Indische Letteren. Jaargang 33
(2018)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meer verbazend en treffend dan overtuigend
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derend in breed stromen, waarin zich onophoudelijk het meest fantastisch kleurgemengel spiegelde.’Ga naar eindnoot4 Multatuli's beroemdste toespraak is te vinden in de Max Havelaar (1860): de toespraak tot de Hoofden van Lebak. Net als de tragische idylle van Saïdjah en Adinda en het machtige slotakkoord van de roman waarin Multatuli het woord richt tot koning Willem III, is de toespraak tot de Hoofden van Lebak een beroemd gebleven zelfstandig deel uit de Max Havelaar.Ga naar eindnoot5 Wat kunnen we nu nog opsteken van de tekst, die - zoals Garmt Stuiveling in zijn inaugurele rede over Multatuli en de welsprekendheid zei - ‘een toespraak [is] die weliswaar in deze vorm nimmer gehouden, maar die dan toch in deze vorm, dus juist als redevoering destijds geschréven is’? Stuiveling verklaart de diepe indruk die de toespraak op de luisteraars en lezers maakt, door de artistieke twee-eenheid van inhoud en vorm: ‘Een in wezen zedelijk-profetisch gevoel komt er tot uiting in een taal die naar woordkeus, zinsbouw en beeldspraak het Oude Testament en de oosterse poëzie als voorbeeld heeft geko-
De rede van Max Havelaar tot de Hoofden van Lebak. Tekening door Johan Herman Isings. Collectie Multatuli Museum, Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zen.’Ga naar eindnoot6 Hij prijst ook de fraaie ordening van de verschillende gedachtegroepen en de manier waarop Havelaar zijn houding tot zijn publiek laat zien. Stuiveling had als eerste hoogleraar Taalbeheersing in zijn inaugurele rede nog andere onderwerpen te behandelen en kon zich dus maar zijdelings wijden aan de toespraak tot de Hoofden van Lebak. Mij houden als retoricaonderzoeker en voormalig docent presentatievaardigheden de volgende vragen bezig: Wat kunnen we nu nog van de toespraak tot de Hoofden van Lebak opsteken voor ons onderwijs in mondelinge vaardigheden (en in onze eigen spreekpraktijk als docenten, onderzoekers en politici)? En via welke retorische strategieën poogt Max Havelaar zijn vijandige publiek te overtuigen van de juistheid van zijn voorstellen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Retorica: verwerpelijk, maar onmisbaarWie zich verdiept in het geheim van Multatuli's overtuigingskracht, kan niet om de retorica heen: de klassieke leer van het overtuigend spreken. Eeuwenlang is het onderwijs in schrijven en spreken gebaseerd geweest op de inzichten die in de klassieke oudheid vorm hebben gekregen en daarna verder zijn ontwikkeld. De plechtige schoolrede heeft zich in de Latijnse scholen gehandhaafd tot halverwege de negentiende eeuw, de tijd waarin Eduard Douwes Dekker leefde.Ga naar eindnoot7 Met deze oefening moesten leerlingen hun compositorische en mondelinge vaardigheden tonen, laten zien dat ze de regels kenden en respecteerden. Met het overtuigen van een publiek had dat weinig te maken. Buiten het onderwijs hielden burgers in de negentiende eeuw zich in rederijkerskamers bezig met voordrachtskunst, de zogenoemde ‘uiterlijke welsprekendheid’. Van zulke rederijkerskamers waren er in Nederland meer dan duizend. Gekleed in stemmig rokkostuum hielden de leden soms toespraken, maar vaker droegen zij elkaar Nederlandse gedichten en drama's voor. Als tiener bezocht Dekker bijeenkomsten van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, afdeling Waterland, gevestigd in Buiksloot,Ga naar eindnoot8 waar men elkaar poëzie voorlas; de jonge Dekker presenteerde hier een eigen bewerking van een verhaal van Jean Paul, een Duitse romanticus. Ook hielden de leden redevoeringen gebaseerd op kennis van de retorica. De retorische leer van de welsprekendheid is ons via Aristoteles, Cicero en Quintilianus overgeleverd. In de eenentwintigste eeuw is deze leer in didactische