Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| ||||||||
Verlangend naar kerktorens en vrolijk wiekende molens
| ||||||||
Barre jaren in DirkslandWalraven wordt op 7 juni 1887 geboren in Dirksland als eerste kind van een kruidenier en een schippersdochter.Ga naar eindnoot1 Goeree-Overflakkee is in die tijd een bar eiland zonder waterleiding, laat staan elektriciteit. De harde wind blaast langs de kilometerslange, kaarsrechte wegen, waar amper een boom staat. Tussen de dorpen zijn de wegen verhard met schelpen of grind, maar dat geldt niet voor de verbindingen tussen de landerijen en de polders. Het gevolg is dat de zware landbouwwagens geregeld vast komen te zitten. Als ze geen dringende reden hebben om naar een andere plaats te gaan, blijven de bewoners bij voorkeur in hun eigen dorp. Willems vader, Frans, is een man van gestaalde principes maar met een beperkte blik. Aanvankelijk gaat hij onder een juk met twee emmers kruidenierswaren en stoelenmattersbiezen de boeren af. Dat doet hij kennelijk met succes, want het juk wordt vervangen door een kruiwagen, die weer plaatsmaakt voor een handkar, getrokken door één en later zelfs door drie honden. Maar Frans is geen liefhebber van veranderingen. Pas als hij met zijn hondenkar van een dijk afrolt en te midden van zijn handelswaar in een sloot belandt, besluit hij een ezel te kopen. Met het lastdier, dat alleen bij de teugel geleid wil worden, trekt hij met steeds meer goederen de kermissen op het platteland af. Op een dag wordt Frans, die naast zijn ezel loopt, door een groepje landarbeiders gegroet met de woorden ‘Goeie morrege saâm!’. Die | ||||||||
[pagina 258]
| ||||||||
gebeurtenis brengt hem ertoe een paard aan te schaffen.
Frans Walraven, de vader van Willem. Particuliere collectie.
| ||||||||
Uitzicht op de pleeMet zijn op de kermissen verdiende geld opent Frans aan de Straatdijk 38 in Dirksland een kruidenierswinkel met het assortiment van een klein warenhuis. Een gesprek aanknopen met zijn klanten gaat hem moeizaam af, omdat Frans stottert, een familiekwaal. Het komt daarom goed uit dat zijn vrouw Antje van Kassel achter de toonbank staat. Zij heeft van haar schippersfamilie de gave van het vertellen geërfd. Ook is ze tamelijk zorgeloos in het omgaan met geld in tegenstelling tot haar man, die geregeld klaagt over zijn ‘erme kappetoaltje’. Na Willem worden er op de Straatdijk nog drie kinderen geboren, twee zoons en een dochter. De derde zoon, Gerard, zal al in 1898 op achtjarige leeftijd overlijden aan hersenvliesontsteking. Het is tekenend voor Willem Walraven dat hij later wél met grote precisie de feesten beschrijft die datzelfde jaar op het eiland gevierd worden rond de inhuldiging van koningin Wilhelmina, maar dat hij het overlijden van zijn broertje niet vermeldt. Het zal geregeld voorkomen dat een gebeurtenis hem zo aangrijpt dat hij niet in staat is erover te schrijven.Ga naar eindnoot2 De jongen groeit op in het grote, begin zeventiende-eeuwse pand aan de Straatdijk, dat door zijn vader wel hersteld wordt, maar nergens verbeterd. Alle donkere hoekjes worden gehandhaafd, de bedstee ligt nog altijd boven de koude kelder en ook op de open zolder, waar de kinderen slapen, is het in de winter erbarmelijk koud. Willem herinnert zich hoe je vanuit de keuken rechtstreeks op de plee uitkijkt, die zich achter het huis bevindt net als de regenbak. | ||||||||
[pagina 259]
| ||||||||
Ondanks de klachten van vader Walraven verlopen zijn zaken voorspoedig. Frans' zuinigheid blijkt grenzeloos. Hij gebruikt etiketten, enveloppen of eindjes touw opnieuw en lengt de verdroogde resten uit oude verfpotten aan, zodat hij die als nieuwe verf kan slijten. Zijn tochten over het eiland zet hij voort, zij het met een lagere frequentie. In die tijd is de relatie tussen Willem en zijn vader nog goed. Hij mag soms mee op diens reizen en zelfs naar Rotterdam, maar bij een bezoek aan Goedereede neemt zijn vader niet de moeite om even door de rijden naar de beroemde roodstenen toren. De jongen geniet meer van de boeiende verhalen van opa Van Kassel, die vaak op de kinderen past als zijn dochter in de winkel staat. De oude beurtschipper beschikt over een groot repertoire, opgebouwd tijdens zijn talloze boemeltochten. | ||||||||
