Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1945
(1945)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[III.] Verslagen van den bibliothecaris 1943-1944 aant.III. De bibliothecaris leest zijn verslag omtrent de bibliotheek voor: Het aantal boekwerken, waarmede de Bibliotheek zoowel door schenking als door ruilverkeer en aankoop vermeerderde, was, zooals niet anders verwacht kon worden, in dit genootschapsjaar nog iets lager dan in het vorige; het daalde van 326 tot 320; dat der overdrukken daarentegen vertoont een belangrijke stijging, nl. van 41 tot 138, waartoe vooral bijdroeg een geschenk van 68 overdrukken van ons medelid dr A.E.H. Swaen. Het aantal tijdschriften en vervolgwerken, waarvan afleveringen ontvangen werden, is eveneens zeer achteruitgegaan. Door 35 personen en instellingen werden boeken en manuscripten aan de bibliotheek afgestaan, iets meer dan in het vorige verslag vermeld (32); het aantal uitgevers die door hen uitgegeven werken afstonden, daalde van 9 tot 4. Voor de verzameling handschriften werden door schenking en aankoop | |
[pagina 281]
| |
eenige aanwinsten verworven, die tegenover het geringer aantal drukwerken tot groote tevredenheid stemmen. Van Mevrouw K. Verwey-Van Vloten ontvingen wij door de vriendelijke bemiddeling van ons medelid dr Mea Mees-Verwey, behalve verschillende drukwerken van Betje Wolff en andere achttiende-eeuwsche scribenten, afkomstig uit de bibliotheek van Johannes van Vloten, een 50-tal brieven aan deze gericht door de theoloog dr J.H. Holwerda en een aantal autographen van Betje Wolff uit dezelfde verzameling, die een zeer welkome vermeerdering van onze collectie handschriften van deze schrijfster beteekenen. Hierbij bevindt zich de bekende ‘Sendbrief Elizabeths, de dogter Bekkers, die door haar is geschreven aan Hem die Doopt en Predikt ... (afgedrukt door Van Vloten in zijn boekje Elisabeth Wolff Geb. Bekker, Haarlem, 1880 en door Joh. Dyserinck in zijn Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken. 's-Gravenhage, 1904), benevens een gedicht ‘De Kracht der Deugd en Tegenheden. Toegezongen aan de WelEdelgestr. Heer Mr Herman Noordkerk’, voorts een aantal brieven van Betje Wolff aan M.C. van Hall en de brieven van Aagtje Deken en de Wed. A. van Crimpen-Teerlinck uit de laatste levensdagen van de beide vriendinnen. In deze verzameling bevinden zich ook nog brieven van P. Burman, A. Spinniker en P. Hofstede. In de aan dit verslag toegevoegde Lijst van aanwinsten wordt van deze belangrijke aanwinst een meer uitvoerige beschrijving gegeven, waartoe ook eenige Bilderdijkiana behooren. Dr A.J. Stakenburg stond aan de Bibliotheek af door hem bijeengebrachte aanteekeningen betreffende het geslacht der Van Harens, inzonderheid over Onno Zwier en zijn kinderen, zoomede afschriften en aanteekeningen betreffende E.J. Potgieter en zijn familie, inzonderheid zijn ouders. Van de familie van wijlen dr Mansvelt ontvingen wij een verzameling drukwerken en brieven die voornamelijk op Zuid-Afrika betrekking hebben, ook hiervoor moge verwezen worden naar de reeds genoemde Lijst van aanwinsten. Dr L. Knappert had mij reeds eenige jaren geleden een voor de Bibliotheek der Maatschappij bestemd dossier ter hand gesteld, met verzoek dit eerst na zijn dood te openen. Het bleek een verzameling drukwerken en brieven te bevatten uit de tijd van de Boerenoorlog, die voor latere geslachten duidelijk zullen kunnen maken, hoezeer in ons land gedurende de jaren 1899-1902 het lot van de beide Zuidafrikaansche republieken de hoofden en de harten onzer landgenooten heeft bezig gehouden en hoezeer met de broeders in Zuid-Afrika werd medegeleefd. | |
