Indische Letteren. Jaargang 31
(2016)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |||||||||||||||
De koloniale samenleving door de ogen van Dé-lilah
| |||||||||||||||
Lucy van RenesseIn vier jaar tijd publiceerde Dé-lilah zes boeken: Gecompromitteerd (1897), Hans Tongka's carrière (1897), Een Indisch dozijntje (1898), Mevrouw Klausine Klobben op Java (1899), B.B. Kongsie (1900) en Madama Caprice (1901). Naast deze werken bestaan er twee ongepubliceerde manuscripten en een map met zeven ongedateerde verhalen.Ga naar eind2 Dé-lilah is het pseudoniem van Lucy van Renesse. Na genealogisch onderzoek door Adriaan Intveld zijn eind 2012 enkele raadsels omtrent de biografie van deze schrijfster opgelost. Zij werd geboren in 1862 in Grissee, Soerabaja, als dochter van de Engelsman John Johnston en een, waarschijnlijk, inlandse of Indo-Europese moeder. Ze trouwde in 1881 op negentienjarige leeftijd in Lumajang met Ernest Jean Babtiste van Renesse, met wie ze de daaropvolgende zes jaar vijf kinderen kreeg. Na haar huwelijk woonde Lucy het eerste jaar op de Sakoeda estate in Langkat aan de oostkust van Sumatra, een jaar later verhuisde ze naar Deli. Ze stierf in 1906 in Sin-gapore op 44-jarige leeftijd.Ga naar eind3 De vader van Lucy van Renesse was eerst machinist op de grote vaart en later administrateur van een suikeronderneming op Oost-Java.Ga naar eind4 In haar boeken laat Dé-lilah doorschemeren van goede komaf te zijn. In De Sumatra Post van 1906 schrijft journa- | |||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||
list Gerrit Goedgewicht naar aanleiding van haar dood een korte biografie. Hij weet te vertellen dat haar echtgenoot, na korte tijd in de tabak te hebben gezeten, het ‘Deli-hotel’ heeft opricht, een populair hotel bij ‘kleinere luiden’ alwaar Lucy de scepter zwaaide. Daarnaast hield hij venduties, waarin hij een tijdlang een concurrentiepositie had. Toen er meer vendutiekantoren en hotels bijkwamen, waren de goede jaren voorbij. Om rond te komen opende Lucy's echtgenoot een expeditiezaakje in Belawan en een koelie-agentuur. Lucy reisde met haar kinderen naar Europa maar kwam terug nadat haar man was overleden. Tijdens die reis begon ze te schrijven aan haar eerste roman Gecompromitteerd.
Dit is de enige bekende foto van Dé-lilah. Ze is hier ca. 39 jaar.
| |||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||
Na haar terugkomst maakte ze reizen door China, Japan en Java. Ze kwam volgens Goedgewicht op plaatsen waar ‘zelfs mannen zelden of nooit een voet gezet hadden.’ Haar reisindrukken publiceerde ze in De Sumatra Post.Ga naar eind5 Tot een jaar voor haar dood maakte ze nog reizen: in de krant Het nieuws van den dag uit 1905 wordt geschreven dat ze ‘thans in Japan vertoeft.’Ga naar eind6 Dé-lilah presenteert zichzelf in haar boeken als een nonna, een Indo-Europese vrouw.Ga naar eind7 Het was in haar tijd bijzonder dat ze haar Indo-achtergrond liet doorschemeren in haar romans. Ze deed dat bijvoorbeeld op de volgende manier in één van de verhalen in de verhalenbundel Een Indisch dozijntje: ‘Hanna, mijne vriendin is een aardig Indisch vrouwtje, precies zooals ik, dat wil zeggen, dat ik ook een Indische ben, of ik aardig ben daarover zullen we maar zwijgen.’Ga naar eind8 In plaats van het verhullen van haar achtergrond, putte Dé-lilah er juist haar inspiratie uit. Ze keek als in Indië geboren ‘Indo’ anders tegen de Indische maatschappij aan dan de Europese schrijfsters; een maatschappij waarin iemand van gemengde afkomst als een minderwaardig lid van de samenleving werd beschouwd. In ‘Dé-lilah, een vergeten