Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1851
(1851)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijDe Secretaris der Maatschappij leest vervolgens zijn Verslag der Handelingen sedert de laatstgehoudene Jaarlijksche Vergadering. Het luidt als volgt: | |
[pagina 16]
| |
I.Het wordt mij dan vergund, M. HH., na onzen hooggeachten Voorzitter, het eerst in dit nieuw locaal tot U het woord te voeren. Wij waren vroeger, en, sints wij het lokaal op de Lange-Brug voor 35 jaren verlieten, langen tijd in nomadischen toestand. Thans bevinden wij ons weder op diezelfde Lange-Brug. En wij zien ons sints de maand October jl. hier op eenen voet, die schier aan een wonen aan eigen haard gelijk staat. Zie daar dan ook de voorname reden, waarom wij u niet buiten de stad in de vrije natuur, maar hier ter plaatse hebben te zamen geroepen; terwijl wij aan wie het verlangt gaarne de overige door ons hier boven gehuurde vertrekken willen toonen, opdat ook de uiterlijke toestand der boekerij en de nette daarvoor ingerigte boekenkasten u eens vooral onder de oogen komen. Sints October, zeide ik, zijn wij hier. En zoo wil ik dan ook eershalve vermelden dat in gemelde maand de plegtige inwijding des locaals van wege de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen plaats hebbende, eene Commissie van ons Bestuur, uitgenoodigd werd aldaar op den 24en dier maand tegenwoordig te zijn. Daartoe werden afgevaardigd onze tegenwoordige Voorzitter en uw Dv. Dien. de Spreker. De plegtigheid was geheel met het doel overeenkomstig en werd door de toonkunst nog meer opgeluisterd. | |
[pagina 17]
| |
Maar wij willen van het gebouw tot de zaken, van het stoffelijke tot het wetenschappelijke den overgang maken. Van wege het Bestuur van het Derde Nederlandsch Letterkundig Congres, dat in Augustus e.k. te Brussel vergaderen zal, heeft onze Maatschappij onlangs eene circulaire tot deelneming ontvangen. En de kortlings opgerigte Maatschappij ter bevordering van wetenschap tot volksgeluk zond ons hare reglementen, waarop reeds beleefdelijk geantwoord is geworden. - De vergaderingen onzer Maatschappij in dit wintersaisoen gehouden, waren, behalve de resumtie-vergadering, tien Bestuurs-vergaderingen en tien maandelijksche, welke door niet weinige afwisselende bezigheden gekenmerkt werden. In zeven dier maand-vergaderingen traden sprekers op, om ons de vruchten hunner werkzaamheden mede te deelen. Tweemalen hoorden wij dichtstukken; de andere redenaars spraken in ongebonden stijl. Twee reizen kwamen ook leden van elders tot ons over, de HH. van Groningen van Ridderkerk, en P. Scheltema uit Amsterdam. Tweemalen hadden wij twee sprekers op éénen avond. Overigens waren de onderwerpen tamelijk uiteenloopende niet alleen, maar ze leverden ook meermalen na den afloop stoffe op tot belangrijke wisseling van denkbeelden. De behandelde punten waren de navolgende: In October deelde de Heer L. Ph. C. van den Bergh eene opgave mede van bij ons voorhandene onuitgegevene HSS., proeven van middel-nederlandsche poëzij bevattende; in November las de Heer Rammelman Elsevier aanteekeningen over het vroeger schoolwezen hier ter plaatse, voor den tijd des Spaan- | |
[pagina 18]
| |
schen belegs: bepaaldelijk over de latijnsche of groote school en de bijscholen hier aanwezig, van den jare 1323 af: geput uit het stedelijk Archief te dezer plaatse. De Heer Roorda van Eysinga verving hem, door zijne Uitboezeming bij den dood van Mr. Willem Bilderdijk, die sedert het licht heeft gezien. Dr. Bergman gaf in December, zijn Verhaal of overzigt van hetgeen in de tweede helft der vorige eeuw, bij onze Maatschappij, ten aanzien der toereding van een algemeen Nederlandsch woordenboek voorgesteld en verrigt is; gij zult zulks grootendeels in de Bijlagen tot onze Handd. dezes jaars wedervinden. In Januarij d.j. gaf de naastvorige spreker Roorda ons een fragment uit de geschiedenis van Emir el Moemmin Hamzah, door hem vertaald uit het Maleisch, waarin het uit het Arabisch was overgezet. De Heer van Assen hield in Februarij eene voorlezing over de eereblijken, welke van landswege aan uitstekende mannen èn bij de Grieken en Romeinen, èn vooral in Nederland, vroeger zijn uitgereikt. In Maart vergastte ons de Heer van Groningen op een krachtig dichtstuk Keizer Julianus geheeten, voorafgegaan door eenige kritische aanmerkingen over dien vorst; terwijl de Heer N.C. Kist hem verving, daar hij ons, namens Ds. Delprat van Rotterdam, mededeelde de oudste Series Lectionum of lijst der Academische lessen onzer Hoogeschool, van den jare 1587, welke alhier niet meer voorhanden, maar door den Heer D. te Leeuwarden gevonden was, en met toelichtingen van hem en Prof. Kist begeleid werd. Wij hopen dit in onze Werken u aan te bieden. In April eindelijk trad de | |
