Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 348]
| ||||||||||||||||||
Voorvechter van de Indische gemeenschap?
| ||||||||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||||||||
Jan Boon op de Pasar Malam, begin jaren zestig. Fotocollectie L. Boon-Van Zele. Collectie IISG.
| ||||||||||||||||||
Culturele identiteit en toe-eigeningOm de constructie van Tjalie Robinson als voorman van de Indische gemeenschap en daarmee als voorvechter van de Indische identiteit te begrijpen, is het zinvol om kort stil te staan bij het begrip ‘culturele identiteit’. Culturele identiteit is geen essentie die een bepaalde groep mensen deelt, maar draait, zo legt Stuart Hall uit, om het innemen van een bepaalde positie ten opzichte van historische en politieke discoursen, om positioning. Hall kent daarbij een belangrijke rol toe aan de herinnering, die wordt ingezet in het proces van identiteitsvorming. Hall omschrijft culturele identiteit als volgt: It is always constructed through memory, fantasy, narrative, and myth. Cultural identities are the points of identification, the unstable points of identification or suture, which are made, within the discourses of history and culture. Not an essence but a positioning. Hence, there is always a politics of identity, a politics | ||||||||||||||||||
[pagina 350]
| ||||||||||||||||||
of positioning, which has no absolute guarantee in an unproblematic, transcendental ‘law of origin’.Ga naar eindnoot2 Robinsons positionering als een ‘Indische’ auteur is te begrijpen als een politics of positioning, waarbij hij veelvuldig gebruikmaakt van herinneringen, verhalen en mythes. Herinneringen aan het leven van de ‘Europeanen’ (met name de Indo-Europeanen onder hen) in Nederlands-Indië maken een belangrijk onderdeel uit van zijn politiek. Hij riep bijvoorbeeld op om foto's van de koloniale tijd naar zijn tijdschrift Tong Tong te sturen en ook in zijn eigen werk haalt hij herinneringen op aan het leven in Nederlands-Indië.Ga naar eindnoot3 Daarmee legde hij de basis voor een herinnerings-gemeenschap.Ga naar eindnoot4 Zowel de herinneringen als de mythes stonden in dienst van Robinsons grotere project van positionering, waarbij hij een eigen identiteit formuleerde voor Indo-Europeanen en streed voor hun acceptatie (en die van witte Indische Nederlanders) in de Nederlandse maatschappij - niet door assimilatie, maar met behoud van de eigen identiteit.Ga naar eindnoot5 Niet alleen Robinson zelf construeerde identiteit door deze politics of positioning, ook anderen hebben zijn werk en ideeën ingezet, ofwel toegeëigend, om dat te doen. Literatuurwetenschapper Ann Rigney definieert toe-eigening als het proces waarbij mensen met teksten, herinneringen of personen aan de slag gaan en die gebruiken ‘to meet their own ideological, aesthetic, and creative needs’.Ga naar eindnoot6 Dat kan door middel van adaptaties naar een ander medium (zoals een boekverfilming), maar ook door ideeën in een bepaalde context te plaatsen of door teksten op een bepaalde manier te interpreteren. Door toe-eigening kunnen bepaalde elementen uit een tekst nadruk krijgen of kunnen teksten opgeladen worden met nieuwe betekenissen. In het geval van Robinson is niet alleen zijn (literaire) werk op verschillende manieren toegeëigend, maar ook zijn persoon, als maatschappelijke figuur. Zowel het positief inzetten van Robinson als de kritiek op hem en op zijn ideeën beschouw ik als vormen van toe-eigening. Samen laten ze immers een proces van onderhandeling zien, in dit geval over de vraag wat de Indische culturele identiteit is en hoe die ingevuld zou moeten worden. | ||||||||||||||||||
Robinson als (voor)vechterIn de herinnering aan Tjalie Robinson als de voorman van de Indische gemeenschap is de figuur van de ‘vechter’ of ‘bokser’ een terugkerend beeld. Niet alleen was Tja- | ||||||||||||||||||
[pagina 351]
| ||||||||||||||||||
lie Robinson volgens zijn weduwe Lilian Ducelle - die na zijn dood in 1974 over zijn culturele erfenis waakte - zelf een verdienstelijk bokser geweest, het gevecht is ook een metafoor geworden voor Jan Boons leven en de strijd die hij als Tjalie Robinson met de buitenwereld voerde om alles wat volgens hem Indisch was.Ga naar eindnoot7 Zo schrijft Wim Willems in zijn biografie over Robinson een stuk over diens dood onder het kopje ‘De Indische bokser gevloerd’ en gaf hij de door hem verzamelde brieven van Robinson in 2009 de titel Schrijven met je vuisten mee.Ga naar eindnoot8 Bert Paasman schreef dat Jan Boon ‘streed op vele fronten als een ware kampioen vijfkamp’.Ga naar eindnoot9 De kleine tentoonstelling over hem in het (toen nog) Letterkundig Museum opende in 2011 met de opmerking dat ‘de als Tjalie Robinson en Vincent Mahieu bekend geworden Jan Boon [...] wel de Muhammed Ali van de Nederlandse letterkunde [wordt] genoemd’.Ga naar eindnoot10 Willem Ottenspeer noemt hem inderdaad zo in zijn bespreking van Robinsons brieven en merkt op dat ‘Tjalie [...] nu eenmaal een vechter [was], berusting zat niet in zijn genen’.Ga naar eindnoot11
Omslag van Gerilja, Lijfblad voor zelfbehoud (1955). Kopie exemplaar Literatuurmuseum.
