Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1945
(1945)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
[II.] Verslag van den secretaris aant.II. De secretaris leest zijn verslag over den staat der Maatschappij en hare belangrijkste lotgevallen en handelingen gedurende de jaren 1943/'45, voor: De maandelijksche vergaderingen zijn gehouden op de Zaterdagmiddagen van 2 October, 6 November, 4 December 1943 en van 8 Januari, 5 Februari, 4 Maart, 1 April en 6 Mei 1944. In deze bijeenkomsten hielden lezingen: 1. dr A. Smijers over de vraag: Hoe werd de meerstemmige muziek in de zestiende eeuw uitgevoerd?; 2. dr A. Kessen over: De historisch-topografische ontwikkeling van Maastricht's plattegrond; 3. dr B. Hunningher over: De paedagogische waarde van het tooneel; 4. dr D. Th. Enklaar over: De grondslagen van den Doodendans; 5. dr Th. J.G. Locher over: Cyclische Geschiedbeschouwing in verschillende tijden; 6. de heer A.J. Lievegoed over: Vooroorlogsche wereldliteratuur over de krant; 7. dr T.H. Milo over: De Nederlandsche Marine-Archieven; 8. dr A.W. Byvanck over: De bewoning van Nederland in den Romeinsche tijd. Bij de lezingen van de heeren Smijers, Kessen en Milo werden lichtbeelden vertoond. De verslagen ervan worden afgedrukt in een bijlage van het Jaarboek. Aan alle genoemde sprekers betuigt het Bestuur dank voor hunne medewerking. Bij deze vergaderingen waren gemiddeld 34 leden tegenwoordig; het kleinste aantal bedroeg 23, het grootste 49. In het jaar '44/'45 zijn maandelijksche vergaderingen niet mogelijk geweest. Ook de jaarvergadering niet. Terwijl in de bestuursvergadering van 26 Augustus '44 werd besloten tot een jaarvergadering op 20 September in ‘'t Schuttershof’ te Leiden, dwong in het begin van September de algemeene toestand het bestuur reeds om dit plan op te geven. Eerst op den laatsten dag van Mei, eenige weken na onze bevrijding, kon er opnieuw over beraadslaagd worden. De stilstand der werkzaamheden heeft driekwart jaar geduurd. In dien tijd kon door de stremming van het verkeer en van de post het bestuur nauwlijks eenige voeling met de leden houden. De maatschappij verloor door den dood verscheidenen | |
[pagina 280]
| |
van haar leden, waaronder velen, die door hun onverflauwde belangstelling voor het werk der Maatschappij en door hun werkzaam aandeel daarin bizonder door ons gemist worden. En hun verscheiden werd ons soms eerst bekend, wanneer zij reeds eenigen tijd niet meer in ons midden vertoefden. Vele leden werden geëvacueerd en verzuimden te berichten waarheen het lot hen gevoerd had. Het is dan ook nog niet mogelijk met nauwkeurigheid het tegenwoordige ledental van de Maatschappij te bepalen. In den aanvang van de maand Juli van dit jaar berichtte mevrouw Muller-Verdam aan het bestuur, dat ons in Maart overleden eerelid, prof. Muller, bij testamentaire beschikking aan de Maatschappij duizend gulden vermaakt heeft ‘Ten behoeve van het Vaste Fonds dier Maatschappij’. Voorts beschikte prof. Muller per codicil nog, dat uit zijn boekerij door onzen bibliothecaris een keuze zou mogen worden gedaan van aan de bibliotheek der Maatschappij ontbrekende werken op het gebied van Nederlandsche taal-, letter-, geschied- en oudheidkunde. De ordening van het archief door mejuffrouw mr M.E. Blok is voltooid. Het Jaarboek 1942/'43 kon eerst in Januari 1944 verschijnen, na maanden wachtens op de toestemming van het Departement om het te drukken. Het moest weer uitkomen, met den gewijzigden titel van den vorigen jaargang en ook nu werd de ledenlijst er niet bijgevoegd. |
|