vorm gegoten door onder meer de Leidse neerlandicus Antoine Braet in zijn praktische handboek Retorische kritiek.Ga naar eindnoot9 Ik zou nu aan de hand van de elf stappen die Braet on- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derscheidt, een analyse van de taken van de redenaar Havelaar kunnen maken, maar ik beperk me liever tot enkele opvallende retorische strategieën, met name op het gebied van de overtuigingsmiddelen waarmee sprekers volgens Aristoteles hun publiek overtuigen: ethos (de indruk die de spreker maakt), logos (de argumentatie) en pathos (de emoties van het publiek). Een beknopte structuuranalyse van de toespraak met enige aandacht voor argumentatie is als bijlage toegevoegd. Maar voordat ik daartoe overga, voel ik me genoodzaakt een tegenwerping te maken: is Multatuli eigenlijk wel geschikt als retoricadocent en presentatieadviseur? Immers, al na drie jaar Latijnse school eindigde zijn formele opleiding. Van een retorische carrière als dominee (zoals zijn oudste broer Pieter) en later politicus (hij koesterde korte tijd ambities voor het parlement) is nooit iets terechtgekomen. Het houden van redevoeringen zegt Multatuli zelfs een slechte zaak te vinden, die bestreden moet worden: ‘Redenary [is] 'n kwaad dat met alle kracht behoort te worden tegengegaan.’Ga naar eindnoot10 En veel van zijn scherpste uitspraken en aforismen heeft hij gericht tegen mooischrijverij en mooisprekerij. Hij gruwt van de ‘mondknapheid van babbelaars’; het gaat de ‘babbelaars’ meer om mooi te spreken dan om te overtuigen en echt iets te veranderen. En wat heb je aan mooie woorden, als het onrecht blijft bestaan? De Javaan wordt mishandeld! Ook voor spreekopleidingen heeft hij geen goed woord over: ‘Een even ongunstig oordeel [...] acht ik me verplicht uit te spreken over de pogingen die men hier-en-daar in 't werkt stelt om jongelieden tot publiek spreken op te leiden.’Ga naar eindnoot11 Hij was tegen onrealistische spreekonderwerpen, tegen het uitschrijven van toespraken en tegen mooisprekerij, waarbij de vorm belangrijker is dan de inhoud. Multatuli's houding ten opzichte van de retorica is dus gecompliceerd.Ga naar eindnoot12 Een redevoering is een methode van waarheidsverkondiging waaraan volgens hem talloze nadelen kleven. De eerlijke dienaar van de waarheid strijdt en lijdt een leven lang om indrukken op te vangen en die om te zetten in volledige en logische gedachten, maar staat voor de opdracht die te verkondigen aan een ‘dom en gemeen’ publiek dat alleen geïnteresseerd is in mooipraterij. De kunst van de welsprekendheid biedt middelen die de naakte waarheid overdraagbaar (aantrekkelijk en zo begrijpelijk mogelijk) maken, en de redenaar kan niet anders dan hier gebruik van maken, op voorwaarde dat het vinden en verkondigen van de waarheid zijn belangrijkste streven is en de spreker zijn hart volgt.Ga naar eindnoot13 Vasthouden aan de denkbeelden alleen - zich louter concentreren op logos - brengt de waarheid niets dan schade toe. ‘Redenary is 'n kwaal’,Ga naar eindnoot14 en ook de retorica is, kortom, een noodzakelijk kwaad. Geen goed uitgangspunt voor een belangrijke rol als presentatieadviseur, lijkt het. Gelukkig leidde zijn kritiek op de ‘redenary’ er niet toe dat hij stopte met spreken in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het openbaar. Tegen wil en dank trad hij talrijke malen op, en vaak met veel succes en voldoening - al voelde hij zich soms een ‘spreekdraaiorgel’.Ga naar eindnoot15 En wie verder kijkt dan deze kritische passages die Multatuli aan dit onderwerp wijdt, ziet ook iets anders. Multatuli mag dan kritiekloze bewondering en navolging verafschuwen, tegelijkertijd beseft hij dat we niet zonder de ervaring van anderen kunnen: ‘Wy povere schoolmenschen kunnen de dronken Heloten niet missen. Wy moeten uit benevelde boeken leeren hoe men niet behoort te schryven, en nuchter blyft. Men