Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||
Tussen Batavia en Middelburg
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||
Van Trichts schrijverschapEen bekende broer van Barend was de jongste van de zes kinderen Van Tricht, de letterkundige Hendrik Willem (Hein) (1897-1982), die een biografie van P.C. Hooft zou schrijven en zich daarnaast vooral met Louis Couperus en Frederik van Eeden zou bezighouden.Ga naar eindnoot4 Hij was getrouwd met Elisabeth Keesing (1911-2003), die eveneens letterkundige was en in Op de muur uit 1981 over haar ervaringen in Indië en Indonesië zou schrijven. Volgens haar levensbericht van Hein waren de leden van de familie Van Tricht begiftigd met een behoorlijk taalvermogen. Zo vertaalde vader Van Tricht in zijn vrije tijd onder het pseudoniem Dutric werken van Dickens en Thackeray.Ga naar eindnoot5 Ook Barend had schrijftalent, zoals blijkt uit het al genoemde Levende Antiquiteiten in West-Java. Het is een boek in de traditie van de tropische etnografie, dat handelt over de Baduy, een volk dat in het beboste, bergrijke deel van Zuid-Bantam leeft en een gesloten gemeenschap vormt van ongeveer vijfduizend mensen met een volkomen eigen sociaal en religieus systeem, dat een combinatie vormt van animisme, hindoeïsme, boeddhisme en voorouderverering. Ondanks de toenemende druk van de buitenwereld blijven bij de Baduy veel beschavingsinvloeden van buitenaf taboe. De zeden zijn er streng.Ga naar eindnoot6 Gerard Termorshuizen acht het kenmerkend voor de reisverslagen waarin ontmoetingen tussen Europese reizigers en inheemsen centraal staan, dat er enerzijds een objectieve en vaak wetenschappelijke belangstelling aan de dag wordt gelegd voor de in de binnenlanden aangetroffen samenlevingen, terwijl deze anderzijds op een idealiserende manier worden beschreven, waarbij hun levenswijzen worden gerepresenteerd als ‘natuurlijk’ en ‘onbedorven’.Ga naar eindnoot7 Dat geldt ook voor Van Tricht. Hij voegt daar in Levende Antiquiteiten in West-Java echter wel een heel eigen element aan toe: een werkelijk superieure, bijna Engelse vorm van zelfspot. Zo schrijft van Tricht in zijn eerste hoofdstuk: Aanleiding tot deze publicatie was een tocht, in Mei van dit jaar (1928) ondernomen door de hoogleeraren Prof. J. Boeke en Prof. C.D. de Langen en schrijver dezes, met het doel het sinds eeuwen geïsoleerde volkje der Badoejs in Zuid-Bantam met geneeskundigen blik te bekijken en te onderzoeken. Wij veronderstelden dat isolement en inteelt belangrijke gevolgen, anthropologisch en physiologisch, konden hebben gehad en verwachtten bijzonderheden te zullen vinden op ziektekundig gebied. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||
