Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||
Voorvechtster van inheemse verpleegsters
| |||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||
len, brochures en boeken waren bedoeld om draagvlak voor de opleiding te creëren en donateurs te werven. Nel Stokvis had dus geen literaire ambitie. Haar geschriften zijn pragmatisch van aard, heel doelgericht. | |||||||||||||||||||
Jeugd en studieCornelia Johanna Jacoba (later Nelly en nog later Nel) Cohen Stuart werd geboren in Semarang in 1881 als dochter van James William Theodoor Cohen Stuart (1854-1908) en Marianne Josephine Abendanon (1856-1921). Haar vader werd in Soerakarta geboren als zoon van een in die tijd beroemd Javanoloog. Hij was een idealistische rebel, die met Multatuli correspondeerde en van plan was heel rijk te worden, om vervolgens met dat geld Indië los te maken van Nederland. Na studie in Nederland ging hij terug naar Indië. Als journalist schreef hij zo kritisch over het regeringsbeleid dat hij tot zes maanden gevangenisstraf werd veroordeeld, waarvan hij er zes weken uitzat. Later werd hij ambtenaar - op zich curieus dat hij werd geaccepteerd met zijn strafblad en zijn kritische instelling. Op het eind van zijn carrière was hij zelfs de hoogste ambtenaar op justitie. De moeder van Nel werd in Paramaribo geboren. Zij was de zuster van de bekende ethicus J.H. Abendanon, degene die de brieven van Kartini heeft uitgegeven. Na de dood van haar man ontpopte zij zich als feministe: ze werd lid van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in Delft. Kijkend naar haar ouders zou je kunnen zeggen dat Nel idealisme en maatschappelijke betrokkenheid met de paplepel kreeg ingegeven. Nel was de een-na-oudste in een volledig geassimileerd Joods gezin; ze had vier broers. Zoals te doen gebruikelijk ging zij op een gegeven moment naar Nederland om haar middelbare school af te maken, de HBS voor jongens in Leiden. Op deze school werden sinds 1889 meisjes toegelaten; hiervoor was tot 1906 wel een speciale vergunning vereist van de minister.Ga naar eindnoot2 In 1899 deed ze als enig meisje eindexamen en in hetzelfde jaar schreef ze zich in Leiden in voor de medicijnenstudie. Als een meisje ging studeren, was medicijnen op zich een redelijk voor de hand liggende keuze. Niet alleen Aletta Jacobs in Nederland, ook elders kozen de eerste meisjesstudenten voor deze studie. Het artsenberoep met zijn nadruk op verzorging sloot goed aan bij de toen bestaande definities van vrouwelijkheid. Het is mede te danken aan de historische aanwezigheid van vrouwen in de gezondheidszorg als vroedvrouw en verpleegster dat vrouwen allereerst in de medische studie wisten door te dringen. ‘Het medische be- | |||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||
roep was gewoon minder “mannelijk” dan bijvoorbeeld de rechterlijke macht of de advocatuur.’Ga naar eindnoot3 In 1900 nam Nel samen met twee medestudentes het initiatief tot de oprichting van de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL). Een jaar later werd zij voorzitter van het bestuur. | |||||||||||||||||||
Huwelijk en terug naar IndiëIn 1904 verloofde zij zich met Zadok (later Jacques) Stokvis (1878-1947). Hij was afkomstig uit een orthodox joods middenstandsgezin, maar maakte zich al jong los van de joodse godsdienst. Dankzij een beurs kon hij Russisch en Nederlands studeren in Leiden. Hun beider geringe lengte kan voor wederzijdse aantrekkingskracht hebben gezorgd. Ik werd in dit idee gesterkt, toen ik het volgende las in de memoires van Jacques Stokvis: ‘Ik schreef naar huis, dat Aline [LH: de dochter des huizes van het Zweedse gezin waar hij op weg naar Rusland logeerde] zóveel langer was dan ik, dat ik niet op haar verliefd kon worden!’Ga naar eindnoot4
Verloving Nel Cohen Stuart en Jacques Stokvis. Collectie Cohen Stuart.