moet ons wyzen op de fouten van anderen.’Ga naar eindnoot16 En die fouten zag Multatuli meer dan genoeg: de fouten van ‘babbelaars en redevoeringhouërs’, die niets anders deden dan het houden van ‘een speech vol lamme laffe lompe leugens’.Ga naar eindnoot17 In zijn toespraken, brieven en Ideën zijn talrijke nuttige en verrassende inzichten en afraders te vinden - ook voor hedendaagse sprekers. Hierover en over het scherpe oog dat Multatuli had voor de valkuilen van goed en overtuigend spreken, is elders meer te lezen,Ga naar eindnoot18 maar wat leert ons zijn beroemdste toespraak aan het begin van zijn schrijverscarrière? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Retorische strategieën van HavelaarDe inhoud van de roman Max Havelaar is bekend. In het achtste hoofdstuk (van de twintig) staat de toespraak ter gelegenheid van zijn benoeming tot assistent-resident van Lebak uitgeschreven, gehouden voor de leiders (‘Hoofden’) van Lebak, doorsneden met beschouwingen over de toespraak door Stern, een van de vertellers in de roman.Ga naar eindnoot19 Vanaf de aanhef van de toespraak, waarin de Hoofden worden aangesproken, is de rede qua genre direct een gelegenheidstoespraak, met een sterke beleidsinhoud, die past bij het aanvaarden van een nieuwe functie. Het is een soort inaugurele toespraak, maar dan met minder pomp and circumstance. Bij zo'n toespraak presenteert een nieuwe leider zich, dankt voor de aanstelling, belooft zich in te zetten voor de nieuwe functie, roept op tot eensgezindheid en goede samenwerking, kondigt aan hoe hij vorm wil geven aan het nieuwe beleid dat hij voorstaat, en eindigt - hoe dan ook - positief. Havelaar volgt het genreboekje met veel verve, zo zullen we zien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EthosEen eerste kenmerk van de retorica van Havelaar is zijn aanpassing aan zijn publiek. Volgens Aristoteles is dat een essentiële voorwaarde voor een overtuigende toespraak. Havelaar gaat heel ver in deze aanpassing. Hij bezigt een gedetailleerde aanspreking vanaf ‘Mynheer de Radhen Adhipatti’ tot en met ‘allen die Hoofden zyt in de afdeeling Bantan-Kidoel’.Ga naar eindnoot20 Hij verwijst in zijn toespraak naar het opperwezen God, niet naar de christelijke God, maar naar de God van de inlanders, Allah (en dat maar liefst zeven maal). Hij gebruikt woorden en beelden ontleend aan de geografische en rurale wereld van zijn publiek: met talrijke passages over gamelan, padie, rijstvelden, bomen, buffels en buurstreken (‘in Tjikandi en Bolang en in het Krawangsche[...]’Ga naar eindnoot21). Een andere belangrijke vorm van aanpassing is: Havelaar spreekt volgens Stern de toespraak in het Maleis uit. ‘Men bedenke bovendien dat het meerendeel zyner toehoorders uit eenvoudige, doch geenszins domme mensen bestond, en tevens dat het Oosterlingen waren, wier indrukken zeer verschillen van de onze.’Ga naar eindnoot22 Door de bestuurstaal te spreken die de Europeanen van oudsher spraken in hun omgang met de bevolking - die zelf overigens Soendanees sprak - en door voor de bevolking herkenbare metaforen te gebruiken, laat Havelaar merken dat hij de afstand tot zijn toehoorders zo klein mogelijk wil maken. Havelaar bereidt de snoeiharde kritiek die hij enkele minuten later zal leveren, zorgvuldig voor door zijn argwanende publiek in de eerste minuten al enigszins welwillend te stemmen en te ontwapenen met het innemen van de underdogpositie in combinatie met bescheiden vleierij (de klassieke exordiale benevolum parare-functie):Ga naar eindnoot23 ‘Ik weet dat er onder u lieden zijn, die uitsteken in kennis en in braafheid van hart: ik hoop mijn kennis door de uwe te vermeerderen, want zij is niet zo groot als ik wenste.’Ga naar eindnoot24 En kort daarna prijst hij Lebaks vruchtbare landstreek en vredelievende bevolking - ongetwijfeld tot opluchting van de argwanende Hoofden. Havelaar verwoordt zijn harde boodschap