Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 361]
| |||||||||||
Schrijven over een Indische identiteit
| |||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||
Familie Iburg in de sneeuw. Particuliere collectie.
De auteur met haar ouders en zus bij haar buluitreiking in 2009. Particuliere collectie.
| |||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||
zoon van (in zijn woorden) een ‘inlandse’ vrouw en een Nederlandse man. Mijn oma's ouders waren beiden Indisch, voor hoeveel procent precies is lastig te achterhalen. Met zijn ouders, broers, tantes en grootmoeder is mijn vader op tweejarige leeftijd in 1957 naar Nederland gekomen. Zij waren zogenoemde spijtoptanten, omdat in een onafhankelijk Indonesië het leven met een jong gezin onmogelijk was geworden. Van jongs af aan kregen mijn zus en ik verhalen te horen over onze gemengde afkomst. Eerst aan de hand van de bekende gebruiken van mijn grootouders, die wijzelf ook kenden, en door de verhalen over hoe mijn vader als kind daar mee te maken kreeg. Hoe ouder we werden, hoe meer geschiedenis erin sloop, inclusief de overgedragen verhalen over het leven in Indië, de reis naar Nederland en alle (voor) oordelen van de Nederlandse bevolking over de exotische nieuwkomers in hun buurt. Mijn vader vond het belangrijk dat we, naast de gebruiken van mijn grootouders, hun verhalen kenden. Als Indo van de tweede generatie heeft mijn vader veel navraag gedaan bij zijn ouders, die zoals zoveel Indo's van de eerste generatie er liever niet over praatten. Het vereiste veel tussen-de-regels-door-lezen, want weglachen en bagatelliseren was hun enige manier om er toch iets over kwijt te willen. Maar wat betreft de positie in het heden en de toekomst wilde hij er voor mijn zus en mij vooral iets positiefs van maken: ‘Je familie komt van een ander continent en dat maakt het makkelijker anderen met een niet-Nederlandse achtergrond te begrijpen. Indisch zijn betekent ook gemengd zijn, waardoor je van beide werelden wat afweet’ - in die trant. Kortom, Indisch zijn voelde als iets extra's en interessants. Daarvoor ben ik mijn ouders dankbaar. Toch merkte ik als jong meisje de discrepantie tussen hoe mijn vader zichzelf beschouwde - een Nederlander met iets extra's - en hoe anderen hem zagen. Ik citeer uit mijn eigen scriptie: Ook in ons eigen gezin hadden we Indische gewoontes, hoewel in mindere mate. Mijn vader zong - naast het repertoire van de Beatles - ook wel ‘Nina bobo’ als slaapliedje, we aten geregeld Indisch, en vooral de verhalen uit zijn jeugd staan me bij als Indische erfenis. Maar wat me het meest confronteerde met het voor mij zo normale feit dat mijn vader bruin is, is de vakantie naar Duitsland, waar een kassamedewerker mijn vader niet wilde helpen, want: ‘Er ist Braun!’. Ik besefte voor het eerst dat sommige mensen hem, en met hem ons gezin, blijkbaar als anders beschouwden, bestempelden en blijkbaar als zodanig konden behandelen. De bruine kleur van mijn vader en zus, en daarnaast de blanke huid van mijn moeder en mij, veroorzaakten onbegrip: ze konden de | |||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||
samenstelling van ons gezin niet plaatsen. Maar hoe vreemd of exotisch mijn achtergrond voor sommigen ook is, de Indische cultuur hoort bij mij zoals ook mijn moeders Nederlandse cultuur bij mij hoort.Ga naar eindnoot1 | |||||||||||
