Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 440]
| |||||||||||||
‘Hij stierf zoals hij had geleefd, opzienbarend’
| |||||||||||||
Milieu en eerste baanDominique, kleinzoon van een Italiaanse immigrant, werd in 1891 geboren in het Midden-Javaanse Djokjakarta in een eenvoudig Indo-Europees milieu. Zijn vader was een intelligente maar maatschappelijk weinig succesvolle man, zijn moeder een Javaanse, die nauwelijks Nederlands sprak. Zijn afkomst van haar zou hij nooit verloochenen. Op de hoogtijdagen van zijn loopbaan zorgde hij ervoor dat zij aanwezig was; op een receptie van de gouverneur-generaal, zo lezen we, ‘verscheen hij gearmd met zijn moeder, die gekleed was in sarong en kabaja’.Ga naar eindnoot1 Dat was bijzonder in een maatschappij waar de grenzen tussen blank en bruin scherp waren getrokken. | |||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||
Berretty in Marseille, 1930. Collectie Da Fonseca Lebre/Cid.
Dominique volgde de MULO en deed daarna nog een jaar HBS. Ontgroeid aan het nogal achterlijke Djokja van die dagen - mogelijk ook stond hij op gespannen voet met zijn vader - liep hij in 1908, op zijn zeventiende, weg van huis en reisde naar Batavia. Het voelde als een bevrijding. Iemand uit zijn omgeving schreef: ‘Daar kwam dan deze jongen uit Djokja. Hij had geen geld, geen vrienden, geen protectie. Maar hij had zijn begaafdheid en wilskracht.’Ga naar eindnoot2 Op enig moment nam Dominique zijn in- | |||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||
trek in het kosthuis van de Indo-Europese familie Berends. Daar maakte hij kennis met de mooie dochters Aline en Irene, met wie hij, respectievelijk in 1912 en 1916, trouwde. Het waren de eerste twee van zijn zes huwelijken. Dominique werd in het najaar van 1908 aangenomen als aspirant-klerk op het hoofdkantoor van de PTT op Pasar Baroe, in het centrum van Batavia. Zo'n baantje was de lotsbestemming van talrijke Indische jongens. De positie van veel Indo-Europeanen was immers marginaal. Economisch en sociaal gediscrimineerd vervulden zij veelal karig betaalde betrekkingen; de werkloosheid onder hen was groot. Aan weinigen slechts was het gegeven de kleurbarrière te doorbreken en de maatschappelijke ladder te bestijgen. Dominique behoorde tot hen. Als journalist zou hij later menigmaal zijn minder bedeelde broeders een hart onder de riem steken. Zichzelf impliciet als voorbeeld nemend schreef hij onder andere: ‘Elkeen, blank of bruin, verovert zich de plaats die hij zich wenscht, hetzij door schoolopleiding, hetzij door zelfstudie, de een door vlijt, de ander door talent. [...] Hij die vooruit wil komen, komt vooruit.’Ga naar eindnoot3 Vanaf het moment dat hij postbeambte is, zien we zijn verbeten ambitie om zijn milieu te overstijgen. Degenen die hem meemaakten, hebben het over zijn intelligentie en leergierigheid en refereren daarbij onder meer aan de grondige kennis die hij opdeed van de ligging van de telegraafkabels die Indië met de buitenwereld verbonden. Het is, zoals we nog zullen zien, een belangrijk gegeven. Die getuigen hebben het ook over zijn sociale kwaliteiten, over zijn mondigheid en assertiviteit. Een van hen schrijft: ‘zijn optreden was vrijmoedig, zonder tot uitersten over te slaan, zijn aangename conversatietoon en zijn vroolijk gezicht [...] maakten dat hij ons in stormloop voor zich innam.’Ga naar eindnoot4 Dominique had veel weg van het in Indo-Europese kring zo populaire type van de djago [‘haantje’], de leidersfiguur en onverschrokken brani, die de strijd niet schuwde, die zelfs zocht. De djago werd geassocieerd met intelligentie en kracht. Hij was een geoefend bokser, verwoed motorrijder en schermer, hield van de vrouwen, en de vrouwen van hem. Hij was een mooie man die, bij voorkeur modieus gekleed, overal de aandacht op zich vestigde. Hij had veel, heel veel mee. | |||||||||||||