| |||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||
Kort nadat Nel haar artsexamen had behaald, trouwde ze medio juli 1907. Een jaar later zat het jonge echtpaar op de boot naar Indië, waar haar man een baan als leraar Nederlands had gekregen op de HBS te Semarang, haar geboorteplaats. Nel vestigde zich als particulier arts. Over haar praktijk schreef ze: [H]oewel ik natuurlijk ook mijn particuliere praktijk had, heb ik toch mijn meesten tijd gegeven aan het werk onder de Javanen, dat mij bijzonder aantrok. Als vrouwelijk arts vond ik er zeer veel te doen. Ik heb er dagelijks polikliniek gehouden voor Inlandsche vrouwen en kinderen, en vaak brachten de omstandigheden het mee, dat ik mijn patiënten in de kampong moest bezoeken.Ga naar eindnoot5 Lang niet alle Europese artsen kozen voor inheemse patiënten, een uitzondering vormden de zendingsartsen. Nel was in haar keuze voor het werken met Indonesiërs beïnvloed door de geestdriftige verhalen van de bekende zendingsarts H. Bervoets en zijn vrouw.Ga naar eindnoot6 Omgekeerd koesterden veel Indonesiërs weerstand tegen westerse geneeskunde en vooral tegen de hospitalen, de zogenoemde stadsverbanden. ‘De Inlander heeft een gruwelijken angst voor het stadsverband, en de meesten gaan liever dood, dan zich daarin te laten opnemen.’Ga naar eindnoot7 Nels beschrijving van het stadsverband in Semarang illustreert dit: Groote sombere zalen, donkre sombere kleeding, onsmakelijke etensbakjes, zwartgeverfde kribben, met grauw zeildoek bespannen, ongedierte in de zalen, eene verpleging die geen verpleging was. Op de zalen lag alles door elkaar: de armsten en de mensen van iets betere stand. Voor wie de Javanen, en hun standsgevoel een beetje kent, is die afkeer [van het hospitaal] volkomen begrijpelijk.’Ga naar eindnoot8 Bij inheemse vrouwen kwam daar nog bij dat bijna alle artsen man waren. Er was naast Nel op dat moment nog één andere vrouwelijke arts in de archipel. Nel schrijft daarover: Maar als regel kost het veel meer moeite de vrouwen tot consultatie van den mannelijke dokter te bewegen. Behalve door natuurlijk schaamtegevoel, is dit door godsdienstige bezwaren te verklaren. Er zijn gevallen genoeg, dat bij streng-Islamitische vrouwen zelfs volstrekt geen mannelijke hulp gedoogd wordt voor gynaecologisch onderzoek of verloskundige hulp. Ik heb het meermalen medegemaakt, dat zelfs in de meest wanhopige omstandigheden, waarin ik aanvan- | |||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||
kelijk twijfelde aan de mogelijkheid om alleen te kùnnen helpen, zowel door de omgeving van de vrouw als door de patiënte zelve, geweigerd werd, de hulp van een man te aanvaarden.Ga naar eindnoot9 | |||||||||||||||||||
VerpleegopleidingZowel bij de dagelijkse polikliniek als bij bezoeken aan patiënten in de kampong ondervond Nel het gemis aan goede hulpkrachten. Verpleegsters in de hospitalen waren gewone baboes ‘niet eens van 't fijnste soort’. Ze hadden hun eigen ‘onfrissche plunje’ aan met daarover als dienstkleding een wit schort. Lezen en schrijven konden ze niet; ze kenden alleen de cijfers van 0 tot 9 en waren daardoor in staat de thermometer af te lezen en de temperatuur te noteren.Ga naar eindnoot10 Dus besloot Nel om zelf inheemse meisjes op te leiden tot verpleegster. Het begin was niet gemakkelijk. Ze heeft de problemen bij het vinden van geschikte leerlingen uitgebreid beschreven:
Nel en ‘Stok’ in de tuin van haar praktijk in Semarang. Collectie Cohen Stuart.