[pagina 19]
| |
Heer Scheltema op en gaf eene inleiding tot de Geschiedenis der voormalige kloosters te Amsterdam. Onze laatste maand- en Bestuurs-vergaderingen waren genoegzaam uitsluitend toegewijd aan voorbereidende werkzaamheden voor deze Algemeene bijeenkomst. Wat onze Werken betreft, het in het vorig jaar door ons in 't licht gezonden zesde deel is aan de vorstelijke Eereleden der Maatschappij ten geschenke toegezonden: waarop we, zoowel van wege Z.M. als van wege Z.K.H. Prins Frederik, verpligtende missiven van dankbetuiging mogten erlangen. De druk van Deel VII der Werken wordt voortgezet, naarmate er stof inkomt. Hoe meer Gijl. ons gelieft toe te zenden, hoe eerder het verschijnt, Thans wederom is er iets ter perse, het straks vermelde stuk van Ds. Delprat. Ter meerdere bespoediging van den druk der jaarlijksche Handd. is bij het Bestuur goedgekeurd, om den druk der necrologiën of levensberigten met afzonderlijke paginering te doen aanvangen, zoodra wij genoegzamen voorraad daarvan ontvangen hebben; gelijk nu reeds vier bladen daarvan afgedrukt zijn. Ze zullen dus, naar we hopen, U spoediger toekomen dan ten vorigen jare. De schat onzer oude HSS. heeft dit jaar weder der wetenschap mogen ten dienste staan, daar Jhr. Ph. Blommaert te Gent, voor de uitgave van zijn HS. der Spyeghel van Sonden of nieuwe Doctrinael van Jan de Weert, onlangs de collatie van ons, zeer volledig, HS. wenschte. Zij liep over 3000 verzen. Eene bevoegde hand vervaardigde die, en wij hebben hem die voor weinige weken toegezonden. | |
[pagina 20]
| |
Op de Prijsvragen, wier termijn dit jaar verloopen was, mogt het ons niet gelukken een antwoord te erlangen; nieuwe vragen voor beide vakken vindt gij, ter uwer keuze, onder het VIe punt van den voor u liggenden Beschrijvingsbrief. Wij gaan over tot het personeel onzer inrigting. Wat ons Bestuur betreft, wij mogten in de ll. maand October, voor de twee afgetredene, als nieuwe Bestuurders begroeten, de HH. Janssen en Rutgers, beide vroeger reeds werkzaam in onze Commissiën. Uit het dus aangevulde Bestuur werd, ten zelven dage, onze tegenwoordige Voorzitter gekozen. Vraagt uwe belangstelling of wij uit den kring onzer medeleden door den dood velen verloren hebben? Wij antwoorden: niet zoovele als wel in vorige jaren. Dus verre elf leden, en, daaronder drie welke den leeftijd van 70 of 80 jaren bereikt en 40 jaren of daaromtrent met ons verbonden geweest warenGa naar voetnoot1). Wij raadpleegden op onze voorbereidende Vergadering over eene waardige aanvulling dezer verliezen. Doch zeer groot was het aantal onzer landgenooten die, in onze dagen, zoo rijk aan talenten in verschillende vakken van wetenschap, hierbij in aanmerking moesten komen. Bijaldien wij aan ulieder oordeel eene candidaatslijst hadden onderworpen, geëvenredigd aan het aantal der gestorvene, | |
[pagina 21]
| |
zoo zouden wij menigen voortreffelijken naam, die zich aan ons voordeed, u hebben moeten onthouden. Zoo hebben wij dan meer geraden geoordeeld uit een gros van 75, u dertig namen voor te leggen die ons schenen het meest in aanmerking te komen; de overigen zijn niet bij ons ter zijde gelegd, dan om in een volgend jaar met vernieuwden aandrang in onze voorbereidende Vergadering ter tafel te komen. Een en anderen geletterde uit Frankrijk, België en Duitschland dragen wij daarenboven ul. voor. Terwijl wij uit onze stadgenooten gemeend hebben drie personen in onzen kring te mogen kiezen, de HH. Mr. S. Vissering, Dr. R. Fruin en Mr. J.G. Kist. Met de verdere werkzaamheden onzer maandelijksche Vergaderingen zullen de Rapporten onder Punt II en III van den Beschrijvingsbrief voorkomende, u straks nader bekend maken.
Leiden, Junij 1851. J.T. Bodel Nyenhuis, Secretaris. |
|