JournalistWat zijn omgeving eveneens opviel - want niet alledaags voor een Indische jongen! - was zijn uitstekende beheersing van het Nederlands. Misschien had hij | |||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||
toen al belangstelling voor de journalistiek en schreef hij af en toe een stukje voor een krant of weekblad. De journalistiek werd in ieder geval zijn eerste forse stap omhoog. Zijn chef, die hem veel te goed achtte voor wat hij deed, ‘belde zijn vriend Zaalberg op, die niet alleen een groot journalist was maar ook een groot mensenkenner - en Berretty's loopbaan, die zulk een meteoorachtig karakter zou dragen, was begonnen’, aldus Ritman.Ga naar eindnoot5 Dat was in augustus 1910. Karel Zaalberg, hoofdredacteur van het aan de Kali Besar in de kota [oude stad] gevestigde Bataviaasch Nieuwsblad, was zelf een Indische jongen van eenvoudige komaf; zijn opleiding had hij genoten onder P.A. Daum, de eerste hoofdredacteur van het Bataviase dagblad. Zaalberg benoemde Dominique als corrector. De op dat moment achttienjarige jongeman had nog geen twee jaar bij de post gewerkt. Over Zaalberg en zijn leertijd bij hem heeft hij in later tijd een paar prachtige passages geschreven. Een enkel fragment: De heer Zaalberg scheen me te waardeeren. Hij bleek een goed mensch te zijn, een eerlijk man, een warm vriend voor zijn personeel. Nu ja, ik heb hem wel eens gehaat, verfoeid, verwenscht als hij een treffend verhaal dat ik had gemaakt (± 3 kolom over 1 H.B.S.-fuifje) besnoeide tot 1/8 kolom ..., ik heb mij wat om hem geërgerd, toen-ie me zei dat ik met mijn vingers (de heer Zaalberg zei: ‘met je poote’) moest afblijven van de Reutertelegrammen en daarmede moest wachten tot ik een paar jaar ouder zou zijn. [...] Ik heb door de zuurste tijden heen worstelend, langzamerhand kunnen ontdekken dat de heer Zaalberg met zijn stugge houding de hardste en béste leermeester is geweest die ik ooit heb kunnen krijgen.Ga naar eindnoot6 Dominique was corrector, maar wilde journalist zijn. En dus ging hij, als het even kon, de straat op, op zoek naar nieuws. Al gauw bewees hij een uitstekende stadsreporter te zijn. Hij was, schreef zijn collega Marcel Koch, ‘altijd het eerst ter plaatse waar nieuws kon worden opgedaan. Hij had zich, in sprekende tegenstelling tot de geest onder de meerderheid zijner collega's, een motorfiets aangeschaft; en zijn verslagen waren telkens het volledigst en in goed, suggestief Nederlands gesteld.’Ga naar eindnoot7 In 1913 ging hij over naar de ook in Batavia uitgegeven Java-Bode, waar hij meer kon verdienen. Als eerste redacteur van die krant heeft hij zich volledig kunnen ontplooien. Berretty is beroemd geworden als leider van het persbureau Aneta. Die faam is er verantwoordelijk voor geweest dat de journalist Berretty op de achtergrond is ge- | |||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||
raakt. Maar zijn betekenis als dagbladschrijver en, wat later, als tijdschriftredacteur was aanzienlijk. Hij schreef gemakkelijk, was geestig, vaak ook venijnig-scherp. Vooral in de door hem opgerichte en geredigeerde weekbladen De Reflector (1915-1918) en De Zweep (1922-1923) schitterde hij door zijn satirisch talent en wekte hij schandaal vanwege de roddel- en sensatieverhalen en, meer nog, het erotische divertissement in woord en beeld dat hij zijn lezers voorschotelde. | |||||||||||||
Andere oordenIn het najaar van 1916 maakte hij voor de Java-Bode samen met zijn vrouw Irene een reis naar Amerika. Tijdens de overtocht naar en het verblijf in de Nieuwe Wereld vertelde hij over zijn belevenissen in reisbrieven die voor zijn krant bestemd waren. Het zijn er drieëntwintig. Ze behoren tot zijn belangrijkste journalistieke prestaties en zijn ook nu nog het lezen meer dan waard. Door het persoonlijke accent ervan wordt ons bovendien keer op keer een blik gegund op zijn karakter, opvattingen en gevoelens. De lectuur van die brieven doet ons daarnaast realiseren, dat wat hij