Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1851
(1851)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijVerslag van den staat der Bibliotheek en der Zegelverzameling, 1850-1851.Was de toestand der Boekerij en der Zegelverzameling in het vorig Maatschappelijk jaar reeds in menig opzigt gunstig te noemen, thans is die nog merkelijk | |
[pagina 22]
| |
verbeterd, zoowel uit- als inwendig, want in plaats van een paar oude onbevallige vertrekken, opgevuld met boekenkassen van allerlei grootte en vorm, sommigen door ouderdom bijna onbruikbaar en geheel vermolmd, is thans de bibliotheek in eene nieuw opgebouwde, ruime en luchtige zaal overgebragt, wier wanden met sierlijk gebruinde boekenkassen prijken, allen van éénen vorm en wel gevuld, terwijl de zaal, licht en hoog, den hier bijeengebragten schat veel beter in het oog doet vallen. Vergunt mij dan al dadelijk, MHH. der Vergadering dank te mogen toebrengen, voor hetgeen zij om dit een en ander tot stand te brengen, door buitengewone toelagen zoo edelmoedig heeft bijgedragen. De uitkomst heeft hare verwachting dan ook geenszins te leur gesteld; want niet alleen dat de inrigting der bibliotheek thans den bezoekers voldoet, maar ook de belangstelling daarvoor is merkelijk aangewakkerd en hierdoor de verzameling èn rijker èn nuttiger geworden. Slechts één gebrek deed zich dezen winter gevoelen, de vocht van nieuwe gebouwen onafscheidelijk; maar de genomene voorzorgen hebben verhinderd dat hierdoor aan de boekwerken eenig wezenlijk nadeel is toegebragt. Reeds in de maand October des vorigen jaars kwam deze verbetering tot stand en ofschoon de overbrenging en schikking der boeken tijd vorderde, de krachtige bijstand der Heeren Bodel Nyenhuis en La Lau, die daartoe tijd noch moeite spaarden, deed dit werk zoo spoedig voortgaan, dat de leden slechts korten tijd in het vrije gebruik dezer inrigting belemmerd werden, terwijl sedert de sierlijke wel verwarmde | |
[pagina 23]
| |
leeskamer dat kortstondige gemis rijkelijk heeft vergoed. Beiden heeren zij hier insgelijks in het openbaar mijn dank toegebragt en de Boekerij verder hunner welwillende belangstelling aanbevolen. Maar niet enkel het uiterlijke, ook het innerlijke der Bibliotheek heeft dit jaar aanzienlijke verbetering ondergaan, en de belangstelling van vreemden zoowel als van leden der Maatschappij veel meer opgewekt dan te voren. Om u hiervan een denkbeeld te geven zal ik slechts aanvoeren dat in het vorig maatschappelijk jaar 72 aanvragen om boekwerken ontvangen zijn, en dit jaar 131, en dat de Bibliotheek toen met ruim 180 nummers verrijkt is, maar in het afgeloopen jaar met 360 nummers. Die verrijking geschiedde op verschillende wijze. Gedeeltelijk door aankoop, maar ook voor een goed gedeelte door het ontvangen van geschenken, welke wij vooral aan de welwillendheid der leden, maar echter ook aan die van andere genootschappen of van letterkundigen buiten onzen kring, te danken hadden. Ik moet in de eerste plaats gewagen van de aankoopen die onzer Bibliotheek verscheidene werken verschaft hebben, die men hier ongaarne miste. Daaronder wil ik alleen opnoemen Ernst Histoire du Limbourg, 6 vol.; Dumbar Analecta, 3 vol.; een Stadregt van Nijmegen in HS.; Handvesten van Amsterdam, 3 d. fol.; Pardessus la loi Salique in 4o.; Merkel die lex Salica; Gachard Corresp. de Philippe II, 2 vol. 4o., uit het vak der geschiedenis; benevens Jonckbloet Geschied. der MNL. dichtk. D.I; Nesselmann, littauisches Wörterbuch; | |
[pagina 24]
| |