Anders-zijn en erbij willen horenWat ik normaal vond (een gezin van vader, moeder, zus en mij; van huidskleur was ik mij nog niet bewust) was voor deze Duitse meneer niet normaal. Hij zag een donkere man en dat klopte niet met zijn idee van hoe zijn clientèle eruit moest zien. Zijn stuitende reactie maakte mij bewust van het concept ‘anders-zijn’: anders dan wat voor hem de norm (wit) was. Blijkbaar maakte de opmerking van deze voor mij onbekende man zo veel indruk dat het mijn eigen identiteitsbeleving beïnvloedde. Jaren later - met dit voorval in mijn achterhoofd - wekte dit mechanisme mijn interesse: de blik van een buitenstaander en diens invloed op mijn zelfbewustzijn. Hoe werkt dat? Het schijnt menselijk te zijn, zelfs onvermijdelijk: identiteit wordt altijd geconstrueerd in relatie tot de Ander. De idee van relationaliteit van identiteit werd geïntroduceerd door G.W.F. Hegel, die beargumenteerde dat het menselijk bewustzijn zichzelf niet kan beschouwen zonder de herkenning door anderen.Ga naar eindnoot2 Interessant hierbij was mijn positie in deze gebeurtenis: Niet alleen was mijn vader anders dan wat de kassamedewerker gewend was, ook ik ben anders dan mijn vader. We zijn een gezin dat duidelijk zichtbaar gemengd is: mijn vader en oudere zus zijn donker, mijn Nederlandse moeder en ik zijn licht. Op een of andere manier wilde ik ook graag herkend worden als Indisch meisje en bij mijn vader en zus horen, net zoals ik voor de buitenwereld bij mijn moeder hoor. Deze wens om ook tot het Indische deel van mijn identiteit te behoren is wellicht typisch voor de derde en vierde generatie Indo's, die steeds lichter worden naarmate de Indische afkomst verder weg is, en die dus ook minder zichtbaar Indisch zijn. Ik citeer uit de inleiding van mijn scriptie: Hoewel ik mij deels Indisch voel, herkennen niet veel mensen mij als Indisch meisje: ik ben blank, met donkerblond haar en bruingroene ogen. Wat ik wel heb geërfd van mijn Indische roots, is mijn lengte: zelfs onder Indo's ben ik de kleinste in het gezelschap. Veel mensen die mijn Indische afkomst niet kennen, reageren verbaasd en zelfs ongemakkelijk op mijn geringe lengte, terwijl dit voor mij heel logisch is: Indo's zijn nu eenmaal klein. Opvallend is dat Indi- | |||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||
sche mensen wel zien dat ik Indisch ben en ik merk dat ik dat fijn vind. Ik hoef niets meer uit te leggen, er wordt niet meer raar gedaan over mijn lengte en ik voel als vanzelf een vertrouwensband met een Indo, ook al heb ik diegene pas zojuist ontmoet. Als ik hierbij stilsta, vind ik het eigenlijk raar: ik zie mijzelf als deels Indisch en word graag als zodanig herkend. Maar wat maakt mij dan Indisch? Een gedeelde geschiedenis met andere Indo's? Hetzelfde gemak waarmee we in een toko de weg weten en evengoed een haring weghappen op de markt? Het Indische bloed dat door mijn aderen stroomt, al is het niet veel? Ik ben geboren en getogen in Nederland - het Nederlands is mijn moedertaal en ik heb echt geen botol tjebok meer op mijn toilet staan - en toch bepaal ik een deel van mijn identiteit aan de hand van het Indische in mij.Ga naar eindnoot3 | |||||||||||
Een ondefinieerbaar uiterlijk
Omslag scriptie van de auteur, uitgegeven als boek door Uitgeverij Ellessy.