Redeloze woedeaanvallenWillem waardeert het heldere verstand van zijn moeder, die met haar humor de starheid van zijn vader kan relativeren. Ze heeft echter ook last van plotselinge en redeloze woedeaanvallen, die hem angstig maken. Zodra ze iemand beoordeelt, doet ze dat met genadeloze scherpte. Zelfs over haar eigen moeder merkt ze op dat die ‘geen spooge water’ voor een ander overheeft. Antje blinkt ook uit in het bereiden van even machtige als smakelijke maaltijden, waardoor haar postuur na een aantal huwelijksjaren een sterke gelijkenis vertoont met een compacte grizzlybeer bij een stahoogte van amper anderhalve meter. Willem, die een groot liefhebber van lekker Hollands eten blijkt, bewondert haar culinaire gaven. Nergens zal hij zo van genieten als van haar heerlijke biefstuk of van haar rollade met het onontbeerlijke randje vet. Helaas maakt Antje niet alleen het vlees klaar, maar bepaalt zij tevens de omvang van de porties voor de kinderen. Alleen haar man mag zich naar eigen welgevallen bedienen. Walraven toont zich een waardig erfgenaam van haar talent voor zwaar voedsel. Eenmaal in Indië maakt hij vaak, en met smaak, een worst in de reuzel klaar. Op de lagere school blijkt Willem een vlotte leerling en meester Binkhorst waardeert zijn kwaliteiten op het gebied van de taal. Maar de jongen ergert zich aan het standsbewustzijn van de onderwijzer. In de klas zijn het de rijke kinderen van het dorp die vooraan zitten en de meeste aandacht krijgen. Als er geslagen wordt, gebeurt dat nooit in de voorste rijen. Het is zijn eerste kennismaking met de ongelijkheid in de wereld. | ||||||||
[pagina 260]
| ||||||||
Die goede schoolresultaten leiden al spoedig tot een slechtere verstandhouding met zijn vader. Tegen anderen schept Frans Walraven graag op over de knappe opstellen en het scherpe geheugen van zijn zoon, eenmaal thuis blijkt hij juist zeer afgunstig op de verstandelijke vermogens van de jongen. Het is vooral diens verbale begaafdheid die hem dwars zit; de vader heeft immers al te maken met een vrouw en schoonvader die op dat gebied zijn meerderen zijn. Het wordt nog erger wanneer Willem, die moeite heeft zich vrij onder de mensen te bewegen, gaat stotteren. Hoewel zijn vader zelf lang aan die kwaal geleden heeft, lacht hij zijn zoon erom uit. De grote literaire belangstelling van Willem - die gretig de boeken van Dickens en Walter Scott leest - beschouwt hij als nutteloos, omdat de bakker daar geen brood voor geeft. Veertig jaar later zal Walraven zich nog met afschuw herinneren hoe de kruidenier ‘met zijn stalklompen aan over de Nederlandsche letteren heen marcheerde’.Ga naar eindnoot3 | ||||||||
Gloriën in onzindelijkheidEr is meer op het eiland waar Walraven mee in aanvaring komt. Zoals de gebrekkige hygiënische zorg van de Flakkeeënaars. Wanneer hij in de zomermaanden stilletjes een stukje gezwommen heeft, wordt zijn moeder daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht door de dorpsbewoners. Op Flakkee wordt niet gebaad en de mensen poetsen er evenmin hun tanden. Zijn moeder reageert laconiek op het bericht: ze koopt een zwembroek voor haar zoon. Maar Walraven ergert zich hevig aan het middeleeuwse zedelijkheidsbesef op het eiland. Veel later schrijft hij erover: ‘de plattelander “gloriet” in zijn achterlijkheid en in zijn onzindelijkheid zelfs’.Ga naar eindnoot4 Als geboren buitenstaander weigert hij zich bij de heersende opvattingen neer te leggen. Hij maakt geregeld lange en eenzame wandelingen langs de kustlijn of hij beklimt de Zuiderdijk om te zien hoe fraai de zonnestralen breken op het brede water. Maar ook bij stormachtig weer begeeft hij zich naar de kust. Aan de rand van het ingepolderde land vlijt hij zich neer bij het water. Hij ziet aan de horizon de kerktorens en vrolijk wiekende molens van de dorpen op Schouwen-Duiveland: Renesse, Bruinisse, Zonnemaire, Dreischor en Brouwershaven. Ook volgt hij de zwaarbeladen vrachtschepen vol graan of hout en hij voelt een tomeloos verlangen naar de overkant, naar Zeeland. Wanneer Walraven uren later uit de storm terugkeert naar de rustige huiskamer aan de Straatdijk, kan hij aan zijn ouders met geen mogelijkheid uitleggen waarom hij zo lang is weggebleven. | ||||||||
