Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 236]
| ||||||
Janis Reijnhout (1816-1870) vrijt zich een grafsteen
| ||||||
Deshima Diaries Source Publications ProjectOp initiatief en onder begeleiding van dr. Leonard Blussé zijn de Deshima Dagregisters door Ton Vermeulen, Cynthia Viallé en schrijver dezes in de periode 1987-2017 volledig ontsloten door middel van Engelse samenvattingen van en indexen op de inhoud.Ga naar eindnoot2 Ze vertellen een fascinerend verhaal en zijn de enige bron over Japan in de Meiji of ‘gesloten deur periode’. Door de Engelstalige schrijver David Mitchell is hiervan handig gebruikgemaakt: hij baseerde er zijn spannende roman The Thousands Autumns of Jacob de Zoet op. Dat het boek krioelt van de historische onnauwkeurigheden, zal niemand verbazen, want dat is eerder een voordeel dan een nadeel bij fictie. Na 1853, het jaar van de zogenoemde opening van Japan door de Amerikanen, die volgens mij alleen mogelijk was omdat de Japanners het zelf wilden (en daar- | ||||||
[pagina 237]
| ||||||
bij speelden de Nederlanders achter de schermen een grote rol), kregen alle westerse machten toegang tot Japan en werden de ambassades in Osaka gevestigd. De Nederlandse bleef nog tot 1859 op Deshima, maar daarna werd het een consulaire post en vertrok de Nederlandse ambassade eveneens naar Osaka. Deshima begon een kwijnend bestaan te lijden en in 1899 vervielen de resterende extraterritoriale rechten, maar een Nederlands consulaat is er tot 1940 wel gebleven. De buitenlandse ‘vreemde’ aanwezigheid in Nagasaki, met name de Nederlandse, heeft altijd de nieuwsgierigheid van de Japanners geprikkeld.
De vertreding van de crucifix. Particuliere collectie.
| ||||||
[pagina 238]
| ||||||
KruisstraatDe stad Nagasaki spant zich al decennia in om Deshima in zo'n oorspronkelijk mogelijke staat te herstellen. Het eilandje vormt een trekpleister voor met name Japanse toeristen die er dan een uitstapje aan het nabijgelegen pretpark Huis ten Bosch aan vastkoppelen, waar een keur aan Nederlandse gebouwen, zoals de Utrechtse Domtoren, is nagebouwd. Toen Kees Slager, mijn vrouw Marianne Perdaen en ik in 1995 Deshima bezochten in het kader van het VPRO-programma De loffelijcke Compagnie, was het bepaald nog niet zover.Ga naar eindnoot3 De omtrek van het waaiervormige eilandje (ter grootte van de Dam) was met grove ijzeren klinknagels aangegeven en flatgebouwen stonden op de plek waar eens de woon- en pakhuizen van de VOC stonden. Anno 2017 is het mogelijk door Deshima's enige straat (er was een dwarssteeg op twee derde van die straat), de Kruisstraat, te lopen en zich terug te wanen in de tijd. Pas laatst realiseerde ik me dat vanuit vogelperspectief gezien (vanaf de heuvels) de straten een kruis vormen, toen het meest gehate symbool in de ogen van de Japanse autoriteiten. De inwoners van Nagasaki moesten een keer per jaar de ceremonie van de ‘vertreedinge van het crucifix’ uitvoeren. Hiermee dachten de autoriteiten de aanhangers van het katholieke geloof op het spoor te komen, die, zo dachten ze, nooit op dat allerheiligste symbool zouden durven gaan staan. Ze kwamen bedrogen uit, want zelfs die ‘vertreedinge’ werd door de vergevingsgezinde God door de vingers gezien. | ||||||