schrijfster van ruim 2000 pagina's Indisch proza’ schrijft Joop van den Berg: ‘Het was voor een vrouw met een Javaanse grootmoeder rond 1875 toch zaak om een volbloed man te trouwen om het getinte geslacht “wat op te schonen.”’Ga naar eind9 Lucy wist door haar huwelijk naar alle waarschijnlijkheid de maatschappelijke ladder te beklimmen. Vanwege haar afkomst en aangetrouwde positie zal ze in aanraking met verschillende lagen van de samenleving zijn gekomen. In haar romans blijven noch de Indo's, noch de Europeanen gespaard. Van den Berg wijst in zijn essay echter op het feit dat zij zich nooit superieur voordoet ten opzichte van andere bevolkingsgroepen: ze schrijft nooit in een ‘Untermensch-toon.’Ga naar eind10 | |||||||||||||||
De oermoederDé-lilah debuteerde op haar vijfendertigste. Van den Berg schrijft dat Dé-lilah niet wist te voldoen aan de literaire standaard: ‘Er is in haar boeken zelden een duidelijke door de chronologie gedicteerde ontwikkeling of een consequent doorgevoerde verhaallijn. Zij kon - in gewone mensentaal - zo moeilijk iets verzinnen.’Ga naar eind11 Dé-lilahs beschrijvingen van de koloniale samenleving zijn echter in sociaal-historisch perspectief zeer waardevol. Ze beschrijft onder meer het dagelijks leven door de ogen van vrouwen die tot verschillende bevolkingsgroepen en standen behoren en ze schetst een beeld van de onmenselijke behandeling van de contractkoelies. | |||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||
Van den Berg schaart het proza van Dé-lilah onder het genre vrouwen lief en leed onder de tropen: de ‘tempo doeloe-romans’ vol romantiek. Omdat Dé-lilah echter ook de zwarte kant van het kolonialisme beschrijft, ziet Van den Berg haar boeken tevens als een ‘correctie op het gezapige beeld van tempo doeloe van betekenis.’Ga naar eind12 Alfred Birney verklaart Dé-lilah zelfs tot oermoeder van de Indische tak van de Nederlandstalige koloniale literatuur.Ga naar eind13 Van den Berg is in het hele oeuvre van Dé-lilah op zoek gegaan naar autobiografische elementen. In de roman Gecompromitteerd schrijft zij over het groot tekort aan vrouwen in de Indische samenleving. Het was in de negentiende eeuw dan ook niet ongewoon om als jong meisje aan een oudere man te worden uitgehuwelijkt. Dé-lilah trouwde op haar negentiende met haar Ernest, maar dat zegt volgens Van den Berg niets over de jaren voor dit huwelijk: In het Indië van tempo doeloe met een geweldig mannenoverschot, was een net uit Nederland teruggekeerd Indisch meisje (met een zeer gefortuneerde vader) een begeerlijke prooi, waarop - om in het jachtjargon door te gaan - vaak een soort drijfjacht werd geopend op de ‘huwelijksmarkt’. Uit haar boeken blijkt dat de twintigjarige Dé-lilah dit aspect goed heeft gekend en op het gebied van ‘Indische huwelijken’ weet waar zij het over heeft.Ga naar eind14 Het reisverhaal Mevrouw Klausine Klobben op Java uit 1899 zou volgens Van den Berg als autobiografisch kunnen worden gezien.Ga naar eind15 Deze roman beschrijft een reis door Indië, gemaakt door Mevrouw Klobben, die waarschijnlijk Dé-lilahs alter ego is. Zoals gezegd reisde Lucy wel degelijk vaak alleen, wat in die tijd voor een vrouw zeer ongebruikelijk was. Volgens het reisverhaal legde ze uit voorzorg dan ook altijd haar revolver op tafel wanneer zij op straat iets ging drinken. Dé-lilahs tweede roman, Hans Tongka's carrière, kan gezien worden als de eerste Deli-roman. Dit boek verscheen dertig jaar eerder dan Rubber van Madelon Székely-Lulofs en wordt door Alfred Birney als Dé-lilahs beste werk gezien.Ga naar eind16 Birney schrijft: ‘In Hans Tongka's carrière is Dé-lilah op haar best met haar enorme sardonische talent voor soap, gekoppeld aan een cynische parodiërende blik op het Nederlands-Indische leven.’Ga naar eind17 Wat Birney opvalt is dat Dé-lilah het plantersmilieu op Deli ‘uitstekend’ kent. Hij schrijft dan ook dat we haar naam moeten lezen als ‘Deli-lah.’Ga naar eind18 | |||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||