Ros, tratat de adages y refranys Valencians; de prozaïsche Edda, uitgeg. door Rask, eene ons nog ontbrekende bijbeluitgave der 16e eeuw, een paar volksromans, een zeldzaam liederboekje van Maertz uit de 17e eeuw, eenige Friesche stukjes, oud Fransche gedichten, Servische volksliederen en andere stukken ter verrijking van het vak van taal- en letterkunde. Hierbij kwamen nog de vervolgen van vroeger aangekochte werken: zooals van den Gothischen bijbel door Gabelentz en Loebe, van de werken der Vereen. voor oude Nederl. letterk., van Haupts Zeitschr. für deutsches Alterth., van Pertz Archiv. für ält. deutsche Gesch., van Friedemann's Zeitschr. für die Archive Deutschl., van Hoefer's Zeitschr. für die Wissensch. der Spr., van de Jager's Arch. voor Nederl. taalk. enz. Veel aanzienlijker was echter de aanwas dien de Boekerij door geschenken ontving, zelfs uit andere landen. Zoo zond ons Dr. Diefenbach te Hanau de voortzetting van zijn Vergl. Wörterb. der goth. Sprache, Dr. Steiner uit Hessen de voortzetting van zijn werk zur Gesch. des Grossherz. Hessen, het Hist. Verein van den Oberpfalz het 13e deel zijner Verhandlungen, Dr. Klein te Maintz, twee jaargangen van het Zeitschr. des Vereins für Rheinische Gesch. u. Alterth., de Heer Mooyer te Minden zijn onderzoek naar den Oorsprong van het Normandische Koningshuis van Siciliën, de Hoogl. von Hefner uit München drie archaeologische verhandelingen, de Société acad. de Cherbourg, eene Notice sur M. Bogaerts, Prof. à Anvers, de Heeren Mertens en Torfs uit Antwerpen het vervolg hunner Geschiedenis dezer | |
[pagina 25]
| |
stad, de Hoogl. Bormans te Luik een Fragm. d'un ancien roman du cycle de Charlemagne en vers thyois, de Heer Kervyn de Volkaersbeke uit België zijne verhandelingen over de Rewaerts van Vlaanderen, over Fr. de la Noue en eenige verzamelingen documents inédits du 16e siècle, door hem aan het publiek medegedeeld, de Heer Lansens uit Dixmuiden zijn kort taelk. onderz. naer de bevolkers van Vlaenderen, Dr. Nolet de Brauwere van Steelant zijne romance Beatrys, de Heer Prudens van Duyse uit Gent zijn tijdschrift de Eendracht en een paar dichtbundels, Dr. Snellaert de 2e verbet. uitg. van den Reinaert de Vos en die zijner Gesch. der Ned. letterk., Prof. Serrure den laatsten jaargang van den Messager des sciences, waarvan hij mederedacteur is, Baron de St. Genois, Voyages de Thetmar, en het Luxemburgsch genootschap den vijfden jaargang zijner Publications. Wij durven ons vleijen dat de banden op het laatste letterkundig congres tusschen het Noorden en Zuiden naauwer geknoopt, hierop voor het meerendeel niet zonder invloed gebleven zijn. In Nederland waren het vooreerst onderscheidene zuster-genootschappen, die onzer welwillend gedachten. Zoo zond ons de Hollandsche Maatschappij van Kunsten en Wetenschappen haar Programma en de beschrijving van haar 50jarig: jubelfeest; het Friesch genootschap behalve het tijdschrift de vrije Fries alle zijne ons nog ontbrekende werken; dat van Noordbraband maakte onze Boekerij ook te zijnen opzigte volledig; het Utrechtsch genootschap zond het verslag van het verhandelde in zijne sectievergaderingen en het vervolg zijner Werken; het | |
[pagina 26]
| |
Zeeuwsch Genootschap het Programma van de Algemeene Vergadering, en eindelijk het Bataviasche Genootschap de meeste ons nog ontbrekende deelen zijner Werken of Verhandelingen. Buiten de wetenschappelijke Genootschappen ontvingen wij tweemalen een vereerend blijk van belangstelling van de Regering, doordien wij van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken het werk van Diest Lorgion mogten ontvangen, de Hervormde Kerk in Friesland, alsmede het tweede deel van Jonckbloets uitgave van den Lancelot, waarvan ons het eerste deel reeds vroeger geworden was. De letterkundigen die nog niet in onzen kring opgenomen, ons met de vruchten van hunnen geest beschonken, waren de Heeren J.G. Dresselhuis te Wolfaartsdijk, Duparc te Leeuwarden, S.G. Heringa te Tilburg, Hirschig te Alkmaar, P. Nyhoff te Arnhem, Pluym te Warmond, du Puy de Montbrun bij Emmerick, van Schaick te Dwingelo en van Vloten te Leiden. Wij komen eindelijk tot de geschenken van de leden der Maatschappij zelve afkomstig. Zij waren van tweederlei aard, deels oudere of nieuwere werken van vreemden, deels eigene geschriften. Om niet langwijlig te worden zij het mij vergund met de melding hunner namen en van het aantal geschonkene boekwerken te volstaan. De leden die ons vreemde werken vereerden waren, naar alphabetische orde gerangschikt, de HH. van den Berch van Heemstede, die ons 48 deels HSS., deels gedrukte werken, schonk, L. Ph. C. van den Bergh (5), Bergman (1), Bodel Nyenhuis (46), Boon- | |