zou kunnen zijn, ondervonden bij deze plannen niet genoeg te waardeeren steun van den Gouverneur van West-Java en hadden, last not least, het geluk den heer R.A.A. Achmad Djajadiningrat bereid te vinden ons te vergezellen en het terrein van onderzoek voor ons te effenen. Hij toch is de oogen der Badoejs door zijn afstamming rechtstreeks verwant aan hun voorouders en is als gevolg van die relatie de eenige raadsman wien zij vertrouwen schenken. Om te vervolgen met: De passieve weerstand, waarop wij stuitten, en die voortsproot uit de angst der Badoejs om de beschaving van buiten, in welken vorm ook, toe te laten, ware slechts te overwinnen door een sterke pressie van de zijde der regeering, waartoe deze echter, na van vroeger af de adat der Badoejs en hun zelf gekozen isolement geëerbiedigd te hebben, geen aanleiding kan vinden. Waarschijnlijk zeer terecht.Ga naar eindnoot9 Zelfs de foto-onderschriften zijn komisch:
Foto's uit Levende Antiquiteiten in West-Java, 1929.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||
En zo gaat het in het boek vrolijk verder. Dat zijn studie over de Baduy desondanks wel degelijk serieus werd genomen, blijkt uit het feit dat Van Tricht na het verschijnen ervan benoemd werd tot Officier de l'instruction public van het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen.Ga naar eindnoot10 Lid van de Nederlandsch-Indischen Kunstkring was hij al.Ga naar eindnoot11 | |||||||||||||||||||||||
Vriendschappen met andere schrijversHet is dus geen wonder dat Baas van Tricht goed bevriend raakte met Herman Salomonson (1892-1942), schrijver van vele humoristische romans en rijmkronieken, toen Salomonson in Batavia van eind 1923 tot en met eind 1926 hoofdredacteur van de Java-Bode was. Hun vrouwen, die beiden Annie heetten, werden goede vriendinnen. In de Indische brieven van Herman en Annie Salomonson komen Baas en Annie van Tricht met grote regelmaat voor. De twee gezinnen kwamen geregeld bij elkaar over de vloer, gingen samen uit naar de Harmonie en de bioscoop en maakten tripjes naar Soekaboemi, Sindanglaya, Tjepper, Wanasari en uiteraard ook naar het land der Badoejs.Ga naar eindnoot12 Annie Salomonson, ontwikkeld en belezen, spits en gevat in de conversatie en een mooie vrouw bovendien, verveelde zich vaak stierlijk in het enorme huis aan de Kramatlaan 24 in Weltevreden.Ga naar eindnoot13 Het enige wat volgens haar het leven een beetje kleur kon geven, was een (onschuldige) flirt. In een ongedateerde brief aan haar moeder schreef zij over haar leven in Indië: Dood-saai. Het eenige genoeg'lijke is dat v. Tricht iederen dag kwam. Hij bleef dan een kop koffie drinken en kletsen. Hij heeft vreeselijk geavanceerde denkbeelden, vindt alles dadelijk erg van mannen en tolereert alles van vrouwen. Hij is een beetje verlegen eigenlijk en 't aantrekkelijke van hem is, dat hij zoo sterk is. In die beteekenis van alles in 't leven aandurven. In deze hitte sterft alle erotiek; anders zou ik misschien wel verliefd op hem zijn; nu niet in 't minst. Op 13 april 1925 schreef ze schertsend aan haar moeder, die in Den Haag woonde, dat ook Baas het prachtig zou vinden als ze over zou komen naar Indië, ‘in de hoop, dat je met hem flirten zou. Je zou hem aardig vinden, want ik ben ook dol op hem.’ Baas van Tricht was het ook die op 28 februari 1925 Nannette (Netje) Salomonson ter wereld hielp komen in het woonhuis van de Salomonsons in Weltevreden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||
Baas van Tricht in Batavia. Collectie Netje Fernhout-Salomonson.