vooral zacht. De eerste formulering van de propositio komt na de nodige omtrekkende bewegingen en is een schoolvoorbeeld van eufemisme: ‘Hoofden van Lebak, er is veel te arbeiden in uw landstreek!’Ga naar eindnoot25 Dan bouwt hij de druk - in drieën - langzaam op.Ga naar eindnoot26 Eerst constateert hij verontrustende feiten, daarna behandelt hij mogelijke buiten-menselijke oorzaken voor die verontrustende feiten: oorlog, banjirs, droogte, ziekte - die hij vervolgens weer afserveert als minder aannemelijke oorzaken, en ten slotte stelt hij indringende vragen aan de Hoofden naar de persoonlijke oorzaken van de verontrustende feiten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De rede van Max Havelaar tot de Hoofden van Lebak, door J.C. Addicks, 1895. Collectie Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
In de loop van zijn toespraak laat hij aan duidelijkheid niets te wensen over. Hij eindigt na een paar heftige passages weer op rustige toon in rustige woorden: ‘Wij hebben iets schoons te doen.’Ga naar eindnoot27 En ‘Ik verzoek u nogmaals my te beschouwen als een vriend.’Ga naar eindnoot28 En: ‘Wie gedwaald mocht hebben, kan op een zacht oordeel van myn kant staat-maken, want daar ikzelf zo menig keer dwaal, zal ik niet streng zijn.’Ga naar eindnoot29 Het risico dat de nieuwe assistent-resident op grond van deze eufemismen als een slappe bestuurder beschouwd zal worden, heeft Havelaar knap vermeden door enige impliciete dreiging in zijn woorden te leggen: ‘Alleen waar nalatigheid zou worden tot gewoonte, zal ik die tegengaan. Over misslagen van groveren aard ... over knevelary en onderdrukking, spreek ik niet.’Ga naar eindnoot30 Vooral de preteritio-techniek in de laatste zin mist zijn uitwerking niet: Havelaar ontkent dat hij over de ergste vormen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spreekt, maar terwijl hij het ontkent, stelt hij ze toch centraal en laat hij zijn luisteraars speculeren over wat die ergste misdragingen voor straffen zullen opleveren. Maar de welwillende toon van het eufemisme bepaalt aan begin en eind de muziek. De ethos-strategie die hij toepast, is zichzelf nederig te positioneren, en zichzelf halverwege ook als family man neer te zetten: hij haalt de kleine Max even in de ruimte waar de toespraak wordt gehouden, die er even speelt met de aanwezigen, totdat zijn vader hem weer wegstuurt.Ga naar eindnoot31 Maar hij is tegelijkertijd onrustbarend goed ingelicht over de misstanden, en is vastberaden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LogosDe argumentatie in de toespraak is tamelijk breed en op sommige punten diep, maar onvolledig. Havelaars manier van betogen kan beoordeeld worden met behulp van de theorie van de standaardgeschilpunten. Hierbij brengt een indiener een standpunt naar voren dat in het algemeen zo geformuleerd kan worden: beleidsdaad x moet verricht worden.Ga naar eindnoot32 In het geval van Max Havelaar zou het gaan om een beleidsdaad die inhoudt dat de arbeidsomstandigheden in Lebak drastisch verbeterd worden. Een goed beleidsvoorstel moet volgens de theorie overtuigen op de volgende vier standaardgeschilpunten:
Havelaar overtuigt weliswaar op enkele standaardgeschilpunten van deze beleids-topiek, maar niet op alle. Ik loop ze kort langs. Momenteel zijn er veel ernstige ‘verkeerdheden’ in het land. De landman is arm, de padie gaat dikwijls naar de verkeerde personen en het aantal kinderen is gering. Ook verlaten veel inwoners het gebied en vertrekken naar een andere streek. Havelaar maakt deze punten niet met cijfers maar wel met concrete voorbeelden. De verkeerdheden in het land worden veroorzaakt door het huidige beleid (inherentie). De bestuurders hebben ‘dikwyls misslagen begaan’,Ga naar eindnoot33 de inwoners van Lebak zijn mishandeld en uitgebuit. Dit beleid heeft ervoor gezorgd dat het land arm is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De