In deze herinnering aan Robinson dienen de diverse sport- en vechtmetaforen om de nadruk te leggen op Robinsons rol in de culturele herinnering aan Nederlands-Indië. Robinson wilde de geschiedenis van Indo-Europeanen omvormen tot een verhaal om trots op te zijn, waarmee hij zich verzette tegen de assimilatie die door Nederland werd verlangd. Robinson wordt als een belichaming van die strijd gezien - een masculien geconnoteerd beeld dat aansluit bij de manier waarop Robinson zelf verschillende masculiene figuren inzette en koppelde aan de Indische identiteit, zoals de bokser (of straatvechter), de motorrijder en de jager.Ga naar eindnoot12 Ook gaf de slagzin van zijn tijdschrift Tong Tong uitdrukking aan een dergelijke vechtersmentaliteit: ‘poekoel teroes’, wat zoveel betekent als ‘doorgaan met vechten’, evenals de titel van Robinsons eigen tijdschrift Gerilja, met als ondertitel ‘lijfblad voor zelfbehoud’. | ||||||||||||||||||
[pagina 352]
| ||||||||||||||||||
‘Poekoel Teroes’. Uitsnede uit omslag van Tong Tong. Archief Moesson.
Omslag Tjalie Robinson. De stem van Indisch Nederland (1994).
Het beeld van Robinson als ‘vechter’ tegen assimilatie en daarmee als vertegenwoordiger van de Indische gemeenschap is dominant geworden in de herinnering aan Tjalie Robinson. Edy Seriese, die veel schreef over Robinson en die het Indisch Wetenschappelijk Instituut (IWI) oprichtte, is positief over Robinsons ideeën over de Indische identiteit en ziet deze als uitkomst van een strategie.Ga naar eindnoot13 In 1994 merkte ze op dat Robinson mythes bouwde, maar dat die niet representatief waren voor ‘het’ leven van ‘Indo's’. Volgens Seriese zijn de mythes van Robinson, ook al zijn ze niet representatief voor alle ‘Indo's’, emancipatoir bedoeld. Ze schrijft: Boon bouwde een mythe met ingrediënten uit het Indo-leven: de jacht (Tjoek), het boksen (Little Nono) en het motorrijden. [...] De mythe van Boon is dan ook niet voor anderen bedoeld, maar voor de Indo's zelf. Om te laten zien wat ze waard waren, en daarin te geloven. Want wie altijd hoort dat-ie niet meer mag bestaan, vanwege de lagere orde van dat bestaan, die gelooft dat op den duur zelf. Jan Boon niet. Hij werd daarom mythebouwer van beroep.Ga naar eindnoot14 Seriese waardeert deze mythes dus als een strategie die een bepaald doel dient. Dat sluit aan bij Stuart Halls idee, dat ik hierboven aanhaalde, dat mythes cruciaal zijn | ||||||||||||||||||
[pagina 353]
| ||||||||||||||||||
in de politics of positioning die het formuleren van een culturele identiteit is. Desalniettemin sluit haar lezing aan bij de ondertitel van het symposium over Robinson datzelfde jaar, ‘Tjalie Robinson, de stem van Indisch Nederland’, waarin Robinson als een vertegenwoordiger van een hele gemeenschap wordt voorgesteld. | ||||||||||||||||||
Robinson als ‘anti-Belanda’ en ‘antisocialist’Hoewel Robinson dus bekendheid heeft gekregen als een vertegenwoordiger van de Indische gemeenschap en heeft bijgedragen aan het beeld van de Indische identiteit, kon hij tijdens zijn leven niet alleen op bijval rekenen. Hij werd er, zo schrijft Wim Willems in zijn biografie, door sommige Indische Nederlanders van beschuldigd ‘anti-Nederlands’ te zijn en de kant van Soekarno te hebben gekozen.Ga naar eindnoot15 Toen Robinson aan het begin van de jaren zestig terugkeerde uit de Verenigde Staten, kwam hij onder vuur te liggen. Volgens Rob Nieuwenhuys, die over het algemeen veel waardering had voor Robinson en zijn inspanningen om de Indische gemeenschap onder de aandacht te brengen, zou hij zich te fel hebben opgesteld en zich vervreemd hebben van zijn lezers. In zijn reisbrieven had