Baas van Tricht had een vlotte pen, zo blijkt onder meer uit Levende antiquiteiten in West-Java en de stukken die hij voor het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde schreef. Opvallend genoeg heeft hij echter zijn rol in de Indische literatuur niet via zijn eigen pen verworven, maar via die van anderen. Barend van Tricht treedt namelijk, behalve in de bijzonder leesbare, zonder meer literair te noemen brieven van de Salomonsons, maar liefst drie keer op als romanpersonage. De eerste keer is dat het geval in E. du Perrons Het land van herkomst. Arthur Ducroo raakt in zijn tweede jaar op de HBS bevriend met een zekere Baur. Baur is een veertienjarige Indo, die seksueel ervaren is. Zo zou hij al een verhouding met een getrouwde vrouw hebben gehad. Baur verblijft enige tijd in Gedong Lami, het huis van de Ducroos, omdat zijn vader hem het huis uit heeft gegooid. Hij wil geen kostgeld voor zijn zoon betalen. Baur vindt ten slotte zelf een oplossing voor het probleem: Enige dagen later kwam bij ons een jonge architect, van wie mijn ouders toen niet wisten dat hij bekend stond als homosexueel; hij zei dat hij zich voor Baur | |||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||
interesseerde en het kostgeld voor zijn rekening nam. Baur [...] hield door de telefoon lange gesprekken met de architect; hij kwam altijd met boeken thuis als hij bij hem geweest was.Ga naar eindnoot14 Deze gebeurtenis zou zich in het schooljaar 1912-1913 hebben afgespeeld.Ga naar eindnoot15 In het Greshoff-exemplaar staat in een noot te lezen dat Du Perron zich hier vergist had: ‘Niet een jonge architect, maar een jonge dokter, geheten van Tricht.’Ga naar eindnoot16 Het is waarschijnlijk dat Du Perron het eveneens mis had waar het de aard en de bedoelingen van Van Tricht betrof. Aan het einde van de jaren twintig raakte Baas van Tricht ook bevriend met de Chileense consul in Batavia. Op 6 december was Van Tricht getuige bij het huwelijk van de zesentwintigjarige Neftalí Ricardo Reyes Basoalto met de vier jaar oudere Indische Maria Hagenaar uit Djokjakarta. Neftalí Ricardo Reyes Basoalto zou later beter bekend worden onder de naam Pablo Neruda (1904-1973). Als vriend van het gezin Reyes zou Barend van Tricht samen met zijn vrouw als personage worden opgevoerd in het gefictionaliseerde levensverhaal van Maria Hagenaar, En het vergeten zo lang, van Pauline Slot uit 2010, en in de postmoderne roman over het leven van de jong gestorven dochter van Neruda en Hagenaar, Malva, van Hagar Peeters uit 2016. Van Tricht komt in Slots roman een paar keer voor. De eerste keer als Maruca (Slot gebruikt de naam die Neruda zijn vrouw gaf in plaats van Maria) aan boord van de mailboot Pieter Corneliszoon Hooft met haar man haar geboorteland Indië verlaat en terugdenkt aan hun vriendenkring in Batavia, waartoe naast de Duitse consul Herz ook Barend van Tricht behoorde.Ga naar eindnoot17 De tweede keer als zij zich op het schip een vrolijk diner bij de Van Trichts herinnert.Ga naar eindnoot18 Slot laat Neruda (bij haar Neftalí) aan zijn vrouw voorstellen bij de Van Trichts te verblijven, omdat dit volgens hem de beste plek zou zijn voor haar en Malvita:Ga naar eindnoot19 Het huis van de Van Trichts was te klein geweest om Malva en haar te herbergen; dat had ze meteen gezien, toen ze er op 8 december arriveerden. Neftalí had niet meer dan een middag en een avond met hen doorgebracht. Zijn aandacht was vooral naar Barend uitgegaan, met wie hij uren discussieerde over de situatie in Europa. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||
Maruca vertrekt naar een goedkoop pension: een kleine kamer in een huis vlak bij de oude haven zonder verwarming. Soms wil ze open kaart met Barend van Tricht spelen en hem vertellen dat zij en Malva niet vanwege het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog naar Monte Carlo zijn gebracht, maar vanwege het feit dat Neftalí er een andere vrouw opna houdt: Haar oude vriend wist niet beter of Neftalí was druk met een nieuwe diplomatieke post. Ze verlangde naar Barends verontwaardiging als hij zou horen dat Neftalí met een andere vrouw in Parijs was. Soms fantaseerde ze over wat hij dan zou zeggen.Ga naar eindnoot21
Lunch ter ere van de eerste Indië-vlucht in november 1924 gemaakt met een Fokker VII (de H-NACC), gevlogen door de vliegeniers A.N.J. van der Hoop en H. van Weeden Poelman en de boordwerktuigkundige P.A. van den Broeke. Achter Van der Hoop staat Herman Salomonson. Baas van Tricht heeft zijn zoon Rudi op zijn schouder. Voor hem zit zijn vrouw Annie. Collectie Netje Fernhout-Salomonson.
