Indische Letteren. Jaargang 31
(2016)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| ||||||||||
Mimicry en hybriditeit in Buiten het gareel (1940) van Soewarsih Djojopoespito en Tussen Ambon en Amsterdam (2004) van Herman KeppyGa naar eind*
| ||||||||||
[pagina 230]
| ||||||||||
Hybriditeit verwijst naar raciale of interculturele vermenging. Omdat in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw rassenvermenging als degeneratie van het superieure ras werd beschouwd, kreeg dit begrip een negatieve klank. Een hybride vorm werd destijds als inferieur gezien aan een pure vorm. Tegenwoordig duidt men er een mengvorm mee aan die in de eerste instantie lastig te classificeren is, omdat die tussen de bestaande categorieën valt. Bhabha benadrukt dat hybriditeit ook kan verwijzen naar een toevoeging van iets aan het bestaande, wat als een verrijking in plaats van als een verarming kan worden opgevat. Daarmee onderstreept hij het positieve aspect van hybriditeit.Ga naar eind4 Met behulp van deze twee begrippen wil ik meer inzicht verwerven in twee Nederlands-Indische romans: Buiten het gareel (1940) van Soewarsih Djojopoespito en Tussen Ambon en Amsterdam (2004) van Herman Keppy. Hoewel ze afkomstig zijn uit verschillende historische tijdperken, vertonen ze veel overeenkomsten met elkaar. Ten eerste zijn de hoofdpersonen van beide romans Indonesische intellectuelen, wat een zeldzaam verschijnsel is in de Indische letteren. Ten tweede getuigen zowel Buiten het gareel als Tussen Ambon en Amsterdam van het Indonesische verzet tegen de Nederlandse overheersing en staan ze een transformatie van het koloniale systeem voor, waardoor ze tot de relatief beperkte groep van postkoloniale Indische romans horen. De grootste overeenkomst tussen de twee romans is echter gelegen in hun thematiek. In beide werken neemt de ambivalente positie van de hoofdpersonen een centrale plaats in, een positie die het best kan worden omschreven met behulp van de begrippen mimicry en hybriditeit. De identiteit van de hoofdpersonen wordt in hoge mate bepaald door hun nabootsing van de cultuur van de koloniale over-heerser. Dat leidt tot de vraag of deze nabootsing bij hen tot een volledige identificatie met de geïmiteerde cultuur leidt, en wat de consequenties ervan zijn voor hun leven. | ||||||||||
Buiten het gareelBuiten het gareel is een sterk autobiografische roman die verslag doet van een aantal jaren uit het leven van het onderwijzersechtpaar Soelastri en Soedarmo: ‘Indonesische intellectuelen, die leefden buiten het gareel.’Ga naar eind5 De roman begint met een gesprek tussen het echtpaar over de afwijzing van een manuscript van Soelastri dat zij in haar moedertaal, het Soendanees, heeft geschreven. Als gevolg hiervan besluit Soelastri om niet langer te ‘weifelen tussen Soendaas en Nederlands’ en begint zij | ||||||||||
[pagina 231]
| ||||||||||
aan de beschrijving van een episode uit haar leven in het Nederlands.Ga naar eind6 De roman opent met de zin: ‘Het was in 1933, dat Soelastri haar nieuw tehuis betrad’ en eindigt in 1937 met haar besluit om een roman in het Soendanees te schrijven die, zoals in het eerste hoofdstuk werd vermeld, zal worden afgewezen.Ga naar eind7 In de eerste helft van de roman werkt het echtpaar op een ongesubsidieerde school die door de nationalistische beweging wordt bekostigd. Maar nadat er een huiszoeking heeft plaatsgevonden door de Nederlands-Indische Politieke Inlichtingen Dienst, wordt een groot aantal nationalisten gearresteerd. Als gevolg hiervan krijgt Soedarmo een onderwijsverbod, wat het einde van de school betekent. In de tweede helft van de roman reist het onderwijzersechtpaar van de ene plek naar de andere. Zonder rekening te houden met de realiteit laat Soedarmo zich leiden door