tijdens zijn reis zag en meemaakte, beslissend is geweest voor zijn carrière daarna. Dominique hield van zijn geboortegrond; dat was dan ook precies de reden dat hij zich, oog in oog met het moderne westerse leven in de Amerikaanse Filipijnen, het Britse Hongkong en vooral Amerika, ging schamen over de achterlijkheid van Java. Vanuit Manilla schrijft hij: ‘Manilla heeft zich verheven boven het peil van een tropische stad [...] en is nu niet minder dan een cosmopolitisch centrum, tot welks ontwikkeling Amerika constant-door arbeidt. Men wordt hier getroffen door het grootscheepsche, het royale waarmee alles gepaard schijnt te gaan.’Ga naar eindnoot8 Opgetogen is hij eveneens over de Amerikaanse vrouwen: 't Is een zeldzaam genot om op het Café-Terras te zitten, uren en urenlang, en waartenemen al wat er voorbijtrekt. Tegen tweeën 's middags, als men ten uwent aan de Kali Besar kettert tegen de hitte en in Weltevreden alle leven is geweken (naar bed), dan flaneeren hier de elegantste vrouwen in brilliante toiletten langs de trottoirs: snoeperige Manilleesjes, beweeglijke senoritas en móóie Amerikaanse vrouwen. Ja, vooral de Americaintjes - good Gracious wat waren ze mooi. Als ik er nog een dozijn paar oogen bij had, ik hadde nog niet genoeg om al dat schoons te kunnen opnemen.Ga naar eindnoot9 | |||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||
‘Het oog wil, móet ook wat hebben!’, benadrukt hij. Dat geldt wat hem betreft ook in het algemeen. Hoe schiet het eigen Indië in dat opzicht schromelijk tekort! Wat een immens verschil met Manilla, en hoe onvergelijkbaar superieur is wat die ‘dingen voor het óóg’ betreft ook Hongkong, waarin hij na de Filipijnse hoofdstad ronddwaalt. San Francisco was voor hem het hoogtepunt van zijn reis. Over het moment dat hij Marketstreet, het centrum van de stad, betreedt, merkt hij op: ‘Marketstreet is te beschouwen als de spiegel van San Francisco, en tevens als de spiegel van heel het Amerikaansche volk. [...] Gebouwen die een heel blok beslaan [...], geweldige stadsparken, winkelwijken, handelsbuurten, autopaleizen.’Ga naar eindnoot10 Diep respect heeft hij voor de praktische efficiency van de Amerikaan. Met wat hij daarvan ziet, vult hij een hele reisbrief. Al is er hier en daar wel iets wat hem minder bevalt, als geheel vormt zijn reportage over San Francisco (en andere plaatsen in Californië) een loflied op Amerika en de Amerikaan, wiens bruisende daadkracht voluit beantwoordde aan zijn eigen natuur en ambities. De apotheose voor hem was de telefooncentrale in San Francisco. Dat dit bezoek behoorde tot zijn prioriteiten in Amerika, is op zich al veelzeggend. Hij laat er zich - voortdurend aantekeningen makend - gedetailleerd voorlichten over alles wat hij ziet in de centrale met zijn ‘tweemaal 100.000 lijnen’, bediend door een talrijke schare jongedames: ‘En 'n telefoonmeisjes! Hó maar. Het leek wel de duizend en een nacht!’ Wat de hem getoonde technische noviteiten betreft, is hij vooral verrukt van de - nog recente - uitvinding van de draadloze verbinding die het, zoals hij opmerkt, mogelijk maakt te praten met New York - ‘vijf dagreizen hiervandaan met de trein.’ Wat hij in San Francisco zag en hoorde op het gebied van de communicatietechnologie (telegrafie en telefoon), heeft in belangrijke mate bijgedragen aan zijn beslissing daarmee zelf aan de slag te gaan. Hij wilde met iets nieuws komen, iets groots, waarmee hij Indië zou verbazen en zichzelf in de schijnwerpers zou plaatsen. In de reisbrieven zien we het beeld oprijzen van de toekomstige ondernemer en zakenman. ‘Activité ... Activité ... Vitesse’ zou er een paar jaar later op een van de wanden van zijn ‘Aneta-building’ komen te staan: woorden die reflecteerden wat hij in Amerika met volle intensiteit op zich had laten inwerken. | |||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||
Een nog jonge Berretty. Collectie Robert von Behr.