Hagar Peeters laat in Malva de jonggestorven dochter de pen van Neruda oppakken, die haar vader bij zijn overlijden uit zijn hand heeft laten glijden en laat haar vanuit een hiernamaals haar kijk op de geschiedenis van haar ouders en zichzelf weergeven. Ook het leven in Indië van Maria Hagenaar wordt in de roman besproken.Ga naar eindnoot22 Op pagina 23 trouwen haar ouders in Batavia, maar de Van Trichts komen pas honderd | |||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||
pagina's later in beeld als ze Maria en Malva opvangen in Monte Carlo, om ze een half jaar later naar Nederland te begeleiden.Ga naar eindnoot23 Het zijn vrijwel onbekende, minder vrolijke en zelfs tragische verhalen over een groot dichter die een klein mens blijkt te zijn als hij zijn vrouw en zieke kind in de steek laat.Ga naar eindnoot24 Barend van Tricht wordt door zowel Slot als Peeters geschetst als een warm en humaan mens. In zijn memoires, in het Nederlands getiteld Ik beken, ik heb geleefd (1975), rept Pablo Neruda met geen woord over zijn dochter Malva. Ook in zijn overige werk doet hij dat niet. | |||||||||||||||||||||||
De scheepsrampOp zaterdag 30 april 1932 vertrok Barend met zijn gezin en een gouvernante, mevrouw Mens, naar Europa voor verlof. De arts werd uitgeleide gedaan door Professor De Langen en tal van andere medici. Op het promenadedek was voor Dr. Van Tricht een hoek gereserveerd waar een schat stond aan bloemen die door vrienden ten afscheid aan de geneesheer gezonden waren.Ga naar eindnoot25 Met de KPM voeren zij naar Singapore, waar zij overstapten op de Franse mailboot George Phillipart. Op 17 mei berichtten Nederlandse dagbladen, en de Indische kranten een dag later, dat er in de Golf van Aden aan boord van de George Phillipart brand was uitgebroken. Tweehonderd van de elfhonderd opvarenden werden vermist.Ga naar eindnoot26 Het schip van de Messageries Maritimes werd door een Russisch Sowjetskaja geheel verlaten aangetroffen en zou twee dagen later zinken. De Franse kranten vermoedden een aanslag door communisten, maar dat bleef een onbevestigd bericht.Ga naar eindnoot27 In de zee dreven lijken van omgekomen opvarenden.Ga naar eindnoot28 Het Russische schip en twee Engelse boten brachten de overlevenden naar Aden. De kranten meldden dat er geen Nederlandse opvarenden vermist werden. Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië berichtte op 18 mei 1932 dat een particulier telegram werd ontvangen waarin Van Tricht meldde dat hij met vrouw en kinderen en gouvernante gered was. Een dag later werd echter duidelijk dat Van Tricht en zijn vrouw de brand hadden overleefd, maar zijn twee kinderen en de gouvernante niet.Ga naar eindnoot29 In de krant vertelde Barend van Tricht over de ramp: De ramp geschiedde zonder eenige waarschuwing vooraf, en trof voornamelijk het dek D. Wij werden plotseling wakker en vonden in de gang alles stil. Daar hing een dichte, heete, verstikkende rook. Hoog opschietende vlammen waren om ons heen. Ik sleepte mijn vrouw naar de dichtstbijzijnde trappen en naar het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||