[pagina 261]
| ||||||||
Na de lagere school volgt Walraven twee jaar lang aan de normaalschool in Middelharnis een opleiding voor onderwijzer, maar zijn stotteren staat een loopbaan voor de klas in de weg. Op zijn veertiende jaar verlaat hij per schip het eiland in noordelijke richting. Hij wordt kantoorbediende bij een handelsonderneming in Delft.Ga naar eindnoot5 Veel vreugde zal Walraven aan deze periode niet ontlenen. Wél maakt hij, door de grote spoorwegstaking uit 1903, kennis met het socialisme, dat hij sindsdien beschouwt als de enige mogelijkheid om de benarde positie van de lagere klassen te verbeteren. Tijdens een uitje in Rotterdam woont hij het optreden van de jonge cabaretier Koos Speenhoff bij. De dichter-zanger is zo populair dat de mensenmenigte voor het theater door de politie te paard in bedwang moet worden gehouden. De liedjes van Speenhoff, die in gewone taal de sociale misstanden hekelt, maken een blijvende indruk op hem. Op het handelskantoor houdt Walraven het nauwelijks twee jaar vol. Vervuld van zijn socialistische idealen keert hij terug naar Dirksland. Hij gaat er werken in het magazijn en de winkel aan de Straatdijk, wat onvermijdelijk leidt tot heftige ruzies met zijn vader. Deze kwalificeert de socialisten eenvoudig als ‘smeerlappen en boeven’. Bij de Kamerverkiezingen van juni 1905 zet Walraven zich persoonlijk in voor de propaganda van de socialistische voorman Willem H. Vliegen, die kandidaat is voor het district Zierikzee. Hij vervaardigt in zijn fraaiste handschrift een aanplakbiljet dat op het gemeentehuis wordt aangebracht om publiek te trekken voor de lezing die Vliegen op 16 mei in Dirksland houdt. De zaal zit die avond stampvol, maar dat is niet de reden dat de achttienjarige Walraven ontbreekt. Hij wordt in huis opgesloten door zijn vader. Tot veel succes leidt zijn inzet voor de socialistische leider niet. Bij de verkiezingen krijgt Vliegen in Dirksland - dat destijds ruim 2100 inwoners telt onder wie 391 stemgerechtigden - precies twaalf stemmen. ‘En ik kende ze niet eens alle twaalf’, noteert Walraven later.Ga naar eindnoot6 Meer resultaat levert de schriftelijke cursus voor het praktijkdiploma boekhouden op. Op 16 en 17 mei 1906 legt Walraven in Rotterdam met succes het examen af. | ||||||||
Avonturen in het hoge grasTijdens zijn hernieuwde verblijf in Dirksland leert hij ook de liefde kennen. In een brief van vijfendertig jaar later kijkt Walraven met weemoed terug op die hartstochtelijke gevoelens uit zijn jeugdjaren. ‘Ik had mijn vroegste avonturen in het hooge | ||||||||
[pagina 262]
| ||||||||
gras, langs den dijk, en honderden hadden die daar met mij. [...] Zoo verliefd te kunnen zijn en zoo te kunnen genieten, ook en vooral lichamelijk.’Ga naar eindnoot7 Zijn geliefde Anthonia Okker [geen familie, FO] is een schippersmeisje, ruim drie jaar ouder dan hij. De verhouding tussen het meisje van gereformeerde huize en Walraven, die uit een liberale familie komt, valt niet in de smaak bij zijn krachtdadige moeder. Zij zorgt ervoor dat het meisje uit de omgeving van haar zoon verwijderd wordt. Dat laatste wordt des te pijnlijker, omdat Anthonia inmiddels zwanger blijkt, al is het de vraag of Walravens moeder daarvan op de hoogte is. De bevalling vindt op 10 maart 1908 plaats aan boord van het schip van haar broer; de aangifte wordt buiten het eiland gedaan, in de gemeente Klundert. Het kind, een dochtertje, met de namen Maria Elisabeth, overlijdt nog geen twee maanden later. Walraven, die pas achteraf hoort dat zijn vriendin zwanger was, heeft zijn moeder de afwijzing van Anthonia nooit vergeven. ‘Wat is moeder voor mij geweest? Hard en gevoelloos. Ze heeft nooit een poging gedaan om me te begrijpen of met me te praten.’Ga naar eindnoot8 Zijn jonggestorven dochtertje zal hij evenmin vergeten. Wanneer in maart 1927 op Java de derde dochter van Walraven en zijn Soendanese vrouw Itih wordt geboren - dus in dezelfde maand als het dochtertje van Anthonia - geeft hij haar vrijwel dezelfde namen: Elisabeth Marie. Dat kan geen toeval zijn. | ||||||||