Hollandsche Begraafplaats te InassaEr is nog meer over van de Nederlandse aanwezigheid in Nagasaki. Met een gids trok het VPRO-team de heuvels rond Nagasaki in en het duurde niet lang voordat wij bij de ingang van de Hollandsche Begraafplaats in het stadsdeel Inassa stonden. De meeste van de kleine veertig zerken waren verweerd en de inscripties waren moeilijk leesbaar. Het grafschrift op één zerk in de luwte van de kerkhofmuur bleek zich wonderwel aan de tand des tijds onttrokken te hebben. Het is die van de Goesenaar Janis Reijnhout. Onze ontroering werd nog versterkt door het besef dat zijn tombe, cynisch genoeg, de atoombomaanval op Nagasaki op 9 augustus 1945 had doorstaan. De begraafplaats lag aan de ‘goede’ kant van de heuvel. De inscriptie is uitstekend leesbaar: ‘Hier rust James Reijnhoud geboren te Goes in Zeeland 1816 overleden te Nagasaki den 24sten Januarij 1870.’ Na terugkomst van | ||||||
[pagina 239]
| ||||||
onze reis ging ik naar het Goese gemeentearchief. Uit het register van akten en geboorten kwam ik te weten dat ‘James Reijnhoud’ op 19 december 1816 om één uur in de nacht geboren was als zoon van de 22-jarige Jan Reijnhout en de vier jaar oudere Pieternella Tiessen. Als beroep van Jan staat ‘schippersknecht’ opgetekend. Hij gaf zijn zoon de naam Janis (dus niet James, Janus of Janes).Ga naar eindnoot4 Meer bijzonderheden trof ik over de Reijnhouts in Goes niet aan, maar in de archieven van de Nederlandse Consulaire archieven moest meer over Janis te vinden zijn.
Graf Janis Reijnhout met op de zijkant de Japanse inscriptie. Foto: Rudy Kousbroek.
| ||||||
Erected by YatsuhashiUit die archieven bleek dat de appel niet ver van de boom gevallen was, want Janis Reijnhout was als zeilmaker met de bark F. van Dambenoy in 1863 in Nagasaki aangekomen. Hij was toen 47 jaar. Voor zover kon worden nagegaan, was het de eerste keer dat hij in Japan kwam. Reijnhouts beroep wordt afwisselend aangemerkt als politieagent of als wachtloper te Deshima. Ook was hij enkele jaren werkloos en in die periode trad hij vaak op als getuige bij het passeren van akten bij de Nederland- | ||||||
[pagina 240]
| ||||||
se notaris.Ga naar eindnoot5 Het is niet waarschijnlijk dat er veel meer over Reijnhout of diens leven op Deshima boven water zal komen, maar wellicht is er nog materiaal over hem te vinden in het archief van het Ministerie van Koloniën in het Nationaal Archief in Den Haag. Ook komen we nog meer over hem te weten door nadere bestudering van de grafsteen. Heel intrigerend en uniek is de Japanse inscriptie op de linkerzijkant van Reijnhouts zerk, die niet zeer in het oog loopt. Vertaald luidt de inscriptie: ‘Opgericht door Yatsuhashi uit de Ofujiya [een bordeel in Nagasaki, PvdV] in het derde jaar van Meiji, het Jaar van het Paard, de tweede maand, de dertiende dag.’ Dat staat in de westerse jaartelling gelijk aan 13 februari 1870. Yatsuhashi heeft er dus geen gras over laten groeien, want al drie weken na Janis' dood was de grijze natuurstenen tombe opgericht. De historicus Brian Burke-Gaffney, die in de jaren negentig van de twintigste eeuw werkte op de afdeling internationale zaken van de stad Nagasaki en belast was met het onderzoek naar grafstenen van buitenlanders ter plekke, gaf mij schriftelijk zijn verklaring van dit unieke fenomeen: ‘Nothing is known about his [Reijnhouts] relationship with the woman [Yatsuhashi] who erected his gravestone. Yatsuhashi was a courtesan who worked in the brothel Ofujiya. As you know, virtually all the intimate contact between European men and Japanese women at this time took place in or through the auspices of brothels. My guess is that Reijnhout was one of Yatsuhahi's regular patrons and that he gave her his savings when he died. This is not a very romantic interpretation, but I think it is the most realistic.’Ga naar eindnoot6 Tot zover Burke-Gaffney, een Brit, die de toch wel bijzondere geste van het oprichten van een grafsteen door Yatsuhashi voor een Nederlander kennelijk niet als zodanig ervoer, terwijl er van een Nederlands-Japanse inscriptie op één grafsteen verder geen enkel voorbeeld voorhanden is. | ||||||