dek. Daar zag ik, dat het schip in lichte laaie stond, ook de commandobrug en de reddingbooten, die voor mij waren. Ik rende terug naar de kinderen, maar kon hun hut niet bereiken. Ik voelde dat ik bewusteloos ging worden en strompelde terug naar het dek, nog steeds in de hoop dat de kinderjuffrouw met de kinderen eerder ontkomen zou zijn, doch blijkbaar zijn zij omgekomen in de hut. [...] Mijn vrouw verliet het schip om twee uur 15 in een stampvolle boot, die ernstig lekte. Er waren in die boot slechts vier matrozen, die 'de beschikking hadden over twee roeispanen. Lichten had deze sloep niet aan boord. Zij dreef zes uren rond, voordat zij het Russische schip bereikte. Ik ging om drie uur 30 van de brandende ‘Georges Philippar’ en bereikte het Russische schip in twee uren.Ga naar eindnoot30 Rudi en Anneke van Tricht, respectievelijk tien en tweeënhalf jaar oud, waren samen met hun gouvernante in hun hut verbrand. Barend van Tricht schreef in een telegram aan zijn vriend dr. F.J. Hilterman: ‘Wij zijn hopeloos en vertrekken met de eerste gelegenheid naar Marseille.’ Na de ramp van 17 mei 1932 bezochten Barend en Annie van Tricht de Salomonsons in Den Haag. De zevenjarige Netje was boven in het woonhuis op Laan Copes van Cattenburch 129, toen de Van Trichts binnenkwamen. Ze vroegen naar Hans en Netje, de kinderen van de Salomonsons. Bovenaan de trap geneerde Netje zich ervoor dat zij er nog wel was en hun kinderen niet meer. Zij kon bijna niet naar beneden komen van ellende.Ga naar eindnoot31 Van Tricht en zijn vrouw besloten niet terug te keren naar Batavia en vestigden zich in Monte Carlo. Aan de Boulevard des Moulins bouwde hij een bloeiende praktijk op en werd hij spoedig een geziene figuur.Ga naar eindnoot32 Kinderen zouden er niet meer komen. In Monte Carlo leidden Van Tricht en zijn vrouw een rustig leven. In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde beschreef hij de bonte stoet aan bejaarden die in Monte Carlo langs zijn praktijk trok: Ondertusschen trek ik hier dagelijks op met mijn grijsaards en oude dames, waaraan therapeutisch weinig maar diagnostisch veel werk te doen is en die ook sociaal dikwijls belangwekkend zijn door gewezen en meestal vervallen ‘grandeur’: ex-generaals, -admiraals, -ministers, -gouverneurs van dominions, -olie- of staalmagnaten, veelal in versleten kleeren, naast goedgekleed uitvaagsel, en door de roulette ten gronde gerichte, voormalige society-ladies of aantrekkelijke bohémiens.Ga naar eindnoot33 De Salomonsons, die in 1927 naar Den Haag verhuisd waren, kwamen ook daar geregeld bij de Van Trichts op bezoek.Ga naar eindnoot34 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||
ZeelandIn de meidagen van 1940 snelden een Nederlandse Rode Kruisarts gehuld in een wit tropenpak en zijn vrouw vanuit hun woonplaats Monte Carlo naar Walcheren om daar de Nederlandse troepen medische bijstand te bieden tijdens hun strijd tegen de Duitsers. Terwijl sommige Zeeuwse notabelen in de eerste oorlogsdagen halsoverkop de wijk naar Engeland namen, zocht Barend van Tricht het oorlogsgebied juist op om zijn kwaliteiten als arts (en Annie als verpleegkundige) in te zetten voor de Zeeuwse bevolking, een daad waarvoor Barend door Frankrijk en Nederland onderscheiden zou worden.Ga naar eindnoot35 In zijn epistel over de Zeeuwse avonturen tijdens de oorlog van hem en zijn vrouw schreef hij een zin op die hun levensmotto kon zijn geweest: ‘Het leven van een in evolutie verkerend mensch of beter van een mensch die behoort tot het in evolutie verkeerende menschenras, heeft slechts waarde door strijd en opoffering en niet door de egoïstische bestaantjes die wij geneigd zijn als ideaal te beschouwen.’Ga naar eindnoot36 In augustus waren Barend en Annie van Tricht na een lange tocht door België en Frankrijk weer terug in het stadstaatje aan de Rivièra. In een lange briefaan zijn broer en diens vrouw doet Van Tricht verslag van de vijf oorlogsdagen