De Indische samenlevingVan Europeanen tot Joden, van Bengalen tot Chinezen: Dé-lilah laat geen bevolkingsgroep die deel uitmaakte van de Indische samenleving met name die in Deli - in haar boeken onbeschreven. Ze plaats de vermogende Europeaan bovenaan in de standenmaatschappij, maar ook bepaalde inheemse groepen die zich gewillig schikken in onderdanige positie kunnen op Dé-lilahs goedkeuring rekenen. Het beeld dat Dé-lilah van de Europeanen schetst, is over het algemeen positief. De meeste zien nooit het slechte in de mens en kiezen altijd voor het goede. De Europeanen waar zij zich als mede-Europeaan voor schaamt, zijn vanwege hun uiterlijk eigenlijk al niet meer serieus te nemen. De houding van de vermogende Europeanen is meestal statig en correct: tegenover hun minderen, die zij niet alleen op rang, maar ook op afkomst beoordelen, tonen zij zich doorgaans afstandelijk en arrogant. Als gast in een onbekend land gedragen ze zich allang niet meer: de Europeanen uit Dé-lilahs romans voelen zich heer en meester in Indië. De Europeanen mochten dan bovenaan op de maatschappelijke ladder staan, ook binnen deze bevolkingsgroep zorgden rangen en standen voor een hiërarchie. In Dé-lilahs romans spelen Europeanen van goede komaf bijna altijd de hoofdrol. Het zijn vaak sympathieke mensen: de mannen zijn galant, de vrouwen zeer goedhartig. Opvallend is dat Dé-lilah het uiterlijk van deze personages met hun karakter laat corresponderen; zij zijn zodoende mooi vanbinnen én vanbuiten. Het omgekeerde geval komt ook voor: minder aantrekkelijke Europeanen hebben vanzelfsprekend een slecht karakter. In de boeken van Dé-lilah vervullen deze personages vaak op corrupte wijze een bestuurlijke functie. In B.B. Kongsie beschrijft Dé-lilah het corrupte bestuur van Medan, bestaande uit resident Meernog, secretaris Maas en Eerste kommies (ambtenaar) Joachim. Het driemanschap gaat niet door voor de mooiste mannen van Medan: Dé-lilah wijst meermaals op de kromme beentjes van de resident, de kale plekken op het hoofd van Maas, en Joachim, een Europeaan met Chinees bloed, is bij voorbaat niet aantrekkelijk. De nonna's, Indo-Europese vrouwen die met een Europese man zijn getrouwd, moeten het in het werk van Dé-lilah vaak ontgelden. Dé-lilah laat de liplaps, gebrekkig Nederlands spreken. Ze zijn dik, hebben veel kinderen en weten zich, ondanks de redelijk goede positie van hun vaak Europese man, niet te gedragen. Op recepties wordt er achter hun rug gelachen om hun vieze en oude kleding, ze zijn luidruchtig en hebben, in de bewoording van Dé-lilah, een huishouden van Jan Steen. Met de Indo-Europeanen, een miskende bevolkingsgroep volgens Dé-lilah, heeft ze juist weer | |||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||