zijn idealisme, met als gevolg dat het echtpaar financieel aan lager wal raakt. De armoede waaronder zij lijden en de bijkomende afhankelijkheid van familieleden en vrienden die hen financieel ondersteunen, drukken op Soelastri: ‘Het was zo vernederend altijd weer geholpen te worden, terwijl je toch hersens genoeg had om je door alle armoede heen te slaan.’Ga naar eind8 Vanuit Bandoeng vertrok het echtpaar eerst naar Djokjakarta en vervolgens naar Buitenzorg, waar Soedarmo een school en krant oprichtte. Dankzij de hulp van vrienden is hij in staat om zowel de school als de krant een tijd lang draaiende te houden. Maar op een gegeven moment mislukt ook deze onderneming. Aan het eind van de roman vestigen Soelastri en Soedarmo zich met hun twee dochters in Bandoeng, waar Soelastri besluit om haar Soendanese roman te schrijven. | ||||||||||
Tussen Ambon en AmsterdamTussen Ambon en Amsterdam is een historische roman over twee Molukse broers, Johannes Everhardus (Nannie) (1882-1908) en Willem Karel (Wim of Empie) Tehupeiory (1883-1946), die ongeveer honderd jaar geleden, nadat ze hun studie geneeskunde in Nederlands-Indië hadden afgerond, als eerste Ambonezen naar Nederland kwamen om er verder te studeren. De roman bestaat uit drie delen: ‘Nannie en Empie’, ‘Wim en Anna’ en ‘Empie’. In het eerste deel van de roman wordt verteld hoe de broers zowel hun studie in Nederlands-Indië als in Nederland met uitstekende resultaten wisten af te sluiten. Naast hun studie besteedden ze bovendien veel tijd aan andere activiteiten. Nannie werd de auteur van Onder de Dajaks in Centraal-Borneo, volgens sommigen: ‘het | ||||||||||
[pagina 232]
| ||||||||||
beste boek dat ooit door een inlander in het Nederlands werd geschreven’.Ga naar eind9 Maar vooral hielden zij zich bezig met het behartigen van de belangen van hun landgenoten. Eenmaal in Nederland ontmoet Empie een Nederlandse vrouw, Anna Ommering, met wie hij in het huwelijk treedt. Als de broers na enkele jaren hun felbegeerde dokters-diploma hebben ontvangen, komt Johannes Everhardus als gevolg van een noodlottig ongeval te overlijden.
Herman Keppy, 2015 (collectie Aleksandra Galinowicz).
Het tweede deel vertelt het verhaal van Empie en Anna. Empie wordt vanaf dit moment Wim genoemd, omdat hij nu als een getrouwde man optreedt. Wim en Anna vertrekken naar Nederlands-Indië waar Wim zowel de Vereniging van Inlandse Geneeskundigen als het Ambons Studiefonds voor de Molukse jeugd opricht. Na een aantal jaren keren ze terug naar Nederland, waar Wim moeilijk aan de slag komt. Omdat hij in Nederlands-Indië makkelijker aan werk kan komen, besluit het echtpaar dat hij voor een periode van vijf jaar zal teruggaan om daar geld te verdienen en daarna van het gespaarde geld in Nederland te leven. In het derde deel wordt Wim opnieuw Empie genoemd, omdat hij nu gescheiden van zijn gezin leeft. In Nederlands-Indië werkt hij als dokter djawa zeer hard om een eigen praktijk op te zetten. Na een aantal jaren beschikt hij over een goedlopende praktijk, maar door verkeerde investeringen kan hij zijn financiële verplichtingen ten opzichte van zijn gezin niet langer nakomen. Het leidt er uiteindelijk toe dat Anna tot een echtscheiding wil overgaan. Haar verzoek wordt echter niet gehonoreerd omdat de rechtsgeldige gronden voor een scheiding ontbreken. Intussen is Empie getroffen door een aantal beroertes, waardoor hij invalide is geworden. Willem Karel Tehupeiory overlijdt in 1946 in Djakarta. | ||||||||||
[pagina 233]
| ||||||||||
Herman Keppy vond in 2001 op een zolder in Alkmaar reiskoffers die foto's, brieven en andere persoonlijke documenten van Wim Tehupeiory bevatten. Keppy gebruikte de inhoud van de koffers als bron voor zijn roman Tussen Ambon en Amsterdam (collectie Herman Keppy).