Met mijn blik van nu - alweer negen jaar verder - valt mij op dat ik het als enigszins negatief bestempelde dat men mij niet als niet-helemaal-Nederlands herkende. Toch ervoer ik mijn ondefinieerbare uiterlijk als ongemakkelijk: kennelijk adopteerde ik het ongemak van een ander en maakte ik mij dat eigen. Tegenwoordig vind ik het vooral amusant als men mij niet kan plaatsen. Ik kan van alles zijn en zou overal vandaan kunnen komen (naast ‘gewoon’ Nederlands gokt men op onder meer Russisch, Italiaans, Turks, en soms inderdaad ‘iets Aziatisch’). Dit ondefinieerbare uiterlijk van veel Indo's van de derde en vierde generatie onderscheidt hen vaak - maar niet altijd - van hun (groot)ouders. Ik ben van mening dat een minder Indisch uiterlijk grote invloed kan hebben op de identiteitsbeleving bij jongere generaties. Als je voor een autochto- | |||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||
ne Nederlander door kunt gaan, word je er door de buitenwereld niet aan herinnerd dat je Indisch bent. En wanneer de Indische grootouders overlijden, maken Indische gebruiken steeds minder deel uit van het familieleven. Wat maakt dan nog dat je je als Indo van de derde generatie Indisch voelt? Een van de antwoorden hierop vond ik in verhalen. Kleine verhalen om precies te zijn, klein, maar niet minder belangrijk. | |||||||||||
Grote verhalen versus kleine verhalenTijdens mijn studie Algemene Cultuurwetenschappen maakte ik kennis met theorieën over identiteit en herinnering in hun onderlinge samenhang. Herinnering en geheugen hangen nauw samen met identiteit: wie men is of wil zijn, bepaalt men voor een groot deel aan de hand van ervaringen uit het verleden.Ga naar eindnoot4 Samen met bovenstaande en andere persoonlijke ervaringen maakte dit dat het onderzoeken van een Indische identiteit mijn scriptieonderwerp zou worden. Het leek me bovenal prettig om een thema dicht bij huis te kiezen, omdat ik gedurende een lange periode de focus moest kunnen behouden op het gekozen onderwerp. Ook paste het perfect binnen het overkoepelende thema van de Masteropleiding ‘Het Culturele Geheugen’. Met het begrip culturele geheugen omschreef de Franse filosoof Pierre Nora de verzameling ‘kleine verhalen’ van particulieren als alternatief voor de ‘grote verhalen’, terwijl de grote verhalen de geschiedenisboeken ingaan als officiële lezing van het verleden.Ga naar eindnoot5 Deze geschiedenis is een statische representatie van het verleden, doordat één interpretatie letterlijk onveranderlijk wordt vastgelegd in print. Deze versie vertegenwoordigt het dominante perspectief. Anders geformuleerd: de officiële geschiedschrijving verwoordt het wenselijke verleden van een natie. Een voorbeeld hiervan is de tot voor kort vaak onvolledige geschiedschrijving (of het gebrek eraan) vanuit de Nederlandse overheid over haar voormalige kolonie Nederlands-Indië.Ga naar eindnoot6 En geschiedschrijving heeft veel gevolgen voor de identiteit van een natie en de daarin levende individuen. Een precair iets dus: zich herinneren, en hoe je dat doet. Gelukkig is er langzamerhand steeds meer ruimte voor de individuele, kleine verhalen, want die zijn minstens zo belangrijk, maar wel veel ongrijpbaarder. | |||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||
Ingelijste familiefoto's bij de vader van de auteur thuis. Particuliere collectie.