te doen. Een enkele keer legt ze dan ook de misstanden van de ‘arme Indo’ bloot: ze hebben te veel om te sterven maar te weinig om te leven. De laagste positie in de Indische standenmaatschappij in Deli werd ingenomen door de kontraktkoelies. In haar tweede roman Hans Tongka's carrière legt Dé-lilah gedetailleerd misstanden bloot. Ze omschrijft de strafmethodes die de Europeanen op de koelies toepasten, variërend van rotanslagen tot regelrechte marteling. Koelies worden volgens Dé-lilah niet naar het ziekenhuis gebracht wanneer de behandeling duurder is dan een begrafenis, vrouwen worden verkracht door de opzichters en als de koelies door mishandeling om het leven komen, wordt dat door de desbetreffende resident vakkundig voor het Nederlands Bestuur verzwegen. Op het ‘houden’ van koelies heeft Dé-lilah echter niets tegen, zolang ze ‘menselijk’ worden behandeld. Een slag met een rotanstok moet immers kunnen, anders straal je als Europese planter geen gezag uit en is het moeilijk de grote groep koelies onder controle te houden. In Hans Tongka's carrière lukt het Eddie, een jonge assistent, niet om respect af te dwingen bij de koelies. Volgens Dé-lilah komt dat vanwege het feit dat Eddie nooit slaat: ‘En buitendien sloeg Eddie zijne ondergeschikten nooit, dit was zeker een reden te meer, waarom de koelies hem niet respecteerden, want een bewezen waarheid is 't toch, dat een recalcitrante Chinees alleen met den rottan te regeren is.’Ga naar eind19 Op Deli waren geen Javaanse bedienden te vinden, dus namen de Europeanen daar - met tegenzin - Chinezen aan. De Chinese bedienden worden in Dé-lilahs boeken echter door de Europeanen niet serieus genomen. Hun lange vlecht was een bron van vermaak. Dé-lilah omschrijft de Chinese bedienden als lui en onbetrouwbaar: als er niet op hen gelet wordt, rusten ze uit of stelen ze. In de roman Gecompromitteerd verhuist Betsy naar Deli om bij een familie in de huishouding te gaan werken. Als dame de ménage stuurt zij de bedienden aan. Haar vriendin Marie schrikt ervan als Betsy haar vertelt dat het om Chinese bedienden gaat: ‘Heere mijn tijd!’ zegt Marie, ‘werken zij daar met Chineezen? Wat grappig! Pas maar op, Bets, dat de kok zijn staart niet in de soep laat vallen.’Ga naar eind20 | |||||||||||||||
EmancipatieNaast het onthullen van de missstanden op de Delische plantages lijkt Dé-lilah een nog grotere missie te hebben. In haar boeken stelt zij de positie van de vrouw, en specifiek die van het jonge, ongetrouwde meisje, aan de kaak. In de samenleving van Dé-lilah trouwden jonge meisjes omwille van geld en positie met mannen die hun | |||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||
vader konden zijn. Dé-lilah laat de lezer meermaals weten hierop tegen te zijn en benadrukt keer op keer dat er getrouwd moet worden vanuit liefde. De druk op een goed huwelijk is echter groot: de meisjes krijgen met de paplepel ingegoten dat geld en bezittingen het enige is wat telt en in een standenmaatschappij zoals die in Nederlands-Indië bestond, was een huwelijk de ideale manier om als vrouw hogerop te komen. In Hans Tongka's carrière begrijpt administrateursvrouw Susie Brill niet dat de prachtige Nina niet wil trouwen met een rijke man en probeert haar op andere gedachten te brengen: ‘Want,’ zoo eindigde mevrouw Brill hare logica, ‘er bestaat geen grooter genot dan rijk te zijn, lieve Nina. Trouw nooit met een armen man, die je niets anders aanbieden kan, als een groot hart vol liefde, zooals er in de meeste romans geschreven staat. Geld is 't eenige, dat aantrekkelijkheid heeft op de wereld, neem dien wijzen raad van mij aan Nina!’Ga naar eind21 Ook meneer Brill begrijpt niet waarom Nina alle mannen afwijst, de een met een nog betere positie dan de ander. Nina wil echter trouwen met Toni: Zij vond het vreemd en tevens ergerlijk, dat Brill telkens terugkwam op die positie. Daaraan had zij nooit gedacht. Zij wist wel, dat het aangenaam was, veel geld te hebben, zij zelve hield van weelde, maar waarom juist ‘positie’ zulk een groote factor was bij een