[pagina 27]
| |
zayer (2), L.J.F. Janssen (1), N.C. Kist (1), C. Leemans (2), van Rappard (2), L.W.A.J. Sloet van Oldhuis (2), W.H.D. Suringar (2), H.W. Tydeman (9), S. Vissering (6), J. de Wal (10), J.G. de Waldkirch Ziepprecht (2). Aanzienlijker was het aantal der leden die ons welwillend hunne eigene vroeger of later uitgegevene geschriften vereerden. Hiertoe behooren de HH. A.J. van der Aa, die ons 7 stukken toezond, Arend (1), van Assen (4), den Beer Poortugael (2), Bennink Janssonius (3), L. Ph. C. van den Bergh (3), Bergman (1), Bodel Nyenhuis (1), A.H. van der Boon Mesch (1), van der Chys (3), da Costa (1), Dirks (3), Feith (2), van Genabeth (1), Gratama (1), K.J.R. van Harderwyk, (1), van Hasselt (1), Hettema (3), C.J. van Heusden (1), A. de Jager (2), H.Q. Janssen (1), Jonckbloet (1), F.C. Kist (1), N.C. Kist (1), Knoop (1), La Lau (1), Leemans (1), J. van Leeuwen (1), Lesturgeon (5), Maas (1), G. Mees (1), W. Moll (1), Nyhoff (3), Ottema (1), van Oosterzee (2), Oudemans (1), Pan (1), Perk (1), Philipse (1), Roorda van Eysinga (2), Rutgers (1), J.C. Ryk (1), P. Scheltema (1), Schotel (5), Sonstral (3), Spandaw (1), J. Tideman (1), Verbrugge (1), Vreede (2), de Wal (2) en van Zeggelen (1). Zoo is dan ook dit jaar, en wij mogen het niet verzwijgen, voor een goed deel door de belangstelling der leden, onze boekerij aanzienlijk verrijkt en op de hoogte der wetenschap gebragt. Het is waar, veel ontbreekt ons nog; maar zoo wij ons voortdurend in diezelfde belangstelling mogen verheugen, zullen allengs | |
[pagina 28]
| |
die gapingen aangevuld worden, en geene Nederlandsche boekerij zal voor Nederlandsche taal- en letter- of geschied- en oudheidkunde de onze evenaren. De geëerde gevers gelieven hier in het openbaar onze dankbetuiging aan te nemen; hun en allen letterminnaren in het algemeen zij die inrigting in gunstig aandenken bevolen!
Wij gaan van de wetenschap tot de kunst over, tot onze sphragistische verzameling. Maar vooraf heb ik eene andere aangename medeeling. Onze boekerij prijkt namelijk sedert kort met twee sierlijk gegoten borstbeelden in gips van twee beroemde Nederlandsche letterkundigen uit het Noorden en Zuiden, van Bilderdijk en Willems. De eerste is alweder een geschenk van onzen Secretaris den Heer Bodel Nyenhuis, aan wien de Maatschappij reeds zooveel verschuldigd is, het andere beeld danken wij aan de welwillendheid van ons medelid den Heer Schreuder te Maastricht. Onze Zegelverzameling is dit jaar door eenige leden en vreemden met belangstelling bezocht, en ook zij heeft eenige verrijking ondergaan. De Heer J. Scheltus van Kampferbeke zond ons een afdruk van een oud zegel van Terschelling in lak; de Hoogl. Tydeman een perkamenten brief van 1644 met een familie-zegel, Dr. Janssen een zegel van eenen bisschop van Spiers en een van een geestelijk gesticht, benevens eenige anderen, en het Historisch Gezelschap te Utrecht een tiental in gips of compositie afgedrukte zegels uit de middeleeuwen. Er is eenige hoop dat onze verzame- | |
[pagina 29]
| |
ling dit aanstaande jaar op gelijke wijze nog meer zal verrijkt worden. En hiermede eindigende, beveel ik nogmaals beide verzamelingen aan de belangstelling der vergadering.
Leiden, Mei 1851. L. Ph. C. van den Bergh. |
|