| |||||||||||
Intergenerationele overdrachtElke familie kent verhalen. Ze gaan van mond tot mond, worden nooit opgeschreven en zijn dus bij elke vertelling onderhevig aan verandering. Dat kunnen kleine variaties in het vertelde zijn. Bijvoorbeeld wanneer je op verjaardagen altijd die sterke anekdote vertelt - die je partner waarschijnlijk al tien keer heeft gehoord - laat je de ene keer iets weg of benadruk je een andere keer juist iets anders. Niet per se met opzet, maar afhankelijk van je stemming, het aantal toehoorders of de toenemende afstand tot het gebeurde. Ieders herinneringen vervagen op den duur en maken plaats voor de versie(s) die je herhaaldelijk verwoordt. Voor de verteller is het een getuigenis van iets dat hij of zij heeft meegemaakt. Maar de toehoorder kent het gebeurde niet; hij of zij was er niet zelf bij en onthoudt de details en de sfeer die op dat ene moment gedeeld worden. | |||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||
Ook de mondelinge overdracht van getuigenissen van generatie op generatie maakt een verhaal soms compleet anders. Denk aan het bekende doorvertel-spelletje: zet een aantal mensen in een kring en vraag iemand een korte anekdote of grap in het oor van zijn rechterbuurman of -vrouw te fluisteren. Deze persoon moet vervolgens proberen precies hetzelfde door te fluisteren aan zijn of haar rechterbuur, enzovoorts. De laatste persoon in de kring vertelt aan de hele kring wat hij of zij heeft gehoord van zijn of haar buur. Nooit is het verhaal hetzelfde als het bronverhaal. Wanneer mijn opa een herinnering deelde met mijn vader, werd het vertelde tegelijkertijd beïnvloed door de persoonlijke ervaringen en gevoelens van mijn vader. Hij heeft het vertelde niet zelf meegemaakt, daarvoor was hij nog te jong, of hij was zelfs nog niet geboren, dus is opa's herinnering voor mijn vader een post-herinnering: hij herinnert zich wat mijn opa zich herinnerde, niet de gebeurtenis zelf. Wanneer mijn vader zijn post-herinnering vervolgens met mij wil delen, zal hetzelfde mechanisme in werking treden: Ik probeer mij zijn post-herinnering te herinneren, maar de afstand tot het gebeurde is nu nog groter. Een verhaal verandert zodoende van een werkelijk meegemaakte gebeurtenis (een getuigenis) van de eerste generatie, via post-herinnering van de tweede generatie tot absent memory: een uitsluitend overgedragen, niet zelf meegemaakt verhaal zoals de derde generatie zich dat ‘herinnert’.Ga naar eindnoot7 | |||||||||||
Zich herinneren in het hedenTerug naar het nu, of naar 2009 om precies te zijn. Ik wilde onderzoeken hoe de derde Indische generatie in Nederland haar gemengde identiteit ervoer en hoe zij hieraan vervolgens vormgaf. Maar alvorens dat te kunnen doen moest ik de eerste en tweede generatie bekijken. Want we zijn het product van eerdere generaties, en hun herinneringen bereiken ons via (veelal mondelinge) overdracht. Voor ons - en vaak ook al voor de tweede generatie - zijn het dus indirecte herinneringen, post-herinneringen, die niet zelf beleefd zijn, maar desondanks toch doorvoeld kunnen worden. De verzameling van al die kleine verhalen vormt een cultureel geheugen van meerdere generaties Indische Nederlanders. Hoewel een veelheid aan kleine verhalen minder snel één dominant verhaal oplevert zoals de grote verhalen in de geschiedenisboeken, zijn ook deze (post-)herinneringen onderhevig aan een gewenste presentatie. Soms is de gebeurtenis te pijnlijk om te vertellen en blijft het vissen naar wat er echt is gebeurd. Soms worden gebeur- | |||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||