armoede, het gebrek aan voedsel en het kleine inwonersaantal kunnen worden opgelost met een nieuw beleid: er moet meer gewerkt worden in het land. Om dit te kunnen bereiken mogen de inlanders niet als slaven verplicht worden onbetaalde arbeid te verrichten voor de Hoofden van Lebak. Als dat onrecht wordt teruggedrongen, zal de welvaart terugkeren en zullen de bevolking en de beschaving toenemen. Wat betreft de uitvoerbaarheid van zijn beleid maakt Havelaar niet concreet duidelijk in hoeverre het haalbaar is zijn plan uit te voeren. Hij komt bijvoorbeeld niet met cijfers die aantonen hoe meer ‘arbeid’ zou leiden tot toename van de bevolking. Bovenal geeft hij niet aan hoe de Hoofden van Lebak dan aan de benodigde inkomsten kunnen komen (gecompenseerd kunnen worden), terwijl elders in de roman (hetzelfde hoofdstuk) blijkt dat Havelaar goed begrijpt dat de regent te weinig verdient om zijn huishouding te laten draaien, en gedwongen wordt om aan het systeem mee te doen. De voordelen van het beleidsplan zijn de toename van de bevolking en de afname van de armoede. Een bijkomend en essentieel voordeel is de manier waarop de verantwoordelijken beoordeeld zullen worden na de dood: als het beleid rechtvaardig is geweest, zal dat goed beoordeeld worden.Ga naar eindnoot34 Nadelen van het plan worden niet genoemd (de Hoofden van Lebak verliezen zó veel inkomsten - zoals gratis producten en gratis arbeid - dat hun leven van welgestelde adel en hun daarmee samenhangende status ernstig schade zullen ondervinden). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PathosHavelaar kiest heftige stijlmiddelen om de luisteraars en lezers emotioneel te engageren en om de urgentie van de problemen onontkoombaar te schilderen. Hij gaat vol op het orgel, maar anders dan de retorische theorie voorschrijft, eindigt hij zeer rustig en kalm. Stuiveling merkt op dat Havelaar spreekt in ‘een taal die naar woordkeus, zinsbouw en beeldspraak het Oude Testament en de oosterse poëzie als voorbeeld heeft gekozen’.Ga naar eindnoot35 Zijn retorische technieken vormen een staalkaart van stijlfiguren, waarmee hij - wederom volgens Stern - aan ‘bekendste zaken een nieuwe kleur meedeelde’.Ga naar eindnoot36 We zien beeldspraak, vergelijking, personificatie, contrasten, evidentia, amplificatio, preteritio, het sprekend opvoeren van personen, serie-geschakelde tegenstellingen, parallellie, zelfcorrectie, vragen en vooral retorische vragen. De rede is, kortom, een luilekkerland voor stijlonderzoek. Twee beroemde voorbeelden van retorische vragen die de luisteraar engageren, zijn: ‘Ik ben hier ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonden om uw vriend te zyn, uw oudere broeder. Zoudt gy uw jongeren broeder niet waarschuwen, als ge een tijger zaagt op zyn weg?’Ga naar eindnoot37 En: ‘Ik vraag u, Hoofden van Bantan Kidoel, waarom zijn er zoovelen die weggingen, om niet begraven te worden waar ze geboren zyn? Waarom vraagt de boom, waar de man is dien hy als kind zag spelen aan zyn voet?’Ga naar eindnoot38 Zeer effectief zijn de metaforen en personificaties in de toespraak. In de roman wordt er door Stern gereflecteerd op de door Havelaar gebruikte personificatie van de boom: Men beseft, als hy den boom liet vragen waar de man was die als kind aan zyn voet gespeeld had, dat die boom daar stond en voor de verbeelding van Havelaars toehoorders in werkelykheid vragend rondstaarde naar de heengegane bewoners van Lebak. Ook verzon hy niets: hy hoorde de boom spreken, en meende slechts natezeggen wat hy in zyn dichterlyke opvatting zoo duidelijk verstaan had.Ga naar eindnoot39 De beeldspraken die Havelaar gebruikt, zijn niet clichématig: zo roept de personificatie van de boom bij de toehoorders en lezers een nostalgisch en herkenbaar beeld op. Een ander voorbeeld van een fraai agrarisch aforisme zinspeelt op een diepgevoelde waarheid: ‘Want niet in het