| ||||||||||
Mimicry in Buiten het gareelMimicry in Buiten het gareel uit zich in de representatie van de hoofdpersonen. De protagonisten bootsen zowel in hun innerlijk als uiterlijk in sterke mate de westerse cultuur na. Met betrekking tot het innerlijk van de hoofdpersonen wordt er benadrukt dat ze over ‘moderne ideeën van vrijheid en gelijkheid’ beschikken en naar ‘democratisch gelijkheid’ streven.Ga naar eind10 Veelzeggend in dit verband is dat ze het oosterse geloof en de oosterse gewoonten verwerpen. Ze geloven niet in bovennatuurlijke krachten en keuren polygamie af: ‘polygamie maakt van een mens een dier.’Ga naar eind11 Bovendien verkiezen ze een huwelijk uit liefde boven een gearrangeerd huwelijk, terwijl echtscheiding niet langer als een taboe wordt beschouwd. Wat hun uiterlijk betreft wordt met enige regelmaat hun hygiëne onderstreept. In dit opzicht vormen zij een contrast met hun ‘primitieve’ en onhygiënische landgenoten. Zo probeert Soelastri de ‘eenvoudige’ Djoehariah ervan te overtuigen dat zij zich bij | ||||||||||
[pagina 234]
| ||||||||||
de bevalling door een vroedvrouw in plaats van door een doekoen moet laten helpen: ‘En als je het kind krijgt, neem je een vroedvrouw of ga je naar het hospitaal?’ Djoehariah haalde haar schouders op: ‘Och, dat komt terecht. Een doekoen is ook goed; mijn moeder is toch ook niet door een vroedvrouw geholpen?’ ‘Ach, stel je voor, Djoe! We zijn toch moderne vrouwen. Durf je je heus aan een doekoen toevertrouwen?’ ‘Waarom niet? Ze heeft toch ervaring? En bovendien, het komt toch ook op zelfvertrouwen aan? ‘Nu ja, maar ze is toch vies, niet, slordig met alles en zo. Ik zou me er heus niet aan wagen. Maar ja...! Ben je niet bang, Djoe?’Ga naar eind12 Omdat Djoehariah uiteindelijk niet naar haar ‘moderne’ vriendin luistert, krijgt Soelastri de kans om de doekoen van dichtbij te bekijken: De doekoen kwam op haar knieën voortschuivend binnen; ze ruimde verschillende dingen op en Soelastri ontdekte de lange zwarte nagels aan haar vingers. Na een poos met Djoehariah gepraat te hebben, gingen Soelastri en Soedarmo naar huis met de herinnering aan dit afschuwelijke, dat armoede spotte met hygiëne en aangeleerde noodzakelijkheden.Ga naar eind13 Opvallend is dat de protagonisten zich superieur voelen aan hun onontwikkelde landgenoten: ‘Ik geloof niet, neen, ik kan er niet in berusten, dit leven te moeten leiden: eten, slapen, kinderen verwekken. Als het leven dát was, dan is het niet de moeite waard geleefd te worden. Dan zouden we net zo goed Papoea's kunnen zijn.’Ga naar eind14 Met het zich toe-eigenen van de westerse cultuur nemen ze ook de koloniale ideologie over, wat leidt tot een superioriteitsgevoel ten opzichte van diegenen die niet of minder verwesterd zijn: ‘Goelarso haalde dan staaltjes op van de domheid der Kaja-kaja's.’Ga naar eind15 Daardoor bevestigen ze impliciet dat de westerse cultuur superieur is aan de niet-westerse cultuur, wat bijdraagt aan de legitimatie van de koloniale overheersing van hun eigen volk en als autokolonisatie kan worden opgevat.Ga naar eind16 Hoewel Indonesische intellectuelen er alles aan doen om zich met de Nederlanders te kunnen meten, worden ze nooit als gelijken behandeld. Zo krijgen werkloze Europeanen een uitkering die hoger is dan wat hardwerkende Indonesische onderwijzers op de vrije scholen verdienen: De Europeanen die er woonden, waren werklozen die van het werklozenfonds meer toelage kregen voor hun luieren, dobbelen, bier drinken en vechten dan Prawira met zijn ploeteren voor vrouw en kinderen. Zelfs kregen ze melk en | ||||||||||
[pagina 235]
| ||||||||||