In de tijdmachine door JapanDat lag geheel anders bij Rudy Kousbroek, die in zijn In de tijdmachine door Japan (2002) een hele bladzijde aan onze Goesenaar wijdde.Ga naar eindnoot7 Hans Keller bracht in de gelijknamige documentaire de grafsteen uitgebreid in beeld.Ga naar eindnoot8 Kousbroek had zich er blijkbaar tijdens een eerder door hem ondernomen hofreis in 1972 al over verwonderd wat er achter de Japanse inscriptie stak. ‘Was Janes (Janus) een zo vurig minnaar, en Yatsuhashi zo aan hem verknocht, dat zij een monument oprichtte toen hij stierf?’Ga naar eindnoot9 Kous- | ||||||
[pagina 241]
| ||||||
broek gokte erop dat Reijnhout in het bordeel tijdens het bedrijven van de liefde was bezweken en het bordeel zich daarom verplicht voelde zijn grafsteen te bekostigen. Dat de Zeeuw in Ofujiya bezweken zou zijn, is een staaltje van pure speculatie. Ook zal de eigenaar van het bordeel zich niet geroepen hebben gevoeld grafstenen te plaatsen voor (overleden) trouwe klanten. Bovendien was het in die tijd bepaald niet gebruikelijk dat er voor alle overledenen een grafsteen werd opgericht en zeker niet voor buitenlandse klanten door Japanse pooiers. Integendeel, alleen de aanzienlijken en rijken konden zich er een permitteren. Er zijn honderden Nederlandse matrozen in het zicht van Deshima gestorven in de meer dan tweehonderd jaar dat de Nederlandse factorij operationeel was, maar vergeefs zal men zoeken naar hun zerken. Zij zijn zonder ceremonieel in de grond gestopt of over boord gekieperd. | ||||||
Nagasaki ExpressAanvullende informatie over Reijnhout vergaarde Kousbroek op zijn hofreis in 2000. Hij haalt een artikel uit de Nagasaki Express aan waarin stond dat ‘Mr. Reinholt, the Deshima Constable’ van een klip was gevallen. De Nederlandse zakenman J.J. van der Pol, die rond dezelfde tijd als Reijnhout op Deshima woonde, tekende achter dit fait divers - in de marge van het krantenbericht - aan dat Reijnhout niet van een klip was gevallen.Ga naar eindnoot10 Hij vermaande de journalist van de Nagasaki Express dat hij makkelijk achter de ware toedracht van Reijnhouts dood had kunnen komen, die volgens hem algemeen bekend was. Deshima was een klein dorp. Van der Pol verzuimde in de marge de ware toedracht te vermelden, wat Kousbroek de gelegenheid gaf met een onnavolgbare redenering op de proppen te komen. ‘Was dat [de opmerking van Van der Pol, PvdV] een - mislukte - poging om de eer van Janus [sic] Reijnhout, zoals zijn werkelijke naam luidde, te redden? In dat geval is de hypothese van een liefdesdood in de armen van Yatsuhashi misschien wel de juiste.’Ga naar eindnoot11 Van der Pols opmerking is mijns inziens noch een poging noch een mislukte poging de eer van Reijnhout te redden. Het was slechts een terechtwijzing aan het adres van de journalist van de Nagasaki Express. Evenmin levert de notitie hét bewijs voor Kousbroeks hypothese van Reijnhouts liefdesdood in de armen van Yatsuhashi. | ||||||
[pagina 242]
| ||||||
HersenschuddingDaarom van het speculatieve domein van de essayist naar de nuchtere werkelijkheid van het Nederlandse Consulaire Archief, waar de doodsoorzaak in een notariële akte staat opgetekend. ‘Op den vijf en twintigste januarij 1870 [dus niet de 24ste zoals op de grafsteen staat vermeld, PvdV] des namiddags tegen vier uren te Deshima aan de gevolgen van hersenschudding veroorzaakt door een val is overleden Janus Reijnhout. Zonder beroep, geboorteplaats, ouderdom en ouders, gehuwd of ongehuwd aan comparanten onbekend’.Ga naar eindnoot12 Janis is dus hoogstwaarschijnlijk gevallen en ongelukkig terechtgekomen. Uit een later schrijven van het Nederlandse Gezantschap in Japan aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken komen wij verder nog te weten dat: ‘Uwe excellentie zal uit de stukken gelieve te ontwaren, dat het weinige dat door den overledene (Reijnhout) is nagelaten, bestemd is geworden aan uitgaven voor de begrafenis benoodigd en aan het afbetalen van eenige schulden, zoodat er niets voor regthebbenden is overgebleven.’Ga naar eindnoot13 | ||||||