| |||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||
Reeds een paar keer had ik pogingen gedaan Inlandsche meisjes tot verpleegster en vroedvrouw op te opleiden, maar ik heb hierbij niet veel geluk gehad. Mijn eerste leerlinge was de dochter van mijn oude baboe. Ze leerde lezen en schrijven op mijn kosten. Ze was erg mooi en had over belangstelling niet te klagen. Ik was dan ook blij toen ze trouwde; haar deskundigheid in lezen en schrijven was mijn huwelijksgeschenk. De tweede was een meisje van negen jaar; ze ging voor onze rekening school. Toen zij 13 jaar was, stal zij mijn vulpen en schreef er briefjes mee aan jeugdige aanbidders in de kampong. Ik heb mijn pogingen toen maar gestaakt. Het 3e meisje is plots gestorven. Het vierde trouwde op haar 11e nadat ze drie lessen in lezen en schrijven had gehad. Het vijfde meisje is twee jaar bij me gebleven; ze was 14 toen ik haar vanwege luiheid weg moest doen.Ga naar eindnoot11 Na deze mislukkingen staakte Nel haar pogingen om inheemse meisjes op te leiden, maar niet voor lang. Op een gegeven moment kwam Soetarmijah oftewel Mien van veertien jaar bij haar, vergezeld van haar vader; hij was dorpshoofd te Kendal bij Semarang. Volgens hem had zijn dochter geen haast om te trouwen. Met haar durfde Nel het aan; ze gaf Mien thuis lessen in de theorie van het verplegen. Na anderhalf jaar moest de theorie in praktijk gebracht worden en dat moest in het hospitaal gebeuren. De slechte naam van de ziekenhuizen bij de inheemse bevolking had zijn weerslag op de opleiding. Dat het opleiden van meisjes tot verpleegster zo moeizaam verliep, kwam volgens Nel ‘voor 7/8 [...] door den tegenzin tegen het Stadsverband’.Ga naar eindnoot12 De problemen waren daarnaast een gevolg van de positie van meisjes in de inheemse samenleving. De weinige Indonesiërs die konden lezen en schrijven, waren mannen en jongens. De inheemse meisjes die alfabeet waren, waren afkomstig uit de gegoede milieus, waarin het absoluut niet de bedoeling was dat zij een beroep zouden uitoefenen. De grote invloed van het standsverschil in de inheemse samenleving maakte de zaak ook ingewikkeld. De meisjes - er waren inmiddels meer leerlingen - waren thuis aan bedienden gewend; ze vonden het dus heel raar om nu zelf bedden te moeten opmaken en po's te moeten legen. Maar niet alleen voor de verpleegsters-in-spe was het moeilijk, ook de patiënten vonden het maar raar en deden dergelijke karweitjes liever zelf dan dat ze dit overlieten aan de ‘dames’. Nel verbaasde zich erover dat waar de meisjes zo gevoelig waren voor standsverschil, zij zo weinig doordrongen waren van de waardigheid van het verpleegstersberoep. Meermalen zaten meisjes 's avonds genoeglijk op de grond met patiënten katjang goreng te snoe- | |||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||
pen.Ga naar eindnoot13 Een ander meisje bleek in de schuld te staan bij een patiënt. Het was moeilijk dergelijke gevoelige zaken met hen te bespreken. Volgens Nel ‘waren de meisjes erg teerhartig en zwommen in tranen als er een standje was gevallen.’Ga naar eindnoot14 | |||||||||||||||||||
Succesfactoren
'Avondstudie van de meisjes in de pondok moerid, kampong Randoesari, Semarang (Stokvis-Cohen Stuart 1916).