huwelijk, dat begreep zij niet. Toni had geene positie, maar zij had hem lief, en rijk of arm, met hem wilde zij lief en leed deelen. Zonder liefde door 't leven te gaan, dat zou zij niet kunnen [...].Ga naar eind22 Voor vrouwen die zich (te) ondergeschikt verhouden tot hun echtgenoot heeft Dé-lilah geen goed woord over: gelijkheid tussen man en vrouw is in haar boeken dan ook een terugkerend thema. In Gecompromitteerd pakt de man na een scheiding probleemloos zijn leven weer op, terwijl de vrouw buiten de maatschappij wordt geplaatst. Dé-lilah reageert: ‘Gelooven dat een gescheiden vrouw ook fatsoenlijk kan zijn, neen, dat doen ze niet. Zij moet schuld hebben, al is ze ook nog zoo rein als pas gevallen sneeuw. Aan haar de fout dat het tot een echtscheiding kwam, en de man komt uit dien vuurdoop altijd tevoorschijn als de nieuw geboren vogel Phoenix, terwijl de vrouw, met schuld overladen, haar ongelukkig bestaan voort moet torsen.Ga naar eind23 Sientje, uit het reisverhaal Mevrouw Klausine Klobben op Java, is als alleenreizende vrouw op Java het meest geëmancipeerde personage uit de boeken van Dé-lilah. Sientje laat haar man en haar kinderen achter en blijft vijf maanden weg. Ze maakt deze rondreis in naam van de wetenschap, wat resulteert in een gedetailleerd reis- | |||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||
verslag. De gezinnen bij wie ze overnacht zijn altijd zeer van haar onder de indruk; ze hebben bewondering voor haar ‘branie’ en noemen haar de vrouwelijke Livingstone. Ze laat zich door geen waarschuwing tegenhouden en in een draagstoel iedere berg of vulkaan die ze tegenkomt op dragen. De vulkaan Tangkoeban prahoe is volgens een hoteleigenaar zelfs nog niet eerder door een vrouw beklommen.
Overlijdensadvertentie van Dé-lilah (Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 4 december 1906).
Sientje is kordaat en weet wat ze wil. Op de vulkaan de Diëng aanschouwt ze het ‘Doodendal’, waar verstikkende dampen uit opstijgen. Ze probeert een hondje van de hoteleigenaar te kopen, maar die wil daar niks van weten. Dat vindt ze jammer, want: ‘Met genoegen had ik dat beestje in de Pakaraman laten werpen, om de proef op de som te nemen en te zien, of zoo'n beest wel heusch stikt. Men zal zeggen, dat dit kolossaal wreed is, en dat is ook waar; maar voor de wetenschap moet men toch wat over hebben, niet waar?’Ga naar eind24 Als gast op een trouwerij luistert Sientje opnieuw naar de huwelijksvoorwaarden, die ze na al die jaren vergeten is. Een van de voorwaarden luidt dat de vrouw de man altijd moet volgen en dat de vrouw haar man gehoorzaamheid verschuldigd is. Hierop denkt Sientje bij zichzelf: ‘Wat moois! Wie heeft die wet eigenlijk gemaakt? Natuurlijk een man, en die zal wel gezorgd hebben, dat hij er niet bij tekort kwam.’Ga naar eind25 De voorwaarde dat de man zijn vrouw moet onderhouden en dat hij zijn kinderen moet opvoeden, vindt zij erg voorbarig: hoe weet deze ambtenaar zeker dat dit echtpaar kinderen zal krijgen? Bovendien bedenkt zij dat er genoeg mannen zijn die ‘te lam zijn om te werken en die door hun vrouwen worden onderhouden.’ Die wet ‘deugt niet,’ vindt ze, ‘en een schande is het, dat wij er ons aan te houden hebben.’Ga naar eind26 Ook haar eigen man wijst zij als het moet terecht. Ze schrijft hem dat ze op een picknick is geweest en dat ze met de hele groep hebben gezwommen. Ze is erg verontwaardigd als haar man haar in zijn antwoord laat weten het heel vervelend te vinden dat zij met jonge mannen gezwommen heeft. Hij vraagt haar dat niet meer te doen; zij zou het immers ook niet fijn vinden als hij met jonge meisjes zwom. Volgens Sientje is dit niet hetzelfde en ze laat hem weten dat zij op 45-jarige leef- | |||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||
