de hoogstnodige voorzieningen te treffen ten behoeve van de reeds jarenlang noodlijdende bibliotheek. Vervolgens ziet het bestuur zich tot zijn voldoening niet meer genoodzaakt de jaarvergadering ontheffing te vragen van de plicht tot bestemming van het tiende deel der ontvangsten voor de eigen uitgaven der Maatschappij (art. 60, lid 3 der Wet). De Commissie voor de uitgave van geschriften heeft inmiddels over het op de begroting 1960 daarvoor uitgetrokken bedrag van f. 2000.- reeds enkele besprekingen gevoerd en suggesties gedaan, die na ingewonnen advies van de Commissie voor Taal- en Letterkunde aan Uw goedkeuring zullen worden onderworpen. Het Bestuur heeft gemeend het Rijkssubsidie behalve voor deze meest dringende voorzieningen, waartoe ook de huisvesting van de Maatschappij gerekend moet worden, waarvoor het, bij de onmogelijkheid op korte termijn een geschikte ruimte te huren, besloten heeft jaarlijks een zeker bedrag te reserveren, teneinde mettertijd hetzij voor de aankoop, hetzij voor de inrichting over de nodige fondsen te beschikken, mede te moeten bestemmen voor de verhoging van de Prijs voor Meesterschap, waarvan het bedrag van f. 1000.- in de huidige omstandigheden buiten alle proporties is, voor de uitbreiding van het Jaarboek door het opnemen van voordrachten, hetzij op de algemene maandelijkse vergaderingen, hetzij in de vaste commissies gehouden, integraal, zo zij daarvoor naar de mening van het bestuur in aanmerking komen en anders in elk geval in de vorm van een résumé van minimaal vijf regels druks. Voorts, zolang de Maatschappij nog niet over een eigen verenigingsorgaan beschikt, ten behoeve van het doen van belangrijke mededelingen aan de leden op de convocaties voor de maandelijkse vergaderingen, voor de honorering van sprekers op de jaar- en maandvergaderingen en tenslotte voor nieuw te ontwikkelen activiteiten, waarvan de eerste, de instelling in samenwerking met de Vereniging voor de Propaganda voor het Nederlandse Boek van de Prijs der Kritiek inmiddels reeds is gerealiseerd. De eerste uitreiking, waarbij behalve voorzitter en secretaris nog een aantal bestuursleden aanwezig waren, heeft plaats gehad op 30 maart ll. De legalisering van deze nieuwe instelling is een punt van de agenda van deze vergadering. Voor nadere | |
[pagina 155]
| |
bijzonderheden moge ik dan ook naar de toelichting bij de behandeling van dit punt verwijzen. Ofschoon geen onmiddellijk uitvloeisel van het toegekende Rijkssubsidie hebben toch de ruimere middelen, waarover de Maatschappij thans reeds beschikt, aanleiding gegeven tot de overweging bepaalde leden, hetzij op grond van hun leeftijd, hetzij uit hoofde van een veeljarig lidmaatschap, te ontheffen van de wettelijke verplichting der jaarlijkse bijdrage. Een eerste stap in deze richting heeft het bestuur inmiddels reeds gedaan door te besluiten leden, wier benoeming van vóór 1910 dateert, vrij te stellen van verdere betaling. Dat het voor 1960 door de Minister in uitzicht gestelde subsidie het bestuur intussen nog niet van alle financiële zorgen heeft ontheven, bleek reeds spoedig na het begin van het nieuwe verenigingsjaar. Tijdens een bespreking van het Dagelijks Bestuur en het daartoe uitgenodigde bestuurslid de heer Kossmann met de heren Reichling en Minderaa, vertegenwoordigende resp. de Uitgeversmaatschappij W.E.J. Tjeenk Willink en de Redactie der Zwolse Drukken en Herdrukken bleek uit de overgelegde exploitatiecijfers t/m 1958 een zodanig tekort te zijn ontstaan, dat de oorspronkelijk van de Maatschappij uitgegane en onder haar auspiciën uitgegeven Zwolse Reeksen dreigden stopgezet te zullen worden, indien er op korte termijn geen middelen gevonden zouden worden om hierin te voorzien. De onmiddellijk daarop begonnen onderhandelingen van het bestuur met de daarvoor in aanmerking komende instanties hadden gelukkig een zodanig verloop, dat de hoop mag worden gekoesterd, dat voortzetting van de waardevolle reeksen mogelijk zal blijken. De maandelijkse vergaderingen, het traditionele zorgenkind van het bestuur, bleven ook in het afgelopen jaar slechts matig bezocht. Het aantal bezoekers van de 8 vergaderingen, alle op één na gehouden op de traditionele derde vrijdag van de maanden oktober t/m mei variëerde van 11 tot 23 met een gemiddelde van 17. Sprekers waren Jos. Panhuysen over Onderzoek en Phantasie, Dr. F. De Tollenaere over Alfabetische of ideologische lexicografie, Dr. C. Louise Thijssen-Schoute over John Locke's verblijf in de Nederlanden, Dr. G. Knuttel over Hieronymus Bosch als kunstenaar, Pater Dr. Maximilianus O.F.M. Cap. over De Gedichtencyclus van Vondel voor zijn nicht Anna Bruining, Dr. P. Oosterbaan over De oudste zoon van Naundorf, Mr. Dr. S.J. Fockema Andreae over Maarsbergen en zijn Tafelberg en Ad. den Besten over de poëzie van de jongste dichtergeneratie (zie blz. 42 en Bijlage I). | |