Er zijn diverse verklaringen voor het succes. Steeds meer inheemse meisjes gingen naar school. Het vak van verpleegster kreeg meer status door de komst van Nederlandse zusters. En essentieel was dat de leerlingen tijdens hun opleiding in een huis in de kampong werden ondergebracht en onder toezicht stonden van een oudere inheemse dame. Het huis stond bekend als pondok moerid, huis voor de leerlingen. Veel hulp had Nel van mevrouw Lim-Bergsma, een Nederlandse verpleegster en de echtgenote van Lim Njat Fa, de directeur van het ziekenhuis te Semarang. Zij nam een deel van de begeleiding van de leerlingen over en bezocht hen wekelijks in de pondok moerid. Een ander pluspunt was dat de meisjes na hun diplomering een vervolgopleiding tot vroedvrouw mochten volgen. Nel had gemerkt dat ouders dit een aantrekkelijker opleiding vonden voor hun dochter, omdat dit beroep wel bekend was in de inheemse samenleving: ‘En bij ondervinding wetende hoezeer het diploma van vroedvrouw over het algemeen begeerd wordt, en hoe weinig populair het onbekende mantri-verpleegsters-diploma nog was, heb ik gemeend het proces te bespoedigen, door aan de meisjes die zich voor het mantri-examen wilden bekwamen, | |||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||
als particulier toegiftje de opleiding tot vroedvrouw tevens, te beloven’.Ga naar eindnoot15 Inderdaad, bijna alle meisjes wilden na hun mantri-examen leerling-vroedvrouw worden; en degenen met aanleg werden toegelaten.Ga naar eindnoot16 | |||||||||||||||||||
Rol van NelNel zelf was zonder meer bepalend voor het succes van de opleiding. Ze was feitelijk verantwoordelijk voor de hele organisatie. Bovendien was ze belast met de financiering. Deze opleiding was immers in het begin een particulier initiatief dat slechts voor een deel subsidie van de regering ontving. Gelukkig was Nel een heel goede propagandiste en fondsenwerver.Ga naar eindnoot17 In 1914 richtte zij de Vereeniging tot Bevordering der Inlandsche Ziekenverpleging op. De Vereeniging bekostigde het internaat voor de leerlingen - zowel jongens als meisjes - en hun opleiding voor zover zij geen toelage van het gouvernement ontvingen. Met lezingen en artikelen lukte het haar de opleiding bekendheid te geven én donateurs te werven, zowel in Indië als in Nederland. Zo keerde zij in 1915, na een verlof in Nederland, met een goed gevulde geldbuidel terug in Indië. In Nederland hield ze twee lezingen, waarbij ze 17.000 gulden ophaalde, omgerekend bijna 150.000 euro. Omdat er in Nederland grote belangstelling was voor het werk van de Vereeniging besloot zij haar moeder als officiële vertegenwoordigster aan te stellen.Ga naar eindnoot18 Nel was er goed van doordrongen dat publiciteit noodzakelijk was om de opleiding een breed draagvlak te geven zowel onder de Indonesiërs als onder de Europeanen in Nederland en in Indië. Er werden propaganda-avonden gehouden om de Vereeniging bekend te maken en om donateurs te werven. Op deze avonden hielden Nel en de secretaris van de Vereeniging, Mas Soedjono, een lezing met lichtbeelden.Ga naar eindnoot19 Voor het draagvlak binnen de inheemse samenleving was de samenstelling van het bestuur van de Vereeniging belangrijk. De secretaris was voorzitter van de afdeling Semarang van de Sarektat Islam, een nationalistische organisatie.Ga naar eindnoot20 Daarnaast zaten enkele prijaji, leden van de hoge adel in het bestuur, onder anderen een zusje van Kartini.Ga naar eindnoot21 Met nota's aan de gouverneur-generaal over de medische zorg voor Javaanse vrouwen en over de wijkdienst, beide van de hand van Nel, hoopte de Vereeniging het overheidsbeleid te beïnvloeden.Ga naar eindnoot22 Ze had ook steun van haar man. In een van zijn bijdragen als lid van de Volksraad maakte hij zich zorgen over het uitblijven van nieuwbouw voor het stadsverband in Semarang, en het effect daarvan op de opleiding: | |||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||
De zaak is in Semarang door de Vereeniging voor inlandsche ziekenverpleging flink ter hand genomen doch de opleiding dreigt in duigen te vallen. De meisjes en jongens die opgeleid worden zijn in verschillende huizen ondergebracht, de meisjes in de kampongs. Natuurlijk moet toezicht op hen gehouden worden en door gelukkige omstandigheden is dit toezicht thans heel goed, maar wanneer dat toezicht weg zou vallen, en in Indië hangt vaak veel af van enkele personen, zou de opleiding hoogst waarschijnlijk kunnen mislukken. Dit gevaar blijft bestaan zoolang er geen centrale inrichting is waar de leerlingen kunnen worden ondergebracht.Ga naar eindnoot23 Ik neem aan dat iedereen wist dat hij hier het project van zijn vrouw bedoelde. | |||||||||||||||||||