[pagina 282]
| |
Door aankoop werd de verzameling handschriften vermeerderd met brieven van J.P. Hasebroek, A. van der Hoop Jr, J. Kinker, M. Siegenbeek, H. Wielheesen, W. Moll, G.W. Vreede, Eelco Verwijs, M. de Vries en A. van der Linde en enkele gedichten van D. Dorbeck, C. Loots, A.T. Sifflé en H. Wielheesen. Aan allen die door hun geschenken de Bibliotheek hebben verrijkt moge hier dank gebracht worden; moge ook hun voorbeeld de leden der Maatschappij aanleiding geven door hen uit te geven werken, ook overdrukken van tijdschrift-artikelen aan de Bibliotheek af te staan, inzonderheid geldt dit van hen die bij de samenstelling van hun geschriften gebruik maken van de boeken uit de Bibliotheek onzer Maatschappij. | |
1944-1945In het genootschapsjaar 1944/'45 daalde het aantal boekwerken, waarmede de Bibliotheek vermeerderd werd, van 260 tot 164, dat der overdrukken van 138 tot 19, doch dit mag geen aanleiding geven tot klagen, eerder tot tevredenheid, dat ondanks de ongunst der tijden dit resultaat nog bereikt werd. Het aantal personen, die boeken aan de Bibliotheek ten geschenke gaven, daalde van 35 tot 15; hun namen vindt men in de bij dit verslag gevoegde Lijst van aanwinsten. Van uitgevers werden geen boeken ten geschenke ontvangen, wat te begrijpen is. Het aantal tijdschriften en vervolgwerken, waarvan afleveringen of deelen ontvangen werden, was in overeenstemming hiermede ook uiterst gering. Het ruilverkeer met Nederlandsche bibliotheken en genootschappen beteekende uiteraard heel weinig, dat met de buitenlandsche stond geheel stil. In dit opzicht valt dus een groote achterstand in te halen; het zal nog veel tijd en inspanning kosten de gapingen, vooral in de uitgaven der buitenlandsche genootschappen, aan te vullen; omgekeerd wacht ook een aantal publicaties der Maatschappij op een gunstige gelegenheid tot verzending, waarbij nog de onzekerheid bestaat aan het voortbestaan van vele dier instellingen. Een drietal legaten dient vermeld te worden. Wijlen Dr C.A. Steenbergen, in leven conservator der Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam, vermaakte aan de Maatschappij de verzameling gedrukte werken en handschriften van zijn oom, de heer Albert Steenbergen, aanvankelijk kunstschilder en later gemeente-ontvanger te Hoogeveen, waar hij in 1902 op hooge leeftijd overleed. Van hem verschenen in druk enkele tooneelspelen, o.a. het blijspel ‘Fatsoen’ onder het pseudoniem P.J. Peterson, | |
[pagina 283]
| |
een vertaling van het Eerste deel van Goethe's Faust, voorts verschillende letterkundige en historische opstellen, gedenkschriften en novellen in tijdschriften en in de Drentsche Volksalmanak, terwijl hij misschien het meest bekend is geworden door zijn lijvige boek: ‘Eene Drentsche Veenkolonie in de laatste helft der 17de eeuw. Het Journaal van A. en P. Calkoen, in 't licht gegeven en met aanteekeningen voorzien door Alb. Steenbergen’, dat door ons medelid wijlen Mr J.G.C. Joosting als mystificatie werd gebrandmerkt. De verzameling handschriften omvat zijn nagelaten letterarbeid, waarbij een vertaling van het Tweede deel van Faust, tooneelwerk en dramatische gedichten, vertaalde gedichten en verschillende opstellen. In de lijst der aanwinsten vindt men een inventaris van dit legaat. Albert Steenbergen was iemand met een veelzijdige belangstelling en met talent, die