Schreeuwend blauwe ogenHieruit kan geconcludeerd worden dat niet de pooiers van het Ofujiya-bordeel voor zijn begrafenis hebben betaald, maar Reijnhout zelf. Of er onder de schulden één aan het bordeel was, is niet te achterhalen. Wel dat, wanneer dat het geval is geweest, die ook betaald is. Dat Yatsuhashi de zerk heeft betaald - al dan niet met geld dat ze van Janis had gekregen - is zeker, want niet iedereen kan zomaar wat op een grafsteen laten beitelen, en het impliceert tevens een hechte band tussen haar en Janis. Reijnhout was namelijk meer dan een klant van Yatsuhashi. Zoals vele Nederlanders voor hem had hij gedurende zijn verblijf in Nagasaki een vaste vriendin. Zulke ‘vriendinnen’ worden in de Deshima Dagregisters aangeduid met ‘huisvrouw’, wat ongeveer neerkwam op echtgenote. In dat geval wordt haar opschrift op het graf heel wat begrijpelijker. Ze is dan wel niet bij hem begraven, maar wilde toch duidelijk maken dat ze bij Janis hoorde. Dat ze de naam van haar werkplek in de steen liet beitelen (het Ofujiya-bordeel), wekt misschien vanuit een westers burgerlijk perspectief verbazing, maar dat is misplaatst omdat het beroep van courtisane volstrekt eerbaar was (en is) in Japan. Die ‘huisvrouwen’ waren door hun relatief hoge inkomsten sinds de Nederlandse aanwezigheid in Deshima uitgegroeid tot een invloedrijke groep in de samenleving van | ||||||
[pagina 243]
| ||||||
Nagasaki. Door hun intieme contacten zullen ze via pillow talk kennis van het Nederlands hebben opgedaan, die van invloed is geweest op de verspreiding van de westerse kennis in Japan. De rol van deze dames, die dikwijls kinderen met schreeuwend blauwe ogen hadden, wacht nog op een diepgaand onderzoek, dat ongetwijfeld verrassende resultaten zal opleveren. Omdat de Hollandsche Begraafplaats in de jaren negentig van de vorige eeuw tot een historical landmark van Japan is uitgeroepen, zullen de namen van de Japanse ‘huisvrouw’ en haar Goese zeilmaker voor altijd op zijn zerk verbonden blijven. Op die manier kan deze grafsteen gezien worden als een stille getuige van de innige liefde die Janis en Yatsuhashi voor elkaar koesterden, en als een uniek monument voor de innige relaties tussen Japan en Nederland in de afgelopen vierhonderd jaar. | ||||||
Bibliografie
| ||||||
[pagina 244]
| ||||||
Paul van der Velde (1955) is Secretary van de International Convention of Asia Scholars (ICAS). Van zijn proefschrift Een Indische Liefde. P.J. Veth (1814-1895) en de inburgering van Nederlands-Indië (2000) verscheen een Engelstalige versie: A Lifelong Passion. P.J. Veth (1814-1895) and the Dutch East Indies (2006). Samen met Jaap de Moor verzorgde hij een driedelige uitgave van De Werken van Jacob Haafner (1992-1997) en in 2008 kwam zijn biografie uit van Jacob Haafner: Wie onder palmen leeft. De sublieme wereld van Jacob Haafner (1754-1809), waarvan in 2019 een Engelstalige versie zal verschijnen. In 2015 verscheen zijn monografie Willem Imandt (1882-1967). De Indische Romantiek van een Zeeuws-Vlaamse schilder. Van der Velde is erevoorzitter van het Historisch Platform, medeoprichter van het Historisch Nieuwsblad, lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en van 1990 tot 2016 hoofdredacteur van het Zeeuws Tijdschrift. |
|