sprak uit wat anderen dachten, maar niet durfden te zeggen. Haar belangstelling voor de Indische letteren was groot. Ook nadat Rolf en Marian afscheid hadden genomen van de Werkgroep in 2016, reageerde zij nog vaak op onze bijdragen. Via Facebook hielden we contact. We wisten dat ze al geruime tijd ernstig ziek was. Op 2 mei is ze overleden. Ze is 77 jaar geworden. Op de rouwkaart werd zij treffend getypeerd: ‘Jouw licht geeft een schaduw die altijd bij ons zal zijn. Jij was als prinses Sita in het Wajang schaduwspel: toegewijd, hulpvaardig, moedig en puur.’ Bij de crematie was een delegatie van onze Werkgroep aanwezig; Peter van Zonneveld voerde namens Indische Letteren het woord. Hij schetste haar verdiensten en gaf voorbeelden van haar resolute manier van doen. Het was een ontroerende plechtigheid. We wensen Rolf, haar twee zonen Michael en Jan-Paul, hun echtgenoten en kinderen veel sterkte toe. We zullen haar niet vergeten.
Dit nummer van Indische Letteren bevat de uitgewerkte tekst van enkele lezingen die gehouden zijn tijdens het Bronbeek-symposium op zondag 14 november 2021. Het thema was ‘Kritische stemmen in de Indische literatuur’. Momenteel wordt er steeds vaker vanuit een kritisch perspectief naar het Nederlandse koloniale verleden in ‘de Oost’ gekeken, met name door latere generaties die in staat zijn om met meer afstand te beschouwen.
Een voorbeeld is hoe het fenomeen van het ‘Indische Zwijgen’ over de ervaringen in de Japanse interneringskampen wordt doorbroken door jonge auteurs, theatermakers en kunstenaars. Zo stelt Robin Block, die tijdens het Bronbeek-symposium voor ons optrad, in zijn werk vragen over ontheemding, diaspora, identiteit en je thuis voelen tussen verschillende culturen. Bij een kritisch perspectief hoort ook dat er aandacht is voor stemmen die nooit gehoord zijn. Onze eregast op het Bronbeek-symposium was Dido Michielsen, die in haar roman Lichter dan ik (2019) een Javaanse njai de hoofdrol laat spelen en de dominante koloniale beeldvorming onderuithaalt, door de Nederlanders in de roman weg te zetten als ‘barbaars’.
Ook in het verleden zijn er steeds auteurs geweest die kritiek uitten op het kolonialisme van de Nederlanders. Zo iemand was de reisschrijver Jacob Haafner, die in de tweede helft van de achttiende eeuw twee keer Batavia bezocht en later zijn ervaringen op papier stelde. Net als Multatuli was Haafner geen antikoloniaal; uit zijn werk blijkt dat hij overtuigd was van de Europese superioriteit en een tegenstander van ‘verindischen’. Maar hij uitte wel felle kritiek op het koloniale geweld, dat niet verhuld wordt. Honings laat zien dat het beschrijven daarvan tot doel had om de Nederlanders aan te sporen om de inheemse bevolking humaner te behandelen en het koloniale systeem te verbeteren.
Sarah Adams richt zich in ‘Een subversief spektakel? Jean Rocheforts Pantalon, Oost-Indisch planter. Arlequin uit slaverny verlost door toverkunst (1803)’ op een nog weinig bestudeerd balletpantomime uit het begin van de negentiende eeuw. Net als Haafner schrok Rochefort er niet voor terug om buitensporig koloniaal geweld te laten zien - in zijn geval letterlijk: op het podium. Uiteindelijk slaagt het inheemse personage Harlekijn