tijd zelf wel uitmaakt wat ze wel en niet doet. Volgens Dé-lilah heeft Sientje het hart van een man. Ze schrijft: ‘Die vrouwen, die niets alleen durven ondernemen, zijn mij een gruwel en tevens vind ik ze ongelukkig, want ze zijn steeds van een ander afhankelijk.’Ga naar eind27 | |||||||||||||||
Het einde van Dé-lilahs schrijverscarrièreDé-lilahs debuutroman Gecompromitteerd verscheen bij P. Gouda Quint. Over deze roman is een aantal recensies terug te vinden in onder andere De Tijdspiegel en De Indische Mercuur. Opvallend is dat de recensenten uitgaan van een mannelijke schrijver. De recensent van De Indische Mercuur schrijft bijvoorbeeld: ‘Maar enfin, de auteur schijnt ook nog jong of tenminste pas-beginner te zijn, we herinneren ons niet het wonderlijke pseudoniem Dé-lilah eerder te hebben ontmoet - en er is dus hierin nog verbetering te verwachten. Scherper kritiek op eigen fantasie [...] en dieper psychologische studie [...] zullen Dé-lilah wiens aangeboren talenten vele zijn, tot een onzer eerste Indische schrijvers kunnen maken.’Ga naar eind28 Dé-lilahs eerste roman werd door de critici redelijk goed ontvangen. Haar werk is echter niet gerecenseerd door P.A. Daum, wat volgens Van den Berg een verklaring zou kunnen zijn voor haar latere onbekendheid.Ga naar eind29 Uitgeverij H. Honig uit Utrecht was Dé-lilahs tweede uitgeverij. Dé-lilahs plotselinge stilzwijgen na 1901 roept de nodige vragen op, maar kan te maken hebben met het verslechteren van de verhaallijnen. B.B. Kongsie en Madame Caprice zijn grotendeels herschreven door een editeur. In de kantlijn lichtte deze zijn verbeteringen toe en pende er wanhopige verzuchtingen neer, zoals: ‘Het is wirwar geschrijf waarin alleen een idee, maar geen samenhang is te bespeuren. En dien samenhang heb ik getracht erin te brengen. Of het me gelukt is, is een tweede! Maar ik onderneem het nooit meer!’Ga naar eind30 Het is niet ondenkbaar dat Uitgeverij H. Honig de samenwerking vervolgens voor gezien hield.Ga naar eind31 Dat terwijl er, volgens Van den Berg, nog genoeg manuscripten waren voor nog minstens twee publicaties, waaronder een tweede reisverhaal.Ga naar eind32 Spijtig, vindt Van den Berg, die het manuscript van Mevrouw Klausine Klobben bij de Overburen. Singapore, Penang, en het schiereiland Malacca heeft ingezien, ‘want het is een sfeervolle tekening van de Britse koloniën in de jaren negentig van de vorige eeuw. Uitgever Honig heeft er geen brood meer in gezien, maar het manuscript had beter verdiend.’Ga naar eind33 | |||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||
Zes werken heeft Dé-lilah nagelaten. Een tot op heden niet erg bekend oeuvre dat een waardevol inzicht verschaft in de multiculturele samenleving en de positie van de vrouw in het Indië van 1900. Haar opvattingen over bevolkingsgroepen geven een interessant tijdsbeeld en met haar feministische opvattingen is ze in sommige opzichten zelfs nu nog de tijd vooruit. De Indische literatuurgeschiedenis is niet compleet zonder de koloniale samenleving bezien door de ogen van Dé-lilah. | |||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||
Nina Bouwmeester (1989) studeerde in 2013 af aan de Universiteit Leiden in de richting Moderne Letterkunde. Tijdens haar Master volgde ze keuze- en bijvakken over de Nederlands-Indische literatuur en de Indonesische taal. Momenteel is Nina werkzaam als docent Nederlands op een middelbare school in Rotterdam. |
|