Vertrouwensman van WilhelminaAan het einde van 1907 vertrekt Walraven naar Rotterdam, waar hij in een groot pension gaat wonen, Ons Tehuis. Een van zijn medebewoners is François van 't Sant, de adjunct-inspecteur van politie die het zou brengen tot vertrouwensman van koningin Wilhelmina, voor wie hij toezicht hield op de ampele amoureuze escapades van prins Hendrik. Walraven schetst een weinig vleiend portret van de later in opspraak geraakte politieman, die zelfs in zijn vrije tijd rondloopt in de geklede jas van de commissaire uit een goedkoop Frans toneelstuk.Ga naar eindnoot9 Walraven heeft het naar zijn zin in de stad. Overdag zit hij aan de leestafel van het befaamde café-restaurant Boneski aan de Coolsingel en 's avonds maakt hij met een vriend lange tochten door de rumoerige volksbuurten vol huizen van pikant plezier, zoals de ‘huppelkeet van Rooden Dirk’. Zijn socialistische idealen verloochent hij niet. Hij wordt lid van de SDAP, bezoekt politieke bijeenkomsten met de linkse dichters Henriëtte Roland Holst en Herman Gorter. Bij Frank van der Goes, de vroegere voorman van de Tachtigers, volgt hij een cursus over de marxistische economie. | ||||||||
[pagina 263]
| ||||||||
Maar in het vinden van een vaste baan, de voornaamste reden van zijn komst naar de Maasstad, slaagt hij niet.
Willem Walraven op de redactie van het bondsorgaan van de Suikerbond, Soerabaja, in de tweede helft van de jaren twintig. Particuliere collectie.
Twee jaar later, in december 1909, steekt hij opnieuw het water over, zij het ditmaal naar een ander continent. Met zevenentwintig dollar op zak emigreert Walraven naar Canada en vervolgens Amerika. Van zijn voornemen om dat schamele bedrag aanzienlijk uit te breiden komt echter niets terecht. De meeste tijd brengt hij door in de Carnegie-bibliotheken met het lezen van de gedichten van Heinrich Heine en Robert Service; voor het overige lijdt hij lichamelijk en geestelijk honger. Na vijf jaar keert hij terug naar Rotterdam, waar de sfeer en het straatbeeld sterk gewijzigd zijn. Enkele maanden eerder is de Eerste Wereldoorlog begonnen en de kleurrijke figuren hebben plaatsgemaakt voor soldaten in grijze uniformen. Ten slotte besluit Walraven, die vreest dat hij zelf ook gemobiliseerd wordt, zich aan te melden als telegrafist bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), dat in deze onzekere tijd dringend behoefte heeft aan versterking. Het levert de inmiddels | ||||||||
[pagina 264]
| ||||||||
achtentwintigjarige Walraven een premie op van tweehonderdvijftig gulden. Dat hij daarmee voorgoed afscheid van Europa neemt, weet hij dan nog niet. | ||||||||
Ruim honderd kiloTijdens zijn driejarige diensttijd op de legerbasis Tjimahi in het aangenaam koele berglandschap van de Preanger leert hij Itih kennen. Zij is een jonge Soendanese vrouw die in het enigszins vervallen winkeltje bij de kazerne werkt, waar Walraven geregeld koffie drinkt. In juni 1918 treedt hij als assistent-boekhouder in dienst bij een vestiging van de Oliefabrieken Insulinde in Banjoewangi aan de uiterste oostkust van Java. Itih besluit haar familie te verlaten om zich bij Walraven te voegen: een reis van twee dagen en meer dan achthonderd kilometer voor een man die zij amper kent. Haar dappere besluit pakt goed uit, want Itih en Walraven zullen elkaar niet meer verlaten. Ruim een jaar later wordt hun eerste dochter geboren, Geraldine Anna, met als roepnaam Non. Om de jonge moeder te laten aansterken, zet Walraven - die nog steeds het eten klaarmaakt - haar een gestoomde worst in de reuzel voor. Wanneer de islamitische Itih