snyden der padie is de vreugde: de vreugde is in het snyden der padie die men geplant heeft.’Ga naar eindnoot40 Middelen als evidentie en amplificatie worden voornamelijk gebruikt als pathos-techniek. Ze wekken de suggestie een objectief ‘ooggetuigenverslag’ te zijn, maar zijn in feite subjectief en bedoeld om het publiek te raken. Ze lijken de toehoorders te informeren, maar zijn zo indringend dat ze vooral een beroep doen op het gevoel.Ga naar eindnoot41 In een pauze haalt hij zijn eigen spelende kind Max er even bij, als een levende visual prop. Hij doet dit vlak na zijn doordenker: ‘Waarom vraagt de boom waar de man is die hij als kind zag spelen aan zijn voet?’,Ga naar eindnoot42 waardoor deze woorden meer zeggingskracht krijgen. De sterke leider die zijn zachte kant toont door zich als liefhebbende vader te tonen. Wat weer een brug slaat naar een klassieke en meer inhoudelijke manier van emotioneren: het beroep op de verantwoordelijkheid voor het nageslacht. Havelaar roept in de uitweiding het beeld op van wat het nageslacht zal zeggen over de manier waarop de hoofden hun verantwoordelijkheden hebben gebruikt of misbruikt.Ga naar eindnoot43 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ActioHoe was de presentatie, de actio, van de toespraak? Volgens Stuiveling is de toespraak in Lebak nooit echt gehouden door Eduard Douwes Dekker. Biograaf Dik van der Meulen stelt dat Dekker wel een toespraak heeft gehouden, maar een veel kortere en, volgens een bron, weinig opzienbarende.Ga naar eindnoot44 De toespraak uit de roman wordt daardoor een geval van esprit d'escalier: de betere repliek of speech die je verzint als de gelegenheid al achter de rug is. We beschikken niet over een YouTube-filmpje van de toespraak, maar wel over geluidsfragmenten van voordrachtskunstenaar Albert Vogel en een bewerking in de film Max Havelaar van regisseur Fons Rademakers (1976), waarin de acteur Peter Faber een verkorte en bewerkte toespraak in het Maleis houdt, met Nederlandse ondertiteling (ook op YouTube te vinden). Maar dat zijn allemaal interpretaties van de rede in de roman.Ga naar eindnoot45 Gelukkig biedt de roman zelf aanknopingspunten om te achterhalen hoe Douwes Dekker in Havelaar een geïdealiseerde versie van zichzelf presenteert. Stern recenseert hier niet alleen Havelaars retorica, maar tegelijkertijd poneert hij een ideaalbeeld van retorica en actio. Havelaars timing en stem passen precies bij de ontwikkeling van zijn verhaal, aldus Stern: Ieder verwachtte hierop een toespraak als die welke de resident op de vorigen dag had gehouden, en het is niet geheel-en-al zeker dat Havelaar zelf van voornemen was iets anders te zeggen, doch men moest hem by zulke gelegenheden gehoord en gezien hebben om zich voortestellen hoe hy, by toespraken als deze, zich opwond en door zyn eigenaardige wyze van spreken aan de bekendste zaken een nieuwe kleur meedeelde, hoe zich dan zyn houding oprichtte, hoe zyn blik vuur schoot, hoe zyn stem van 't vleiend zachte in 't vlymend scherpe overging, hoe de beelden van zyn lippen vloeiden als strooide hy iets kostbaars om zich heen dat toch hèm niets kostte, en hoe, als hy ophield, ieder hem aanstaarde met open mond als om te vragen: ‘myn God, wie zyt ge?’Ga naar eindnoot46 Havelaar varieert in tempo en volume: op het moment dat hij over zijn kind praat, spreekt hij zacht, terwijl zijn stem klinkt als een boor ‘als ze met kracht wordt geschroefd in hard hout’,Ga naar eindnoot47 op het moment waarop hij vraagt hoe het mogelijk is dat de inlanders zo arm zijn. Wanneer Havelaar het heeft over de rijstvelden, gaat zijn blik ook richting de rijstvelden die te zien zijn door het open gedeelte van de zaal waarin hij spreekt. Hiermee toont hij betrokkenheid bij het onderwerp. Door zich van zijn zittende hou- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ding, die gebruikelijk was, op te richten trekt hij bovendien