Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1946
(1946)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[II.] Verslag van den secretarisaant.II. De secretaris leest zijn verslag over den staat der Maatschappij en haar belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende het jaar 1945-1946, voor: Na de buitengewone jaarlijksche vergadering op 11 Augustus 1945 zijn de maandelijksche vergaderingen gehouden op de Zaterdagmiddagen van 10 November, 8 December 1945 en van 12 Januari, 2 Februari, 9 Maart, 13 April en 11 Mei 1946. In deze bijeenkomsten hielden lezingen of voordrachten: 1. Dr Th. J.G. Locher over: De eerste reis van Peter den Groote naar Nederland; 2. de heer F.P. Huygens over: Jacobus van Looy en zijn Zebedeus; 3. Mr S. Bottenheim over: De opera in Nederland in de XVIIe eeuw; 4. Mejuffrouw Aleida G. Schot over: Alexander Poesjkin (1799-1837); 5. Dr J.J. Soons over: De ontwikkeling van het religieuse denken bij Paul Claudel; | |
[pagina 203]
| |
6. de heer Bertus Aafjes uit eigen werk (fragmenten uit ‘Een Voetreis naar Rome’ en het gedicht ‘Maria Sibylla Merian’); 7. de heer B. van Eysselsteyn uit eigen werk (gedichten en een fragment uit den roman ‘De dorre Grond’). Bij de lezing van den heer Bottenheim werden lichtbeelden vertoond; Mejuffrouw Aleida G. Schot illustreerde haar betoog met eigen vertalingen van Poesjkins verzen. De verslagen van genoemde lezingen zullen afgedrukt worden in een bijlage van het Jaarboek 1945-1946. Aan alle sprekers betuigt het Bestuur dank voor hun medewerking. Bij deze vergaderingen waren gemiddeld 31 leden tegenwoordig; het kleinste aantal bedroeg 21, het grootste 50. Op 22 December 1945 werd de Jaarlijksche Vergadering gehouden in het café-restaurant Zomerzorg te Leiden, waarvan een volledig verslag is opgenomen in het Jaarboek 1943-1945, dat de leden binnenkort zullen ontvangen. De Maatschappij verloor door den dood verscheidene van haar leden, onder wie Dr A. Bredius, op de laatste Jaarvergadering tot eerelid benoemd. Hun aandeel in het werk van de Maatschappij zal in dankbare herinnering voortleven. De nadeelige gevolgen van evacuatie voor het samenstellen van de ledenlijst hebben zich dit geheele jaar doen gevoelen; nog zijn niet alle nieuwe adressen opgegeven en het is dan ook niet mogelijk het tegenwoordige ledental van de Maatschappij met nauwkeurigheid te bepalen. Het Bestuur besloot het lidmaatschap aan te bieden aan Zijne Excellentie Léon Nemry, ambassadeur van België, wegens zijn groote belangstelling voor de Nederlandsche cultuur en aan Zijne Eminentie Johannes Kardinaal de Jong, Aartsbisschop van Utrecht, wiens verdiensten als historicus zoodoende door de Maatschappij naar waarde erkend zijn. Beiden hebben het lidmaatschap in dank aanvaard. Niettegenstaande de hachelijke financieele positie van de Maatschappij heeft het Bestuur gemeend de plannen tot uitbreiding van de werkzaamheden zoowel in het vaderland als buiten de grenzen nader te moeten uitwerken; door af te zien van de oprichting van afdeelingen in de Provincie en België zouden bronnen van nieuw leven afgesneden worden. Er is contact gezocht met de hoogleeraren Lindeboom te Groningen E Michels te Nijmegen, terwijl in België de heer F. van Toussaint van Boelaere een vergadering van de Zuidnederlandsche leden bijeen zal | |
[pagina 204]
| |
roepen om een werkplan samen te stellen. Het Bestuur hoopt, dat in het najaar alle moeilijkheden van technischen en organisatorischen aard overwonnen zullen zijn en dat met de werkzaamheden aangevangen zal kunnen worden. De voortzetting van de uitgaven van de Bibliotheek der Nederlandsche Letteren heeft de volle aandacht van het Bestuur. Achttien deelen zijn tot op heden verschenen; een nieuwe serie onder een nieuwe redactie vangt thans aan. Het tempo van verschijnen zal teruggebracht moeten worden tot vier deelen per jaar, te beginnen met 1947. De prijs per deel zal ook voor de leden van de Maatschappij een weinig verhoogd moeten worden. Het uiterlijk der boeken zal echter onveranderd blijven. Uit de Historische Commissie zijn drie leden, te weten de heeren Brummel, Juynboll en Locher, aangezocht om bij de uitgave van de volledige werken van wijlen Prof. Huizinga, te verzorgen door zijn vrouw, van wetenschappelijk advies te dienen, een initiatief van de Maatschappij, dat door Mevrouw Huizinga met enthousiasme is begroet. Op soortgelijke wijze hoopt het Bestuur ook bij andere uitgaven zijn diensten te kunnen bewijzen. Prijzen zullen dit jaar niet uitgereikt worden. Op de maandvergadering van 13 April heeft de voorzitter reeds medegedeeld, dat wegens den financieelen toestand van de Maatschappij de uitreiking van den meesterschapsprijs achterwege moet blijven. Hetzelfde geldt voor den C.W. van der Hoogt-prijs, aangezien het tot op heden onmogelijk is een eenigszins volledig overzicht te krijgen van hetgeen op belletristisch gebied verschenen, laat staan geschreven is. Wat den Wynaendts Francken-prijs betreft komt, na de laatste bekroning in 1941 van Vestdijks studie over Verwey en de Idee thans weer een biografie of een cultuurgeschiedenis voor den prijs in aanmerking. De oude commissie, aangevuld met den heer Locher als bestuurslid, zal haar werkzaamheden binnenkort hervatten. Het Jaarboek 1943-'44-'45 zal spoedig verschijnen; moeilijkheden van technischen aard hebben, ondanks de groote medewerking van uitgever en drukker, de verschijning sterk vertraagd, een oorlogsrelict, dat zich in allerlei kleinigheden, vooral het drukwerk betreffende, doet gelden en waarvoor de clementie van de leden hierbij wordt ingeroepen. |
|