Robinson zich namelijk niet erg positief uitgelaten over Nederland en over de volgzame mentaliteit van de Hollandse massa, die volgens hem in contrast stond met de Amerikaanse vindingrijkheid en zelfstandigheid.Ga naar eindnoot16 Ook had Nieuwenhuys kritiek op het feit dat Robinson in zijn enthousiasme voor de Verenigde Staten geen oog had voor de discriminatie in dat land. Nieuwenhuys was bang dat Robinson hiermee zijn aanhang binnen de gemeenschap zou verliezen.Ga naar eindnoot17 Lezers van Tong Tong lieten hun ongenoegen ook blijken in ingezonden brieven, en bij terugkomst uit Amerika merkte Robinson, in de woorden van Willems, op ‘dat er van alle kanten lastercampagnes tegen hem waren gestart’.Ga naar eindnoot18 Deze ‘lastercampagnes’ waren in Willems' interpretatie met name het gevolg van het feit dat Robinson veel verschillende activiteiten had ontplooid en dat het onmogelijk was geworden om ‘continu op alle fronten tegelijk te presteren’.Ga naar eindnoot19 Een voorbeeld van de kritiek op Robinson is een brochure uit 1966 van W.F.A. Hakker.Ga naar eindnoot20 De kritiek in het stuk richt zich niet op Robinsons gebrekkige aandacht voor de gemeenschap, maar is fundamenteler: Hakker bekritiseert Robinsons idee- en over de positie van ‘Indo-Europeanen’ en zijn achterliggende politieke idealen. Voor dat laatste is in het beeld van Robinson als voorman en in de academische studies over Robinson relatief weinig aandacht; de nadruk ligt daarin op Robinsons | ||||||||||||||||||
[pagina 354]
| ||||||||||||||||||
belang voor de emancipatie van de groep Indo-Europeanen, zonder dat Robinsons onderliggende politiek-economische oriëntatie wordt uitgediept.
Omslag van de brochure van W.F.A Hakker.
Reactie op Hakker in Tong Tong, 30 november 1966, p. 9.
Het stuk betreft een gestencild betoog van circa dertig pagina's getiteld Tong Tong. Het enige Anti-Nederlandse blad ter wereld (1966). Hakker was jurist en was als Inspecteur van Financiën bij het gouvernement werkzaam geweest. Hij kwam daarmee uit een heel andere hoek dan Robinson, en waarschijnlijk ook uit een hogere klasse.Ga naar eindnoot21 De brochure was in eigen beheer uitgegeven en werd blijkens een mededeling in Tong Tong bij (enkele) abonnees in de brievenbus gedaan. De redactie schrijft namelijk dat ze een bezorgd telefoontje van een abonnee had ontvangen die zich afvroeg wat ze met de brochure aan moest. Vooral niets, luidde het advies: ‘Niets. De man is jurist en kent de mazen van de wet uitstekend. Er komt zoveel in de bus dat wij niet lusten. Gooi het weg!’Ga naar eindnoot22 In de brochure wordt Tong Tong, met name in de persoon van Tjalie Robinson, stevig bekritiseerd, omdat er ‘rassen-discriminatie en fascisme’ uit zouden spreken.Ga naar eindnoot23 De auteur richt zich niet op een grote Nederlandse lezerskring, maar wil met name | ||||||||||||||||||
[pagina 355]
| ||||||||||||||||||
gehoord worden binnen de Indische gemeenschap, die hij voor Robinson meent te moeten waarschuwen. De tekst is niet heel helder opgedeeld, maar de kritiek valt min of meer uiteen in twee punten. Het eerste heeft betrekking op Tjalie Robinsons houding ten aanzien van Nederland en op zijn begrip van identiteit. Het tweede gaat over Robinsons politieke oriëntatie. In beide gevallen verwijt Hakker Robinson zijn lezers te indoctrineren met foute denkbeelden. Daarbij positioneert Hakker zichzelf nadrukkelijk als ‘Indo’: Ik wil in het bijzonder verstaan en begrepen worden door die grote groep van mijn mede-Indo's, die geestelijk het minst weerbaar is tegen Tjalie's indoctrinatie met blandahaat [haat tegen Nederland/Nederlanders, L.S.], met