Den Italiaenschen quacksalver, ofte de nieuwe Amsterdamsche Jan Potazy
(1708)–Anoniem Den Italiaenschen quacksalver ofte de nieuwe Amsterdamsche Jan Potazy– AuteursrechtvrijStem: Och Ioosje benje de weelde moe.O Hoeren wat voel ick groote pijn,
Al uw’ vervloeckte lusten,
Smaken my nu als fenijn,
Wat heb ik menig nacht;
Met u wel door gebragt,
Gy onvernoegde Teven,
Voor al mijn geldt en goet,
hebt gy my nu vergeven,
En verderft mijn vlees en bloet.
Ick gruw’ nu voor de vrolijckheyt,
Die ick wel heb genoten,
Van so meenig brave Meyt,
En een getrouwde Vrouw,
Verliet om mijn haer trouw,
Haer Man wert Hooren-drager
Het welck my nu berout,
Maer so wint men een Swager,
Of men schoon geen Suster trout.
Daerom so leg ick in de Trog,
En werdt gestooft gestreken,
Even als een vuyle Sog,
Ick zweet gelijck een Beer,
| |
[pagina 12]
| |
Ia ‘t Lichaem doet mijn seer,
Van pocken en van zwellen,
‘t Gebit valt uyt mijn mont,
Ick kan ‘t u nauw vertellen,
Want ick quijl gelijck een Hont.
Ik verlies mijn herssens en mijn sin,
De beenen mijn begeven,
En mijn moije neus valt in,
Ik heb geen lust noch smaeck.
En mis al ‘t soet vermaeck,
Ia wordt heel zwack en mager,
Elck roept mijn na op straet,
En seyd die Hoere-jager
Druypt waer dat hy gaet en staet.
Mijn vreugt in droefheyt is verkeert,
De Hoeren met mijn spotten,
En geen Vryster mijn begeert,
Ick loop menig blaeuwe scheen,
En moet noch zijn te vreen,
Hoe sou mijn die niet spijten,
Doch ick heb nu berouw,
Ick moet mijn leven slijten,
Sonder vreugde van een Vrouw.
Dit is dan voor so groot playsier,
De sacken worden ledigh,
En dan komt den Barrebier
Die vraeght jou om gelt,
Dat dient ‘er voor getelt,
Voor ‘t zweten en purgeren,
En so gy hem niet paeyt,
Gaet hy jou affronteren,
Daer mee slaeje dan bekaeyt.
| |
Besluyt.Hierom os raed ick alle Man:
Begeef je om te trouwen,
Of verbintse met de Kan,
| |
[pagina 13]
| |
Of met de France Wijn,
‘t Sal u gesonder zijn,
Dus wilt dit wel onthouwen,
En spigelt u aen mijn,
Wilt doch de Hoeren schouwen,
Want sy stellen met fenijn.
|
|