soep bedeeld, nu en dan koekjes. Verlopen employé's tot buren te hebben was schrijnend voor de onderwijzers om het feit, dat deze nog beter leefden dan zij.Ga naar eind17 De protagonisten in Buiten het gareel zijn echter niet alleen een voorbeeld van mimicry, omdat ze de westerse overheersers nabootsen en daarmee hun superioriteit erkennen, maar ook omdat ze zich tegen de koloniale overheersing verzetten. Zoals Boehmer schrijft: ‘Adopting and adapting the white man's tongue, [native colonials] learned to speak up for themselves’, wat zowel in de nationalistische strijd van de hoofdpersonen als in Soelastri's plan om een roman in het Nederlands te schrijven wordt weerspiegeld.Ga naar eind18 Het westerse verstand van de protagonisten botst met hun oosterse hart, dat vrij wil zijn en, met behulp van de ‘blanke taal’, om onafhankelijkheid roept. De erkenning van de superioriteit van de westerse cultuur en het gelijktijdige streven naar onafhankelijkheid toont de ambivalentie die in het concept mimicry besloten ligt. Hoewel Soelastri en Soedarmo de Indonesische belangen behartigen, worden ze vanwege hun westerse ideeën door de inheemse bevolking keer op keer afgewezen, wat tot gevoelens van vervreemding en ontworteling leidt. Zo beklaagt Soedarmo zich dat ‘de aanhangers van Ki Hadjar’ (een Indonesische nationalistische leider) hem beschouwen als ‘een Westers intellectueel die geen oog heeft voor de geestelijke waarden van het eigen land en in alles het Westen probeert te kopieren.’Ga naar eind19 Ook concludeert hij dat er geen band tussen hem en zijn volksgenoten bestaat: ‘Tri. Ik beken eerlijk, dat er tussen mij en het volk een muur staat, waarschijnlijk een gevolg van traditie of nog beter van mijn intellectualisme.’Ga naar eind20 Soortgelijke gevoelens ervaart Soelastri ook wanneer haar Soendanese manuscript wordt afgewezen: ‘Het is een feit geworden, dat juist zij die ik liefheb me hebben afgestoten, mij dit wanhopige gevoel bezorgd hebben voor niets te hebben gewerkt.’Ga naar eind21 Omdat zowel Soelastri als Soedarmo de toegang tot hun eigen volk wordt ontzegd en een volledige toegang tot de Europese samenleving onmogelijk is, zitten ze vast tussen twee werelden, wat kenmerkend is voor hun hybriditeit. | ||||||||||
Hybriditeit in Buiten het gareelBuiten het gareel is een afspiegeling van de koloniale machtsverhoudingen en thematiseert hybriditeit doordat de hoofdpersonen de gespletenheid belichamen die het gevolg is van hun leven tussen de westerse en oosterse wereld: ‘We voelen ons ver- | ||||||||||
[pagina 236]
| ||||||||||
splinterd, Las. Dat is de zaak.’Ga naar eind22 Ook manifesteert de hybriditeit zich in hun werk, zoals in het teruggestuurde menuscript van Soelastri: ‘Haar roman had hij aan een deskundige in Soendanese literatuur laten lezen, die vond dat de stijl tintelend en spontaan was, maar de zinsconstructie Hollands en de opzet vreemd modern.’Ga naar eind23 Soelastri en Soedarmo zijn echter niet de enigen die het stempel van de koloniale machtsverhoudingen met zich meedragen en daardoor een hybride identiteit vertonen. Een soortgelijke gespletenheid kan eveneens bij de andere nationalistische personages in de roman worden opgemerkt. Zo stelt Soedarmo dat Soekarno niet vrij is van een ‘religieuze trek’, wat volgens hem in zekere zin zijn onderontwikkeldheid onthult. Hierbij merkt Soelastri op: ‘Ja, we zijn modern, en toch reserveren we in een hoekje van ons hart een plaatsje waar we op wanhopige ogenblikken wierook branden.’Ga naar eind24 Daarmee bevestigt ze de hybride identiteit van de vertegenwoordigers van de Indonesische intellectuele elite zoals die in de roman worden gerepresenteerd. Hoewel Soelastri en Soedarmo in hoge mate verwesterd zijn, komt soms hun ‘oosterse identiteit’ naar voren, wat opnieuw hun versplinterde ik blootlegt. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer haar moeder na Soelastri's bevalling op bezoek komt en een slametan (ceremoniële maaltijd) wil bereiden. Soelastri heeft er moeilijk mee en voelt zich heen en weer geslingerd tussen haar moeder en echtgenoot. Haar moeder dringt erop aan om de traditie in stand te houden: Je bent toch ook zo flink geworden, omdat ik op je geboortedag, slasa kliwon, heb gevast. Het is zondigen tegen Allah, als je de slametans nalaat en alle gebruiken verwaarloost, die onze ouders ons nagelaten hebben. Het is nu eenmaal onze adat en als je zulke dingen verwaarloost, zal je vast ongelukkig worden.Ga naar eind25 Ze brengt Soelastri aan het twijfelen: ‘innerlijk worstelde haar wezen nog in het oude, ofschoon haar verstand deze gebruiken met onzin betitelde en haar westerse opvoeding haar alles in de ware proporties liet zien.’Ga naar eind26 Uiteindelijk besluit Soedarmo dat er geen slametan zal worden gehouden. Opmerkelijk is dat de hybride personages van tijd tot tijd trachten terug te keren naar hun ‘wortels’, om zich van deze innerlijke worsteling te bevrijden. Zo verhuist hun vriend Soetrisno met zijn gezin naar de desa waar hij zijn ‘ideeën [wil] proberen te verwezenlijken’ en ‘de mensen in al hun lief en leed [wil] zien.’Ga naar eind27 Dit wordt door zowel Soedarmo als Soelastri belachelijk gemaakt: ‘Kleinigheden? Ik zou zeggen, dàt dat overwegend is als u zich helemaal wilt aanpassen aan de gewoonten van de desa,’ zei Soedarmo ernstig, toen verder: | ||||||||||
[pagina 237]
| ||||||||||
‘U moet eigenlijk uw tanden ook niet meer poetsen en geen zeep gebruiken.’ ‘Ja,’ vulde Soelastri aan. ‘Vooral uw tanden niet poetsen, want alle tandenborstels zijn van varkenshaar gemaakt; om consequent te zijn, moet u inderdaad alleen maar met gestampte dakpannen uw tanden schuren. En uw handdoek moet u diep in uw koffer verstoppen.’Ga naar eind28 Deze kritische en spottende opmerkingen tegen hun vriend kunnen worden toegeschreven aan het feit dat ze zelf naar een ‘onverdeeld’ leven verlangen. Hun westerse opvoeding weerhoudt hen hier echter van, omdat dit volgens de westerse denkwijze een stap achteruit is. Ze kunnen zichzelf niet ‘ontwesteren’, dat wil zeggen ze zijn niet in staat zich aan de westerse cultuur en de bijbehorende gedachtegang te onttrekken.Ga naar eind29 Dat de hoofdpersonen last van hun hybriditeit hebben, openbaart zich eveneens op een ander moment in de roman, als Soedarmo doekoen wil worden: ‘[De doekoen] heeft me gezegd dat hij me in zes maanden in de geheimen kan inwijden en ik die eigenaardige kracht van hem kan overkrijgen. Hoe vind je het de vrouw van een doekoen te zijn, Tri?’Ga naar eind30 Omdat het antwoord van Soelastri - ‘Dan laat ik me van je scheiden’ - dit plan van haar man in de kiem smoort, blijft het echtpaar hun leven leiden ‘buiten het gareel’.Ga naar eind31 Zoals Gerard Termorshuizen opmerkt, ervaart Soelastri dit bestaan veel intenser dan Soedarmo, omdat haar inspanningen niet alleen de emancipatie van haar volk betreffen, maar eveneens die van haarzelf.Ga naar eind32
Soewarsih Djojopoespito, 1975 (collectie: Gerard Termorshuizen).
Hoewel het onderwijzerspaar zich in dienst van de bewustwording van het Indonesische volk blijft stellen, is de afwijzing van haar Soendanese manuscript een beslissend moment in het leven van Soelastri, in haar eigen woorden: ‘Dit nu is een keerpunt in mijn leven. Nu niet meer weifelen tussen Soendaas en Nederlands.’Ga naar eind33 Afgewezen door haar eigen volk schrijft ze haar verhaal in het Nederlands en blijft zo tussen twee werelden vast zitten: ‘Kijk,’ zei Soedarmo, ‘daar heb je de | ||||||||||
[pagina 238]
| ||||||||||
zee, tussen die karetbomen door. ‘De bruine golven rolden aan en hadden witte koppen en daarachter schemerde het blauw waar de hemel de aarde raakte.’Ga naar eind34 | ||||||||||