asociale, antisocialistische en met crypto fascistische uitingen; het is de groep die in hypnose is van het trommelvuur van zijn woord-terreur.Ga naar eindnoot24 Wat betreft het eerste punt stelt Hakker dat er bij Robinson een omslag waar te nemen is: waar hij eerst nog een ‘Indische NEDERLANDER’ was die het koloniale verleden verheerlijkte (door middel van ‘kritiekloze portrettering van diverse “empire builders” die “ons” Indië hebben groot gemaakt’ bijvoorbeeld), zou hij zich vanaf de zesde jaargang meer als antikoloniaal zijn gaan profileren.Ga naar eindnoot25 Dit ging volgens Hakker hand in hand met het opkomen van het bewustzijn ‘Indo’ te zijn en de eerder genoemde groeiende rancune tegen Nederland. Hakker is dus niet te spreken over Robinsons verheerlijking van het koloniale verleden - die volgens hem onder meer vorm krijgt in sentimentele herinneringen - maar ook met de formulering van de Indo als ‘authentiek subject’ blijkt Hakker moeite te hebben.Ga naar eindnoot26 Hoewel hij stelt dat hij hierover zelf geen wetenschappelijk oordeel kan vellen, haalt hij diverse bronnen aan die kritisch zijn op het gebruik van raciale categorieën in het algemeen en het gebruik van ‘gemengdbloedigheid’ als bepalende eigenschap van de Indo in het bijzonder.Ga naar eindnoot27 Hakker refereert hierbij onder meer aan de socioloog W.F. Wertheim, die had gesteld dat ras een sociale constructie is.Ga naar eindnoot28 Niet alleen op conceptueel niveau vindt Hakker het formuleren van een ‘Indo’-identiteit problematisch, maar ook op historisch niveau. Hij stelt dat de ‘Indo's’ in de koloniale hiërarchie nooit een tussenpositie hebben ingenomen, maar zich met de koloniale (witte) machthebber hebben geassocieerd. Ter illustratie haalt hij de oprichting van het I.E.V. (Indo-Europeesch Verbond) in 1919 aan, een sociaal maatschappelijke organisatie die tot doel had Indo-Europeanen in Nederlands-Indië te vertegenwoordigen en te verenigen. Het I.E.V. streefde naar de onafhankelijkheid van Indonesië, maar wel met een blijvende invloed van Nederland en met een | ||||||||||||||||||
[pagina 356]
| ||||||||||||||||||
belangrijke positie voor Indo-Europeanen.Ga naar eindnoot29 Hakker is kritisch over de manier waarde de organisatie de positie van Indo-Europeanen formuleert: [Het] I.E.V. heeft de Indo's samengebundeld als groep structurerend tussen blanken ener- en Indonesiërs anderzijds. Tussen blank en bruin, maar dan zo ver mogelijk van de Indonesiërs wèg en zo dicht mogelijk opgeschoven naar de blanke kant.Ga naar eindnoot30 Verderop generaliseert Hakker dit door te stellen dat ‘overal ter wereld de halfbloed’ last heeft van ‘superioriteitswaan’ en ‘ongevoelig [is] voor de wereld van de getinte volbloed’.Ga naar eindnoot31 Ook Robinson zou volgens Hakker lijden aan superioriteitswaan, wat zou blijken uit zijn columns, waarin hij een gebrekkige kennis van de leefwereld van de Indonesiërs tentoon zou spreiden. Tegelijkertijd zou Robinson een grote rancune jegens Nederland hebben.Ga naar eindnoot32 Het tweede punt van kritiek heeft betrekking op Robinsons politiek-economische positie. Robinson zou volgens Hakker, die zichzelf, impliciet, als socialist lijkt te positioneren, reactionair en antisocialistisch zijn. Dat blijkt met name uit Hakkers evaluatie van Robinsons stukken over de Verenigde Staten, waarin Robinson erg positief is over de manier waarop de maatschappij aldaar is georganiseerd: mensen kunnen er zichzelf zijn, zijn gelijk ongeacht hun ras en iedereen kan er zijn eigen broek ophouden (ook zonder ‘social securities’, die in Nederland en Europa zo belangrijk worden gevonden, functioneert het land goed). Hakker