de worst voor de helft verorberd heeft, vraagt ze hem bezorgd of het misschien varkensvlees is. Hij bevestigt haar vermoeden en voegt eraan toe dat ze al een halfjaar lang saucisse de boulogne eet, die voor de helft uit varkensvlees bestaat. Na zijn antwoord eet Itih gerustgesteld en met smaak verder.Ga naar eindnoot10 Walraven schrijft aan zijn broer Jaap dat hij meteen na de blijde gebeurtenis met Itih getrouwd is, maar dat blijkt niet juist. Zij trouwen pas in het najaar van 1922 na de geboorte van hun eerste zoon (en derde kind) Willem. Tegen die tijd heeft Itih het bereiden van de maaltijden overgenomen. Voor Walraven, die niet van rijst houdt, kookt ze dagelijks aardappelen, groente en vlees. Haar culinaire inspanningen werpen zichtbaar resultaat af. Binnen een jaar weegt Walraven ruim honderd kilo bij een lengte van een meter drieënzeventig. Dit heeft tot gevolg dat hij uit alle twaalf witkatoenen pakken knapt die hij voor zijn indiensttreding bij Insulinde heeft laten vervaardigen. Tussen 1919 en 1933 zullen Walraven en Itih negen kinderen krijgen, van wie er een bij de geboorte overlijdt. | ||||||||
[pagina 265]
| ||||||||
Band met zijn geboortegrondTijdens de vijfentwintig jaar die Walraven nog in de kolonie doorbrengt - eerst als boekhouder bij verschillende cultuurondernemingen, daarna als een even gevreesde als bewonderde journalist bij De Indische Courant in Malang - zal hij altijd met zijn geboortegrond verbonden blijven. Dat gebeurt in de eerste plaats door de vele en vaak lange brieven die hij aan zijn familie schrijft. Zuinigheid, zoals op Flakkee of in Zeeland gepredikt, behoort niet tot zijn eigenschappen: zijn leven lang is hij bezig zijn voorschotten terug te verdienen. Wat Walraven even onmiskenbaar als permanent verbindt met de Hollandse eilanden, is zijn grote voorliefde voor machtige maaltijden, die hij toch het liefste zelf bereidt. Hoewel hij over een speciale, met zink beslagen rookkast beschikt voor het maken van tong, spek en worst, oogst hij binnen zijn omvangrijke gezin het meeste succes met de erwtensoep, waarvoor zijn familie hem vanuit Nederland de ingredienten toestuurt. Zelf zeg hij er het volgende over: Erwtensoep, Zondags, ja, dat wordt gewoonlijk geprepareerd en daarvan eet ik twee borden, waarna stop! De rest van de groote pan eet de Indische gemeenschap heelemaal op, vooral als er een poot en door vader gemaakte worst in is.Ga naar eindnoot11 In een artikel over de relatie tussen Walraven en Zeeland mag de naam van Arie Goote niet ontbreken. De beste vriend van Walraven tijdens zijn Indische jaren komt uit een streng calvinistisch gezin uit Middelburg en dat vormt de basis van hun vriendschap.Ga naar eindnoot12 Goote is de voorzitter van de Suikerbond, de vakvereniging van employés van de suikerondernemingen, waarvan Walraven penningmeester is. Hij krijgt van Goote volop gelegenheid om bijdragen te leveren aan het bondsblad; zo staat Goote aan de basis van Walravens journalistieke carrière. Goote zal in augustus 1938, kort na zijn vertrek uit Indië, op tweeënveertigjarige leeftijd overlijden, een gebeurtenis die Walraven buitengewoon aangrijpt. Nog geen vijf jaar later, op 13 februari 1943, vindt hij zelf de dood in het jappenkamp Kesilir op de zuidoostpunt van Java. De laatste artikelen die van zijn hand in een regionale krant verschijnen, zijn de recepten van omeletten met vlees en van saucijsjes met bloemkool.Ga naar eindnoot13 | ||||||||
[pagina 266]
| ||||||||
Bibliografie
Frank Okker (1951) is de biograaf van Willem Walraven (Dirksland tussen de doerians. Amsterdam 2000), Madelon Székely-Lulofs (Tumult. Amsterdam 2008, 2de druk 2009) en Gerret Pieter Rouffaer (Rouffaer, de laatste Indische ontdekkingsreiziger. Amsterdam 2015). Hij publiceerde over literatuur in De Parelduiker, De Gids, Indische Letteren, Moesson, NRC Handelsblad en Vrij Nederland. Ook schreef hij fictie (Leidse liefde, verhaal van een weerzien. Leiden 2006). Daarnaast werkte hij mee aan diverse academische artikelenbundels en (hand)boeken. |