Terug in NederlandVanwege het werk van haar man en het gebrek aan steun van de nieuwe directeur van het ziekenhuis in Semarang vestigde het echtpaar Stokvis zich in 1921 in Buitenzorg. Nel zette hier haar werk voort en bouwde met steun van een oud-leerlinge een verloskundigenpraktijk op onder de bevolking. In 1928 keerden Nel en haar man definitief terug naar Nederland. Zij bleef betrokken bij haar levenswerk. Ze schreef een handboek voor de verpleegstersopleiding, Ilmoe pemběla orang sakit, leerboek der ziekenverpleging. Het werd na de onafhankelijkheid van Indonesië nog herdrukt.Ga naar eindnoot24 Ze hield lezingen over de gezondheidszorg in Indië.Ga naar eindnoot25 Verder probeerde ze mogelijke opvolgsters te enthousiasmeren. Naar aanleiding van een oproep in 1930 in de Staatscourant waarin vijf (ongetrouwde) vrouwelijke artsen voor Indië werden gevraagd, schreef Nel een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Door over haar ervaring te schrijven hoopte zij sommigen die door onbekendheid terugschrokken voor een sollicitatie, over die twijfel heen te helpen, want juist voor vrouwelijke artsen was daar nog prachtig werk te verrichten.Ga naar eindnoot26 Met name vrouwen konden aan vrouwelijke patiënten ‘het heil der Westersche geneeskunde’ brengen. Hygiënische emancipatie van de Inlandsche bevolking is niet mogelijk zonder medewerking van de Inlandsche vrouw, maar dan moeten de vrouwen door vrouwen geholpen worden, door Europeesche, maar ook vooràl door vrouwen van het eigen ras. En hier ligt dan weer een mooie taak voor vrouwelijke artsen in | |||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||
Indië: medewerken aan de opleiding van Inlandsche meisjes voor verpleegster en vroedvrouw.Ga naar eindnoot27 Vanaf 1938 trok het echtpaar zich terug in Dieren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zaten zij ondergedoken in Laag-Soeren. Kort na de oorlog overleed haar man. Nel overleefde hem vele jaren; zij stierf in 1964. | |||||||||||||||||||
IdealisteNel zette haar organisatorische kwaliteiten in om haar ideaal - een goede gezondheidszorg voor de inheemse bevolking - een stap dichterbij te brengen. In haar visie speelden Europese artsen en verpleegsters hierbij slechts tijdelijk een rol. Zij moesten hun kennis en attitude overdragen, maar vooral ‘medegevoel, dat is sociaal gevoel, dat is de kracht om vol te houden en de onontwikkelde bevolking te helpen opvoeden tot betere begrippen van hygiëne en gezondheidszorg.’Ga naar eindnoot28 Ze moesten deze taak op den duur overdragen ‘niet om maar steeds zelf te blijven doen, maar om op te leiden, over te dragen, bekwaam te maken tot het overnemen van ons werk’.Ga naar eindnoot29 Inheemse verpleegsters en vroedvrouwen waren cruciaal om de inheemse vrouwen voor westerse gezondheidszorg te winnen. Nel had zelf immers gemerkt dat Indonesische vrouwen zich wel door haar maar niet door een mannelijke arts wilden laten behandelen. Bovendien: inheemse verpleegsters en vroedvrouwen begrijpen ‘veel beter de psyche van de patiënten, en overwinnen gemakkelijker de moeilijkheden, vooral wanneer ze al wat ouder zijn en getrouwd zijn.’Ga naar eindnoot30 Bij de opleiding besteedde Nel bewust veel aandacht aan zuigelingenverzorging: ‘niets maakte ons zoo populair en was dus zoo goed voor de propaganda. En via den zuigeling van het ééne jaar, kregen wij dan de vrouw te behandelen in de zwangerschap van het kind van het komende jaar!’Ga naar eindnoot31 De wijkverpleging beschouwde zij als een instrument om de inheemse vrouwen en kinderen te bereiken. Op deze manier hoopte Nel het vertrouwen van de moeders en de omgeving te winnen. ‘En waarlijk, het is niet uit feministische overwegingen, dat ik tot deze conclusie kom, - maar het is van de vrouwen, van de moeders, dat wij het moeten hebben!’, schreef zij in 1916 in een van haar vele publicaties.Ga naar eindnoot32 | |||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||
ArchivaliaCentraal Bureau voor de Genealogie, Den Haag: inv. nr. FA 00479 [archief van de familie Cohen Stuart]. | |||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||
Liesbeth Hesselink is historica. Na haar pensioen promoveerde zij op Genezers op de koloniale markt. Inheemse dokters en vroedvrouwen in Nederlands Oost-Indië 1850-1915 (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2009). Sindsdien publiceerde zij meerdere artikelen over de medische geschiedenis van Nederlands-Indië. |
|