tenissen ronduit opgehemeld en steekt nostalgie de kop op. Het zich herinneren is, door vervaging tijdens de overdracht of door een - bewust of onbewust - selectief geheugen (nostalgie of trauma) net zo goed een praktijk van vergeten.Ga naar eindnoot8 Dit alles maakt het zich herinneren een activiteit in het heden. Het zegt veel over hoe diegene in het heden tegenover zijn of haar eigen identiteit staat. Maar dat een verhaal aan verandering onderhevig is, maakt het nog niet minder waar. Waarheidsvinding is in mijn optiek veel minder bepalend voor identiteitsvorming. Of iets precies is gebeurd zoals men het zich herinnert, is voor identiteitsvorming van ondergeschikt belang. De individuele interpretatie van het gebeurde of van een (post-)herinnering is wel veelzeggend en minstens zo interessant. | |||||||||||
Overal een beetje thuisLos van een Indische thematiek in culturele manifestaties als boek, liedtekst of theaterstuk, wilde ik vooral de opvattingen van (een Indische) identiteit onderzoeken en kijken hoe deze bijdragen aan een Indisch cultureel geheugen. In welke mate is de Indische achtergrond een factor van belang voor jonge generaties, naast andere identiteitsbepalende factoren zoals het zijn van een collega, een broer of zus, een vriend of vriendin, een partner, ouder of betrokken buurtgenoot? Wat is de plek van het Indische in hun particuliere leven? Ik concludeerde dat de derde generatie het Indische, of alleen al een gemengde achtergrond, als positief ervaart en daar als zodanig uiting aan geeft; misschien wel positiever dan haar (groot)ouders. In een land waar je vooral wilt integreren en waar je wilt bewijzen niet onder te doen voor andere Nederlanders, heeft anders-zijn een negatieve bijklank. Voor ons, de derde generatie, is de eerste associatie met anders-zijn vooral iets extra's, iets bijzonders. Waar opa of oma werden geplaagd door traumatische herinneringen, is ons dat bespaard gebleven. Wij kunnen zelf beelden bedenken bij wat zij met ons deelden of juist veelbetekenend met zwijgen omhulden. En waar onze (groot)ouders het gevoel hadden nergens helemaal thuis te horen (Nederlands-Indië bestaat niet meer, in Indonesië en in Nederland behoorden Indo's altijd tot de minderheid), voelen wij ons overal wel een beetje thuis. Alsof wij met de grote aanpassingsvaardigheden van onze voorouders ons overal ter wereld kunnen redden. Iets dat ik als iets heel Indisch ervaar, want zoals Pamela Pattynama schreef: ‘thuisloosheid op zichzelf kan identificerend werken’.Ga naar eindnoot9 | |||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||
Verzamelde familiefoto's van de auteur. Particuliere collectie.
| |||||||||||
Gekoesterde veranderlijkheidOok na het afronden van mijn onderzoek bleven de kleine verhalen mij interesseren. Na mijn afstuderen heb ik een paar jaar voor het online platform Indisch 3.0 jonge Indo's geïnterviewd. Niet met een onderzoeksdoel, maar als stok achter de deur voor mijzelf om te blijven schrijven. De insteek van het gesprek was een bepaalde discipline, zoals de categorie ‘Indo 3.0 in de muziek’ of ‘Indo 3.0 op het werk’. Een fijn haakje om al pratend tot persoonlijke opvattingen over een Indische identiteit te komen. Uit de verschillende interviews bleek dat velen dezelfde aspecten associeerden met hun Indische achtergrond: liever feesten met het bord op schoot dan Nederlandse ‘kringverjaardagen’, de grote families en het warme onthaal van een onverwachte gast, een grote interesse in lekker eten, altijd wel muzikaliteit in de fa- | |||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||
milie, en zo kan ik wel even doorgaan. Clichés, maar niet minder waar. Ook was de omgang van de geïnterviewde met de Indische familieherinneringen opvallend herkenbaar. Altijd was er - in meerdere of mindere mate - interesse voor de verhalen van (groot)ouders en sprak men van een prettige herkenning bij Indische vrienden of van een soortgelijke connectie met vrienden met een andere niet-helemaal-Nederlandse achtergrond. Maar meer nog werden de familieverhalen niet beoordeeld op waarheid. Er bleken bijvoorbeeld binnen het gezin verschillen in interesse te bestaan voor de Indische achtergrond, of een oom of tante herinnerde zich iets heel anders dan de moeder van de geïnterviewde. Maar nergens bemerkte ik bij de geïnterviewde een oordeel daarover, laat staan wrok. Zij vertelden mij hun hoogstpersoonlijke interpretatie van Indisch-zijn en hadden een inclusieve houding tegenover die van anderen, wellicht doordat de mondelinge overdracht zelf, inclusief vervaging en vervorming, als iets Indisch wordt ervaren, met een steeds iets ander detail als een herkenbaar element dat kan worden gekoesterd. | |||||||||||