Mimicry in Tussen Ambon en AmsterdamOok in de representatie van de gebroeders Tehupeiory in Tussen Ambon en Amsterdam speelt mimicry een overheersende rol. Zowel het uiterlijk als innerlijk van de hoofdpersonen wordt bepaald door hun streven om met de Nederlandse overheerser op gelijke voet te staan. Zo stelt Nannie: ‘En aan ons nu de taak om te bewijzen dat de inlander niet onderdoet voor de Hollander. Wij moeten alle kansen aangrijpen in de tijd dat we in Nederland zijn om dat te laten zien.’Ga naar eind35 Daarom dragen de broers Tehupeiory westerse kleren en zijn ze blij met hun rechte neuzen: ‘Die neus was de trots van hun moeder; haar kinderen hadden niet een hidoeng pesek, de platte neus, die zo kenmerkend is voor de meeste volkeren in Nederlands-Indië. Nee, zij hadden een echte Ambonese neus, met een krachtige, rechte rug, net als de Nederlanders.’Ga naar eind36 In hun streven naar assimilatie laten zij zich zelfs tot Nederlanders naturaliseren en gaan ze relaties aan met Nederlandse vrouwen. Ze volgen hun opleiding in Nederland, omdat ‘het onderwijs in het Nederlands de poorten naar de beschaving zal openen.’Ga naar eind37 In hun verlangen naar gelijkwaardigheid beschouwen zij zichzelf als ‘in het Nederlands denkende inlanders’ en belijden het christelijke geloof: ‘Velen onder ons spreken al Nederlands, dankzij de godsdienst staan we dichter bij de Hollander.’Ga naar eind38 Omdat het concept mimicry met koloniale machtsverhoudingen is verbonden, zien we dat terug in uitingen van de broers, die getuigen van een superioriteitsgevoel jegens hun niet of minder ontwikkelde landgenoten. Zo beweert Nannie: ‘Natuurlijk, de Dajaks zijn mensen van vlees en bloed, net als wij. Zij staan lager op de trap van beschaving en ontwikkeling, maar hebben dezelfde menselijke passies, gedachten en verlangens als wij.’Ga naar eind39 Met de dominante Nederlandse cultuur nemen zij ook het westerse idee van superioriteit over. Nannie en Empie zijn doordrenkt van de Nederlandse koloniale ideologie en het product van de zogenaamde ‘ethische politiek’: ‘Onder meer Hollandse invloed zullen de Dajaks begrijpen dat ze hun leven kunnen verbeteren, tot meer welvaart kunnen komen’, stelt Nannie; en ‘De overgrote meerderheid van de bevolking in Indië leeft nog zeer primitief, staat ver van de beschaving’, verzucht Empie.Ga naar eind40 Zo legitimeren ze de koloniale overheersing en nemen actief deel aan de ‘kolonisatie’ van hun eigen land. | ||||||||||
[pagina 239]
| ||||||||||
In veel opzichten zijn de Molukse broers en andere ‘ontwikkelde inlanders’ Nederlandser dan veel van de autochtone Nederlanders, maar toch worden ze niet als gelijken gezien. Ze blijven altijd de allochtone Ander: ‘Een neger, een neger, een echte neger uit Afrika!’, hoort Asmaoen, een Javaanse studiegenoot van de broers, een Amsterdammer roepen als hij door de stad loopt.Ga naar eind41 Dat zij door de autochtone Nederlanders niet als hun gelijken worden beschouwd, komt nog sterker naar voren als zij in Nederlands-Indië zijn. Anders dan in Nederland, waar geen onderscheid gemaakt wordt tussen artsen op grond van hun afkomst, krijgen inheemse artsen in Nederlands-Indië minder betaald dan hun Hollandse collega's: Empie vulde aan: ‘Ja en het is niet zo dat de inlandse arts onderdoet voor zijn Hollandse evenknie. Het bewijs is nu wel geleverd door onze collega Mas Asmaoen, op school toch niet de allerbeste, die binnen twee jaar in Amsterdam al semi-arts is geworden en misschien dit jaar al afstudeert. En hoewel het gouvernement ons laag inschaalt, zijn er onder ons toch al doktoren die rond vierhonderd gulden per maand verdienen. Ik noem Mohammad Saleh die praktizeert [sic] in Soemalata, Raden Brenthel in Totok en onze vriend Heinig Lumentut in Indrageri.’ ‘Voor ons grote bedragen, maar het blijft minder dan Hollandse artsen verdienen,’ stelde Nannie.Ga naar eind42 Inlandse artsen hebben ook minder kans op een vaste aanstelling omdat ‘de autoriteiten de voorkeur geven aan een Hollandse dokter’.Ga naar eind43 Daarnaast laat de roman zien dat Hollanders die in Indië door ‘ontwikkelde Indiërs’ in het Nederlands worden aangesproken weigeren om in het Nederlands te antwoorden en zich in plaats daarvan van laag-Javaans of Maleis bedienen om op die manier de inlander op zijn plaats te zetten.Ga naar eind44 Ook kan Empie in Deli geen lid worden van de tennisvereniging ‘omdat hij nu eenmaal een inlander’ is.Ga naar eind45 Een schrijnend voorbeeld van institutionele discriminatie tenslotte is dat een Europese arts in gouvernementsdienst een kaartje eerste klas in de trein kan declareren, terwijl een dokter djawa slechts recht heeft op een reis in de derde klas. Kortom, de broers Tehupeiory doen er alles aan om met de Nederlanders op gelijke voet te staan, maar hoewel ze hun gelijkwaardigheid op veel gebieden bewijzen, worden ze nooit als gelijken behandeld. | ||||||||||
[pagina 240]
| ||||||||||
Hybriditeit in Tussen Ambon en AmsterdamEvenals bij Soelastri en Soedarmo betekent mimicry bij de broers Tehupeiory niet alleen het overnemen de cultuur en denkwijze van de overheerser, maar leidt het in hun handelen en denken ook tot weerstand tegen de koloniale machtsverhoudingen. Boehmer schrijft hierover: ‘Precisely because they could never be quite white or right enough, native colonials were able to transform the condition of mimicking the colonizer's moves into a strategy of resistance.’Ga naar eind46 Hoewel de Molukse broers in hoge mate verwesterd zijn, voelen ze zich sterk verwant met de Ambonezen en komen ze op voor de belangen van hun landgenoten. Zo schrijft Nannie een liederenbundel in het Maleis ‘voor de inlandse soldaten, die alleen Maleis spreken’ en begint hij samen met Henri Clockener Brousson het Maleistalige tijdschrift Bandera Wolanda.Ga naar eind47 Empie richt in Nederlands-Indië het Ambons Studiefonds op, dat als doelstelling heeft om talentvolle Ambonezen in de gelegenheid te stellen een studie te volgen in Nederlands-Indië of in Nederland. Het is enerzijds het streven naar gelijkwaardigheid met het westerse Nederland en anderzijds de onlosmakelijk band met hun oosterse land van herkomst die hen tot hybride personages maakt. Opvallend in de representatie van deze ‘intellectuelen van Ambon’ is dat ze zich hiervan bewust zijn: Misschien worden we net als de Indo's een aparte groep die tussen de Hollander en de inlander zit.Ga naar eind48 Ze beschouwen de westerse kant van hun identiteit als iets positiefs, omdat ze daarmee de inheemse bevolking kunnen helpen: ‘Ik moet bekennen dat ik zelfs genaturaliseerd ben tot Nederlander,’ zei Empie. ‘Het heeft onmiskenbare voordelen.’ Daarop antwoordt een collega: ‘Dat is op papier, maar je verloochent je afkomst tenminste niet, want je zet je in voor je volk.’Ga naar eind49 Hoezeer hij zich ook op Nederland richt, uiteindelijk geeft Empie de voorkeur aan zijn land van herkomst, wat zowel uit de volgende passage blijkt: ‘[De moeder van Empie] had aanvankelijk zelf Hollands voor hem gekookt, totdat hij haar verzekerde dat hij Indisch eten prefeerde [sic]’, als uit het gegeven dat hij uiteindelijk zijn vaderland Indië boven zijn moederland Nederland verkiest.Ga naar eind50 Niettemin blijft hij tot zijn laatste dagen trouw aan de Koningin der Nederlanden. Zo weigert hij tijdens de Japanse bezetting het portret van de koningin van de muur te halen: In de spreekkamer van de dokter ontwaarde hij aan de muur het staatsieportret van koningin Wilhelmina. Hij riep de dokter bij zich, die moeilijk lopend, zich vasthoudend aan het meubilair naderbij kwam. Vanuit de voorgalerij keken de | ||||||||||
[pagina 241]
| ||||||||||
wachtende patiënten naar binnen. Via een Japanse tolk die uitstekend Nederlands sprak, vroeg de officier de dokter om het portret van de muur te halen. Tot zijn ontsteltenis weigerde deze echter beslist. Daarop greep de officier naar het gevest van zijn zwaard en dreigde met maatregelen als de dokter niet zou voldoen aan zijn gebod. De dokter bleef bewegingloos voor het portret van de koningin staan.Ga naar eind51
Empie, Leentje en Anna Tehupeiory (collectie Herman Keppy).