op Walcheren:Ga naar eindnoot37 Dit is slechts een voorproefje van wat ons te wachten staat, want West-Europa is between the devil and the deep sea. Als Engeland het kan houden en Duitschland het ten slotte toch aflegt, zullen de geoccupeerde landen tot den laatsten droppel worden uitgeperst en zelfs meegesleept in het verderf. Dit is the deep sea. Als ik dit niet al lang zelf heel sterk aanvoelde was ik niet naar Holland gegaan. Ik heb meermalen gemerkt dat men het dwaas vond en zelfs dikdoenerig, maar ik kan zolang ik goed gezond ben en vrijheid heb om over mijn eigen daden te beschikken (een vrijheid die ik natuurlijk voor een groot deel dank aan de loyale medewerking van Annie) niet gezapig in het zonnetje blijven zitten wanneer zich het Armageddon (the battle of the battles) afspeelt en ons eigen volk daarin als slachtoffer betrokken wordt. Vooral als dokter kan je altijd nog meer doen dan je medische taak in engeren zin, wat ik tijdens onze recente omzwerving erg sterk gevoeld heb. [...] Onze indruk in de vijf dagen op Walcheren was over het algemeen vrij treurig, hoewel ik fijne kerels ontmoet heb.Ga naar eindnoot38 Op 14 mei 1940 capituleerde Nederland met uitzondering van Zeeland, omdat daar Franse troepen gelegerd waren. Op 17 mei trof Middelburg het lot dat een paar dagen | |||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||
eerder Rotterdam beschoren was geweest: de binnenstad werd gebombardeerd en vloog in brand. Pas op 27 mei werd de strijd tegen de Duitsers beëindigd. Van Tricht schrijft over de volstrekte chaos in die Zeeuwse oorlogsdagen, waarin hij en zijn vrouw (onder meer in Vlissingen en Kleverskerke) gewonden verzorgden, bombardementen en schotenwisselingen meemaakten en elkaar kwijtraakten, om elkaar uiteindelijk in Vlissingen weer per toeval tegen te komen. Met veel geluk wisten zij nog net aan boord te stappen van een Franse mijnenveger om de Westerschelde over te steken, waarbij tijdens het aan boord gaan Annies koffer met kleren en schoenen in het water viel. Onder hevig vijandelijk vuur bereikten ze vervolgens Breskens. Het echtpaar vluchtte dwars door België per auto, te fiets en te voet en wist Quend Plage in Noord-Frankrijk te bereiken te midden van een steeds uitdijende stroom vluchtelingen. Soms liepen zij dertig kilometer per dag. Tijdens de vlucht slonken Annies hoge hakken - haar andere schoeisel was verloren gegaan - aan de ene schoen tot een derde en aan de andere tot een zesde van de oorspronkelijke hoogte.Ga naar eindnoot39 Na de capitulatie vertrok het echtpaar per fiets vanuit Noord-Frankrijk, dat zwaar gehavend was door het verwoestende oorlogsgeweld, naar Parijs. Burgemeesters, gendarmes en verpleegsters bleken massaal hun posten te hebben verlaten. Onderweg overnachtten zij in een ziekenhuis waarvan het personeel met achterlating van alle patiënten vertrokken was. Een heroïeke bejaarde dame, een voormalige lerares, handhaafde er de orde en zwaaide er de scepter over de tweehonderdvijftig zieken. Van Tricht werd er met open armen ontvangen, omdat het stinkende verband van de geamputeerden nu eindelijk na een week kon worden vervangen.Ga naar eindnoot40 Langs de kant van de weg zagen zij allerlei onbeheerde spullen en voertuigen, de stille getuigen van de paniek bij de voor de Duitsers vluchtende Fransen. In sommige auto's zaten zelfs nog honden tevergeefs op hun baasje te wachten. Op de heenweg hadden zij die ook al gezien; een week later, na de capitulatie, zaten ze er nog.Ga naar eindnoot41 Via Parijs en Lyon wisten zij dankzij bemiddeling van de Zweedse ambassade en een lift van een eigenaar van een Chinees restaurant het neutrale Monaco te bereiken, waar verbaasde kennissen hen begroetten. In Monte Carlo had namelijk het gerucht de ronde gedaan dat Barend en Annie aan de Belgische grens gefusilleerd waren.Ga naar eindnoot42 | |||||||||||||||||||||||