| |||||||||||||
AnetaMet geleend geld stichtte Berretty op 1 april 1917 het Algemeen Nieuws- en Telegraaf-Agentschap. Naar de beginletters werd het kortweg ‘Aneta’ genoemd. Bij het binnenhalen van nieuws maakte hij gebruik van zijn vroeger bij de PTT opgedane kennis van de ligging van de telegraafkabels. Met de Indische dagbladen sloot hij contracten af, waarbij hij ze tegen een bepaald tarief telegrafisch nieuws leverde. Al gauw daarna voorzag Aneta de kranten in patria van Indisch nieuws. Het zich zeer | |||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||
snel ontwikkelende persbureau is van enorme betekenis geweest voor de kolonie en het moederland. Berretty's succes was Amerikaans spectaculair en bracht hem grote rijkdom. Steeds grotere en snellere auto's begeleidden zijn opmars naar de toppen van zijn carrière. Ritman merkte op dat hij ‘een meester was in het épater le bourgeois, in auto's reed die vrijwel niemand zich kon permitteren.’Ga naar eindnoot11 Aan wat zijn omgeving ervan dacht, had hij volmaakt lak. Hij, de arme Indische jongen van nog maar zo kort geleden, had er plezier in te imponeren; machogedrag was hem niet vreemd. Op Pasar Baroe werd eind 1920 het Aneta-gebouw ingewijd, het hoogste gebouw van Indië en een architectonisch juweel. Het staat er nog, zij het in ernstig verval. Het Indische gouvernement vond in Berretty - een koloniaal in hart en nieren - een loyale partner die, bij politiek gevoelige kwesties, bereid was het wat minder nauw te nemen met de objectiviteit, vooral waar het de berichtgeving over het in die jaren sterk opkomende Indonesische nationalisme betrof. Het bracht hem in botsing met progressieve kranten, die hem van partijdigheid, tendentieuze berichtgeving en machtsmisbruik betichtten. Onder druk van de Tweede Kamer werd in 1930 officieel onderzoek gedaan naar zijn handel en wandel. Hij werd schuldig bevonden aan ernstig misbruik van zijn monopoliepositie. Maar tegelijkertijd spraken zijn beoordelaars hun waardering uit voor Aneta's grote verdiensten voor Nederland en de kolonie. Net als in het verleden werd hem de hand boven het hoofd gehouden. | |||||||||||||
De man BerrettyOnrust vormde zowel in zijn zaken- als in zijn privéleven een onlosmakelijk deel van Berretty's bestaan. Deze hing samen met zijn hang naar het volmaakte. Al op zijn dertigste was hij een machtig man en had hij toegang tot de hoogste kringen. Publieke erkenning viel hem ruimschoots ten deel, en hij genoot ervan. Maar ondertussen zag hij de grenzen van zijn expansiedrift nooit bereikt. De Indische journalist Van der Pant, die enige tijd bij Aneta werkte, zag het scherp toen hij schreef: Berretty heeft ‘een hart dat dreigt te bersten van weedom, omdat ook geld én eer én roem hem niet kunnen geven waar hij naar snakt: hét te bereiken. Hét!, wat hij U zelf niet onder woorden zou weten te brengen, wanneer Gij hem vragen zoudt wat hij nu eigenlijk met dat “hét” bedoelde.’Ga naar eindnoot12 Ook anderen probeerden een antwoord te vinden op het raadsel Berretty. Zij schreven over het hem nooit ten volle bevredigende ‘hier en nu’, over zijn daardoor | |||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||
rusteloze aangaan van steeds weer andere uitdagingen. Dat altijd op weg zijn naar beloftes van nieuwe glans vervreemdde hem van zijn omgeving, maakte een eenzaam man van hem. Die hem voortdrijvende drang naar dat ‘hét’ gold al evenzeer zijn privéleven, zijn zes huwelijken bijvoorbeeld. Ritman schreef:
Dominique Berretty en Mien Duymaer van Twist (vierde echtgenote) bij hun pasgeboren zoon Dodo in 1925. Collectie Robert von Behr.