[pagina 156]
| |
Van de activiteiten der Maatschappij naar buiten in het achter ons liggende verenigingsjaar mogen hier worden genoemd de aanwezigheid van voorzitter en secretaris bij de receptie van de Ambassadeur van België ter ere van Marnix Gijsen op 30 oktober 1959, bij de uitreiking van de prijzen der Jan Campertstichting op 23 december '59, de opening van de Frederik van Eeden-tentoonstelling op 1 april 1960 en de herdenking van Honderd Jaar Max Havelaar op 14 mei '60. De vicevoorzitter en de secretaris vertegenwoordigden de Maatschappij op de jaarvergadering van de Vereniging van Letterkundigen, de heer Prins op de jaarvergadering van de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging. Traditiegetrouw nam de voorzitter zitting in het Comité der voorbereiding van de Boekenweek en in verscheiden ere-comité's, zoals die van de Frederik van Eeden- en Havelaar-herdenking, het Comité van Aanbeveling voor de reeks Stemmen van schrijvers en van de Boekenmarkt te Rotterdam. De secretaris vertegenwoordigde de Maatschappij ook bij de officiële Van Eeden-herdenking op 2 april ll. In samenwerking met de Stichting Het Reveil-archief en het Bilderdijk-museum organiseerde de Maatschappij de herdenking van Isaäc Da Costa's sterfdag op 28 april. De bij deze gelegenheid gehouden redevoeringen zullen onder auspiciën van de Maatschappij gebundeld worden uitgegeven. Gelet op de omstandigheid, dat de Maatschappij in het bezit is van het unieke Museum Catsianum, de collectie Catsiana van De Jonge van Ellemeet, meende het bestuur dat het initiatief voor de nationale Cats-herdenking op 12 spetember a.s. van ons behoorde uit te gaan. De constituerende vergadering van het Werk-comité, die na verscheiden voorbereidende besprekingen op 8 januari ll. te Utrecht is gehouden, stippelde een werkplan uit, aan de uitvoering waarvan inzonderheid de voorzitter een groot deel van zijn tijd heeft gewijd. Aan hem vooral dankt de Maatschappij het vooruitzicht van een nationale herdenking in grote stijl in de Trèves-zaal, een ontvangst op Zorgvliet en een tentoonstelling, die allereerst in het Gemeente-museum te 's-Gravenhage en vervolgens ook in de andere grote steden gehouden zal worden. Voorts zal er onder de auspiciën van de Maatschappij een bloemlezing in de vorm van een luxe-pocket uit de werken van Cats het licht zien, zomede een bundel studiën aan de staatsman-dichter-moralist gewijd. Ondanks vele en uitvoerige besprekingen in de boezem van het bestuur werd nog geen bevredigende oplossing gevonden voor de activering van enkele commissies, waarop in de laatste jaarvergadering werd | |
[pagina 157]
| |
aangedrongen. Met die ter behartiging van de belangen der Belgische leden wordt gestreefd naar een persoonlijk contact, waarbij wederzijdse gedachten en opvattingen kunnen worden uitgewisseld. Het bestuur is er echter nog niet in geslaagd deze ontmoeting te realiseren. Wat de Commissie voor Zuid-Afrika betreft, het bestuur ziet in de huidige omstandigheden geen weg, die tot vernieuwing zou kunnen leiden. Wel hoopt het bestuur door een te verwachten nieuwe ontwikkeling in de naaste toekomst de Commissie nieuw leven te kunnen inblazen. In het kader van herstel en vernieuwing is de Maatschappij trouwens nauwelijks en route. Al is zij bijv. bij de inschakeling in het algemene culturele leven inderdaad bezig iets van het verloren terrein te herwinnen, er is nog heel veel naar de mening van het bestuur onbevredigends. Zo ziet de Maatschappij zich sinds een aantal jaren verstoken van enige invloed op de samenstelling van de delegatie bij de Conferentie der Nederlandse Letteren. Het is hier echter niet de plaats noch is dit het aangewezen uur voor klachten als deze of voor een opsomming van alle desiderata, die het bestuur onontbeerlijk acht voor een behoorlijk functionneren van een lichaam als het onze in de huidige culturele situatie. Tot het eindigen van dit verslag in mineur is trouwens allerminst aanleiding. Integendeel, onder de bekwame en enthousiaste leiding van haar voorzitter en met de voet in de financiële stijgbeugel mag de Maatschappij het komende verenigingsjaar met opgewektheid tegemoetzien. |
|