BesluitNa de Tweede Wereldoorlog keerde Barend van Tricht als lid van het Nederlandse Rode Kruis, afdeling Indonesië, terug naar de Oost.Ga naar eindnoot43 Bovendien werd hij er in 1947 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||
voorzitter van het ‘Comité voor terreurslachtoffers’, dat zonder onderscheid van ras of geloof mensen bijstond, en in 1948 waarnemend voorzitter van Medische Coördinatie-Raad tot deze werd opgeheven.Ga naar eindnoot44 Barend van Tricht stond aan de basis van de oprichting van het Indonesische Rode Kruis.Ga naar eindnoot45 Op 14 december 1954 overleed hij op 69-jarige leeftijd. Zijn vriend prof. dr. C.D. de Langen (1887-1967), hoogleraar in de Geneeskunde te Amsterdam, schreef in zijn In Memoriam over hem dat hij een van de beste huisartsen was die hij in zijn leven had ontmoet. Hij roemde zijn heldere en actieve geest, zijn toewijding en zijn belangstelling voor sociale verhoudingen, kunst en de geschiedenis van Indonesië. De Lange roemde zijn moed ‘als vrijheidsstrijder in de laatste wereldoorlog’. Volgens hem was Baas een schitterend en boeiend causeur met een altijd sprankelende humor, ondanks de harde tegenslagen die het leven hem had gebracht: Het is moeilijk in een kort overzicht deze bijzondere mens goed en naar waarde te schetsen. In de herinnering van zijn vrienden blijft Baas voortleven als iemand die hun veel heeft gegeven in de jaren van hun vriendschap. Naar Mevrouw van Tricht gaat onze grote deelneming uit. Eerst heeft zij haar kinderen moeten afstaan en nu haar man. Misschien kan het haar een troost zijn te weten, dat zovelen van hem hebben gehouden en hem niet zullen vergeten, ook nu hij niet meer bij ons is.Ga naar eindnoot46 Annie van Tricht zou haar man met bijna een halve eeuw overleven. Zij stierf in 2000 te Monte Carlo, op 102-jarige leeftijd. Schrijfster Pauline Slot heeft Baas en Annie van Tricht - waarschijnlijk zonder te weten van het verlies van hun kinderen Rudi en Anneke - mooi geportretteerd in En het vergeten zo lang als ze in Monte Carlo Maria Hagenaar en haar dochter Malva opvangen: Gelukkig waren de Van Trichts er. Ze nodigden haar uit om te komen dineren of namen Malva mee om thee te drinken op een terras met uitzicht over de witte stad, de groene heuvels en de blauwe lucht. Dan zaten ze daar: twee vrouwen, een kind en een man. Maruca was blij dat ze haar dochter op schoot had. Het kon niet anders of de mensen zouden denken dat Barend Malva's vader was, en zij zijn vrouw.Ga naar eindnoot47 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||
Coen van 't Veer (1968) studeerde Nederlands in Leiden. In 2013 werd hem de ‘NWO promotiebeurs voor docenten’ toegekend voor het schrijven van De kolonie op drift, een dissertatie over de representatie in fictie van de zeereis tussen Nederland en Indië in de periode 1850-1940. In 2006 verzorgde hij de heruitgave van Melis Stokes Zoutwaterliefde. Met Gerard Termorshuizen bezorgde hij in 2018 Herman Salomonsons' Indisch leven in Den Haag 1930-1940. Samen met Termorshuizen schreef hij ook Een groots en meeslepend leven, een biografie over de Indische journalist en persmagnaat D.W. Berretty (1891-1934). |
|