Hij was een homme à femmes, maar bij al zijn intelligentie en mensenkennis op het gebied van vrouwen en de liefde, kinderlijk naïef. Hij werd het slachtoffer van zijn geloof, dat hij erin slagen zou zijn ‘ideale vrouw’ te vinden. [...] Hij was een groot charmeur, maar een moeilijke echtgenoot - na korte tijd altijd weer teleurgesteld, dat ook zijn laatste idool toch niet volmaakt was.Ga naar eindnoot13 | |||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||
Naar het eindeBerretty's zin voor het spectaculaire alsook zijn pathologische behoefte aan bewondering vormden de achtergrond van zijn besluit een monumentale - nog steeds bestaande - villa te laten bouwen in de buurt van Bandoeng. Het eind 1933 gereedgekomen Isola met de inrichting van het daarbij horende landgoed kostte hem het gigantische bedrag van een miljoen gulden (omgerekend naar nu zo'n tien miljoen euro), en dat in een tijd dat de economische malaise ook het krantenbedrijf, en daarmee indirect Aneta, had getroffen. Berretty, die Isola deels had bekostigd met geld uit zijn bedrijf, kwam in zeer ernstige financiële problemen, die deels pas na zijn dood naar buiten zouden komen. Berretty was voor zijn zaken regelmatig in Europa. Vanaf 1930 - in dat jaar werd een vliegverbinding geopend tussen Amsterdam en Batavia - maakte hij regelmatig gebruik van het vliegtuig. Na een kort verblijf in Nederland ging hij op woensdag 19 december 1934 aan boord van de Uiver, kort daarvoor beroemd geworden door de prestaties ervan in de Melbourne Race. Hij wilde voor kerst terug zijn op Isola, bij zijn vrouw Coquita en de twee jongste kinderen. In de vroege nacht van 20 december stortte tijdens hevig noodweer het toestel neer in de Syrische woestijn, niet ver van Bagdad. De ramp bracht grote verslagenheid teweeg in Nederland en de kolonie. Mede doordat het onderzoeksrapport aanvankelijk geheim bleef, deden al gauw allerlei geruchten de ronde over de oorzaak van de crash. Middelpunt daarvan was de altijd al in het nieuws zijnde Berretty. Een van de verhalen luidde dat hij een van de dochters van gouverneur-generaal B.C. de Jonge zwanger had gemaakt en haar na terugkeer in Indië tot zijn zevende echtgenote wilde maken. Haar vader, die dat niet zo zag zitten, zou met zijn goede relaties in militaire kringen de Royal Air Force hebben overgehaald de Uiver tijdens zijn vlucht neer te schieten. In veel Indische en moederlandse kranten werd Berretty herdacht. Unaniem werd hij daarin geroemd als een van Indië's grote zonen. De bekende Indische journalist Henri Zentgraaff schreef: Er is geen figuur geweest in de afgelopen vijftien jaar, die zó fascinerend de verbeelding boeide van vrijwel iedereen in Indië. Figuren als deze worden niet gemeten met de ellemaat welke men de massa aanlegt. Men kan tegenover hen staan in vriendschap of strijd, maar nooit in onverschilligheid, nog minder in geringschatting. Zeer dikwijls wel in grote bewondering. | |||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||
Het in memoriam dat het diepst in Berretty's wezen doordrong, was dat van zijn beste vriend en vertrouweling Herman Salomonson, directeur van het Haagse filiaal van Aneta. Hij roemde Berretty's geniale gaven van verstand en hart, maar legde de nadruk op zijn tragiek, op zijn eenzaamheid. Een fragment: Honderdduizenden hebben zijn werk en zijn naam gekend Eenige duizenden in Nederlandsch-Indië, in Nederland en in den vreemde kenden hem persoonlijk. Maar zijn persoonlijkheid, zijn wezen, kenden slechts zeer enkelen. En tot hen reken ik mijzelf. [...] Deze merkwaardige mensch, wien zooveel mogelijk is gebleken, stond voor de tragische onmogelijkheid om aan zijn eenzaamheid te ontkomen. Te tragischer waar er een zijde aan zijn karakter was, die hunkerde naar begrepen worden, die zich nu en dan tot stikkens toe benauwd gevoelde in den sfeer van beslotenheid waardoor zijn gedachtenleven was omgeven. [...] | |||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||
Gerard Termorshuizen was tot 2011 als onderzoeker verbonden aan het KITLV in Leiden. Hij publiceerde onder meer een tweedelige geschiedenis van de Indische pers (2001, 2011). In 2015 verscheen zijn biografie van Herman Salomonson. Onlangs publiceerde hij samen met Coen van 't Veer de biografie Een groots en meeslepend leven. Dominique Berretty - Indisch persmagnaat (2018). |
|