niet de waardeering heeft gevonden, waarop hij aanspraak had. Dr Steenbergen heeft het voornemen gehad een studie aan hem te wijden, doch is nooit tot de uitvoering van dit voornemen gekomen. De ordening en beschrijving van deze nalatenschap kostte vrij veel moeite en tijd; het is te hopen, dat er nog eens iemand gevonden wordt, bereid en bekwaam om aan deze Drentsche figuur recht te doen wedervaren. Ons medelid Mej. Fenna de Meijier vermaakte aan de Bibliotheek het handschrift van het Eerste deel der Marginalia van Dirk Coster, indertijd door deze aan haar afgestaan; ook dit legaat werd met dankbaarheid aanvaard. Door het overlijden van ons eerelid Dr J.W. Muller leed ook de Bibliotheek een groot verlies; sedert hij in 1888 lid van de Maatschappij werd, toonde hij belangstelling door herhaaldelijk boeken af te staan; reeds in de Handelingen van 1888/89 vindt men in het Verslag van de Bibliothecaris daarvan de bewijzen. Hij legateerde aan de Maatschappij zijn ‘Reinardiana’, zoo boeken als papieren betreffende Van den Vos Reynaerde, ten gebruike voor degene die bekwaam, geschikt en gezind is zijn arbeid aan Reinaert I en II voort te zetten en te voltooien, zoomede zijn Everartiana, reeds eerder voor een deel in bruikleen aan de Maatschappij afgestaan ten nutte van het Woordenboek der Nederlandsche taal. Hierbij gaf hij de wensch te kennen, dat nog een bevoegd Neerlandicus moge worden gevonden, bereid om het door hem destijds beoogde en beraamde boek over Everaerts Westvlaamsche rederijkerstaal grammatisch en lexicologisch samen te stellen, zoodat de door hem daaraan bestede arbeid niet vergeefsch is geweest. Ten opzichte van zijn boe- | |
[pagina 284]
| |
kerij was door hem deze beschikking getroffen dat de bibliothecaris der Maatschappij daaruit zou mogen kiezen, wat in haar boekerij mocht ontbreken op het gebied der Nederlandsche taal- en letterkunde, der geschieden oudheidkunde. Met groote dankbaarheid kan hier reeds vermeld worden dat door deze legaten de Bibliotheek der Maatschappij verrijkt is geworden met een aantal werken betreffende de Reinaert (± 50) en de andere hiervoor genoemde vakken van wetenschap en kunst (± 100), zoomede een groot aantal overdrukken en een zeer uitgebreid materiaal aan brieven en schriftelijke aanteekeningen. Eerst in een volgend verslag zal een volledig overzicht gegeven kunnen worden van de aanwinsten door de Verzameling Muller aan onze Bibliotheek toegevoegd. Er bestaat dus alle reden om deze vriend der Bibliotheek met dankbaarheid te herdenken. In verband met het oorlogsgevaar werd de verzameling handschriften, die ten deele in de kluis der Sint-Pieterskerk een, naar verondersteld kon worden, vrij veilige bergplaats vinden mocht, tegen oorlogsmolest verzekerd. Het is te hopen dat de hieraan verbonden groote kosten, niet belemmerend zullen werken op de mogelijkheid door aankoop van boeken enz. de Bibliotheek te vermeerderen, hetgeen juist nu zeer gewenscht is in verband met de vele gedurende de oorlogsjaren op illegale wijze uitgegeven boeken. Een beroep op de leden der Maatschappij aan onze boekerij af te staan wat zij op dit gebied missen kunnen en wederom bij het uitgeven hunner geschriften ook een exemplaar naar Leiden te zenden, is hier zeker op zijn plaats. Met een woord van dank aan allen die in de achter ons liggende moeilijke jaren de belangen der Bibliotheek niet uit het oog verloren, inzonderheid aan het personeel der Universiteits-Bibliotheek, moge dit verslag besloten worden. |
|