Een natuurlijk bewustzijnMaar wat is een Indische identiteit dan? Er is geen eenduidig antwoord voor zoiets particuliers. Ik heb altijd gesproken van een Indische identiteit (en niet van de Indische identiteit), omdat deze op zoveel verschillende manieren en door zoveel verschillende individuen beleefd wordt. Ieder met zijn of haar eigen familiegeschiedenis, geleefde en indirecte ervaringen (post-herinneringen) en hoogst individuele persoonlijkheid. Het verschil in afstand tot de overgedragen herinneringen speelt hierbij een rol. Ook de jonge Indo's die ik sprak in het kader van Indisch 3.0, gaven hier blijk van: al was dit lang geen representatief onderzoek - het aantal geïnterviewden was klein en natuurlijk sprak ik alleen Indo's die ervoor openstonden om over dit thema te praten - zij praatten allen met enige kennis en respect over hun Indische achtergrond en vonden dat deze zeker deel uitmaakte van hun identiteit. De rol ervan in het dagelijkse leven bleek alleen niet bijzonder groot. Het gevoel van Indisch zijn is eerder een soort bewustzijn, meer dan een uitgesproken houding naar buiten toe. De afstand (in tijd) van de derde generatie tot de herinneringen van haar (groot)ouders en tot het ‘land dat niet meer is’, Indië, heeft ook een voordeel: omdat ze er minder direct bij betrokken is, heeft ze ook minder last van de trauma's. De derde generatie kan de veranderlijke familieverhalen doorgeven aan volgende generaties, tegelijkertijd is het gebeurde steeds verder weg. | |||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||
Met terugwerkende kracht realiseer ik mij dat ik met deze interviews kleine verhalen ophaalde bij de derde generatie en deze probeerde te vatten in geschreven woord. Want hoe verschillend ook, al die persoonlijke verhalen en opvattingen vormen bij elkaar een gezamenlijk geheugen van Indische generaties: het culturele geheugen dat bestaat uit de verzameling van vele ‘kleine’ herinneringen en belevenissen. Die van de derde generatie horen daar ook bij. Ik ben van mening dat kennis van de gedeelde geschiedenis van belang is voor deze jonge generatie. Maar wat zij hier vervolgens mee doet, hoe zij deze ervaart en welke vorm zij hieraan geeft, maakt van een Indische identiteitsvorming een continu proces. Of de interesse van jonge Indo's van de derde en vierde generatie blijvend is, moet nog blijken. Interessant is dat de Nationale Indië Herdenking sinds 2017 heeft aangekondigd zich meer te richten op jongeren.Ga naar eindnoot10 Een belangrijke stap, omdat de eerste generatie er binnenkort niet meer zal zijn. Door stappen zoals deze, het uitspreken en uitdragen van het belang hiervan, zal het Indisch Cultureel Geheugen steeds meer geïntegreerd worden in de geschiedschrijving. En misschien vormen dan de kleine verhalen, van alle generaties, een aanvulling op de Grote Verhalen zoals ze in de geschiedenisboeken staan. Hopelijk dragen zij steeds meer bij aan een hernieuwde, inclusieve geschiedschrijving van het gedeelde verleden van voormalig Nederlands-Indië en Nederland - zoals hopelijk ook dit artikel zal doen. | |||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||
Nora Iburg (1985) is auteur van Van Pasar Malam tot I Love Indo - identiteitsconstructie en -manifestatie door drie generaties Indische Nederlanders (2010), werkt als marketeer bij Theatergezelschap BonteHond en is zangeres in onder meer Indie Folkband Wooden Soldiers en New Soulband New Original Rhythm Architects. |