verwijt Robinson naar aanleiding daarvan, net zoals Nieuwenhuys had gedaan, een gebrek aan ‘sociaal inzicht’, aangezien hij niet in zou zien dat de wijken waar hij zo enthousiast over is, eerder getto's zijn waar rassendiscriminatie een grote rol speelt.Ga naar eindnoot33 Daarnaast leest Hakker bij Robinson een verheerlijking van het consumentisme, romantisering van armoede en kritiek op het communisme. De vechtersmentaliteit van Robinson keert ook bij Hakker terug, maar krijgt een aanzienlijk minder positieve invulling. Volgens Hakker heeft Robinson met zijn nadruk op het maatschappelijke ‘vechten’ te weinig aandacht voor sociale ongelijkheid. Het idee dat je door hard te werken en door te vechten van een ‘underdog’ een ‘upperdog’ kunt worden, zoals Hakker Tjalie Robinson citeert, past niet bij Hakkers idee over hoe de maatschappij werkt.Ga naar eindnoot34 Tot slot kan nog een derde punt van kritiek worden onderscheiden, dat betrekking heeft op Robinsons imago. Hakker meent dat Robinson zich op laat hemelen door zijn lezers en dat hij geen tegenspraak duldt. Hakker refereert aan een lezersbrief in Tong Tong, waarin een mevrouw Robinson vergelijkt met Mozes. Hakker merkt | ||||||||||||||||||
[pagina 357]
| ||||||||||||||||||
op: ‘Ongegeneerd laat Tjalie deze bijna-blasfemie, gretig aanvaard aureool om zijn image, afdrukken.’Ga naar eindnoot35 Hakkers kritiek betreft dus ook de self-fashioning van Robinson als voorman van de Indische gemeenschap. | ||||||||||||||||||
Tot slot. Indische identiteit in onderhandelingDe brochure die ik hierboven heb besproken, belicht kortom de ‘vechter’ Robinson vanuit een ander perspectief dan dat wat dominant is geworden. Hakker bekritiseert Robinsons ideeën over Indische identiteit en de nostalgie en rechtse politiek die daar volgens hem aan ten grondslag ligt. Hakker wijst niet geheel af dat er zoiets bestaat als de ‘Indo’ of een Indische identiteit, maar kan zich niet vinden in de manier waarop Robinson die identiteit invult en propageert. Dat doet Hakker vanuit een positie die mede bepaald is door zijn eigen linkse politieke opvatting, en zijn eigen maatschappelijke positie, waarmee zijn brochure een voorbeeld is van toe-eigening van de figuur Robinson. Ongeacht of Hakker hier gelijk of ongelijk heeft, zijn tekst biedt wel aanleiding om nader onderzoek te doen naar de manier waarop Robinsons politieke idealen en zijn ideeën over de Indische identiteit en de positie van Indo-Europeanen in de Nederlandse maatschappij elkaar onderling hebben beinvloed - een aspect dat in de herinnering aan en de studie van Robinson als voorman nauwelijks een rol speelt. Hoewel Tong Tong. Het enige anti-Nederlandse blad ter wereld waarschijnlijk een kleine verspreiding kende, schetst de tekst wel een tegenbeeld tegenover het beeld van Robinson als ‘stem van Indisch Nederland’. Teksten als die van Hakker laten daarmee zien dat wat als ‘Indisch’ wordt beschouwd, geen vast gegeven is, maar een proces van onderhandeling en een ‘politiek van positionering’. | ||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||
[pagina 358]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 360]
| ||||||||||||||||||
Lisanne Snelders (1988) is onderzoeker, docent en programmamaker. In 2018 promoveert ze aan de Universiteit van Amsterdam op haar proefschrift Hoe Nederland Indië leest. Hella S. Haasse, Tjalie Robinson, Pramoedya Ananta Toer en de politiek van de herinnering. In dit onderzoek combineert ze inzichten uit de postkoloniale studies, memory studies en kritische rasstudies. Ze is als programmamaker verbonden aan het internationaal literatuurfestival Read My World. |
|