de aandacht van de toeschouwers. Stern merkt op dat het Havelaar geen enkele moeite lijkt te kosten om zijn toespraak te houden. Quintilianus benadrukt dat het verdacht overkomt als een verhaal van tevoren wordt uitgewerkt en te geconstrueerd of te uitgedacht is. Een geimproviseerd verhaal lijkt meer uit ‘het hart’ te komen en is overtuigend door zijn oprechtheid.Ga naar eindnoot48 In zijn toespraak last Havelaar twee pauzes in. Beide keren doet hij dit nadat hij een reeks vragen heeft gesteld aan zijn publiek. Waarschijnlijk wil hij dat zijn toehoorders op dat moment de vragen tot zich laten doordringen, zodat zij die voor zichzelf beantwoorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitHavelaars toespraak tot de Hoofden van Lebak is ideaal onderwijsmateriaal voor lessen Nederlands en retoricalessen aan aankomende neerlandici. Voor lessen in letterkunde zijn er bovendien mooie vergelijkende analyses te maken met de parallelle preek van dominee Wawelaar. Ook vergelijkingen met parodieën die Multatuli elders heeft gehouden op toespraken van politici zoals Thorbecke, dominees en wetenschappers van zijn tijd, kunnen veel inzicht opleveren. Als een vroege voorganger van Koefnoen imiteert en parodieert Multatuli de ‘prekers, babbelaars, redevoeringhouders, spreek-, praat-, redeneer-, vertoog-, pleit-, verhandelkranen’.Ga naar eindnoot49 De eerste aanzetten hiertoe van hoogleraar Letterkunde en eerste hoogleraar Taalbeheersing Garmt Stuiveling zijn inspirerend.Ga naar eindnoot50 Voor cultuurlessen biedt de toespraak een rijk voorbeeld van interculturele aanpassing aan het publiek, van aanhef tot taal- en metafoorkeuze, van eufemismen tot benevolum-technieken. Met deze retorische analyse is gepoogd Havelaars retorische strategieën om de Hoofden te overtuigen van zijn visie op ‘de verkeerdheden in het land’ in beeld te brengen. De pathos-strategie is, gecombineerd met het weloverwogen, welwillende en indringende ethos, essentieel voor het effect van de rede, en Havelaar lijdt enige verliespunten op het vlak van logos: hij heeft slechts twee van de vier standaardgeschilpunten in de beleids-topiek overtuigend uitgewerkt. Wat vooral overblijft voor sprekers uit de eenentwintigste eeuw, zijn de resultaten van die pathos-strategie: de schoonheid van de taal, die soms Bijbels-profetisch is en de emotionerende metaforen en appellerende vragen. En Havelaars presentatie, die getypeerd wordt door oprechte betrokkenheid en natuurlijkheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Hoofden werden getroffen door de toespraak, maar ze hebben hun handelwijze niet aangepast. De meeste overtuigingskracht heeft de toespraak uiteindelijk op de lezer van de roman. Ook hier blijkt Multatuli's typering weer zeer raak. In de woorden van Stern over Havelaar: ‘zijn welsprekendheid had dan ook meer de eigenschap van te verbazen en te treffen, dan door bondigheid van redeneering te overtuigen.’Ga naar eindnoot51
Omslag van Jaap de Jong, Spreken als Max Havelaar. Hoe houd je een vlammende toespraak? (2012).
Intussen is Multatuli's werk wel de belangrijkste inspiratiebron voor het Max Havelaar Toesprakentoernooi. Sinds september 2011 strijden jaarlijks vijftig docenten Nederlands met hun honderd beste leerlingen tijdens dit toernooi om de beker voor de beste vlammende toespraak in de geest van Max Havelaar. Een hele dag retoricaworkshops geïnspireerd door Multatuli, georganiseerd door de Leidse opleiding Nederlandse Taal en Cultuur en het Multatuli Genootschap onder het motto: eenvoudige oprechtheid, hard werken en humor, want ‘Wie verveelt heeft ongelyk’!Ga naar eindnoot52 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageSchematisch overzicht van de onderdelen van de toespraak volgens de klassieke ordening. De regelnummers verwijzen naar de editie Kets-Vree 1992, p. 79-86, regels 49-371.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|