Zo slingert Empie heen en weer tussen zijn liefde voor Nederland en Ambon. Ontroerd luistert hij naar Ambonese liederen: ‘O Ambon/ ik zal je nooit vergeten/ tot aan mijn sterven toe/ het ga je goed ver Ambon’.Ga naar eind52 Op die manier wordt in de roman zijn ‘tussenpositie’ steeds weer geaccentueerd. Opmerkelijk is dat deze ‘tussenpositie’ negatieve gevolgen heeft voor zijn huwelijk en gezinsleven. Als ‘ontwikkelde Ambonees’ kiest hij ervoor om een Nederlandse vrouw te trouwen, omdat hij geen ‘Ambonese vrouw die tabaksbladeren sorteert’ tot vrouw wil nemen.Ga naar eind53 Maar hoewel hij met Anna een gezin sticht, is Empie niet in staat om afscheid te nemen van zijn vaderland. Op den duur resulteert dit in een scheiding van zowel zijn vrouw als van zijn kinderen. Als | ||||||||||
[pagina 242]
| ||||||||||
hij overlijdt wordt hij omringd door zijn volksgenoten, maar is hij gescheiden van zijn gezin. De hybriditeit van de gebroeders Tehupeiory, die tussen hun eigen cultuur en die van de overheerser vast zitten, wordt in een van de passages van de roman treffend samengevat: [Nannie] herinnerde Empie en Leentje aan een oud-Ambons spreekwoord: Kalau dapat medja poetih, djangan loepa lessa. Als je een - Europese hoge - witte tafel krijgt, vergeet dan niet de lessa, de lage tafel waaraan men op Ambon in vroegere dagen at.Ga naar eind54 | ||||||||||
ConclusieMimicry weerspiegelt de koloniale complexiteit en kan vanuit twee perspectieven worden benaderd: dat van de kolonisator en dat van de gekoloniseerde. Wat de kolonisator betreft: aan de ene kant verwijst dit concept naar de macht van de kolonisator die zijn normen en waarden aan de gekoloniseerde oplegt, aan de andere kant ondergraaft het de macht van de koloniale overheerser omdat het de afstand tussen onderdrukker en onderdrukte verkleint. Wat de gekoloniseerde betreft: enerzijds vormt mimicry een strategie van verzet tegen de koloniale machtsverhoudingen omdat het doel ervan de ontkenning is van de eigen ondergeschiktheid, anderzijds gaat de (gedeeltelijke) acceptatie van de cultuur van de kolonisator, waartegen de gekoloniseerde zich verzet, gepaard met het (gedeeltelijke) verlies van de eigen cultuur en met de impliciete erkenning van de superioriteit van de cultuur van de kolonisator. Zowel Buiten het gareel als Tussen Ambon en Amsterdam worden door deze ambiguïteit gekenmerkt. Uit beide romans blijkt dat zelfs als het proces van mimicry volledig is afgerond, en de vreemdeling Nederlandser is dan veel Nederlanders zelf, hij toch altijd de Ander blijft. Het leidt tot de onontkoombare conclusie dat mimicry per definitie tot mislukken gedoemd is, omdat de gekoloniseerde zich via deze weg nooit van zijn ondergeschiktheid kan bevrijden. Nadat de hoofdpersonen zich met behulp van westerse kennis ontwikkeld hebben, ontdekken zij dat ze nooit gelijk zullen worden aan de koloniale overheerser, terwijl ze door deze ontwikkeling tegelijkertijd afstand hebben genomen van hun land van herkomst en cultuur. Het gevolg is dat zij hybride personages worden: hun streven om zich op deze manier van hun inferioriteit te bevrijden, resulteert onafwendbaar in hybriditeit. De hoofd- | ||||||||||
[pagina 243]
| ||||||||||
personen van Buiten het gareel, Soelastri en Soedarmo, kunnen als gevolg hiervan nergens meer wortel schieten. Ze zitten klem tussen twee werelden omdat ze geen volledige toegang tot de westerse cultuur kunnen krijgen en keer op keer door hun landgenoten worden afgewezen. In dit opzicht is er een belangrijk punt van verschil met Tussen Ambon en Amsterdam, waar een gedeeltelijke toegang tot een andere cultuur niet tot vervreemding en ontworteling leidt. De verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de Molukse broers ondanks dat ze onder invloed van de westerse cultuur afstand van hun eigen cultuur nemen, hun herkomst nooit verloochenen: ‘Dat sierde hem, meende Nannie, je mag je wel alle goede dingen van het Westen toe-eigenen, maar je eigen afkomst mag je niet verloochenen.’Ga naar eind55 | ||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||
[pagina 245]
| ||||||||||
Aleksandra Galinowicz (1984) heeft de MA Poolse Taal en Cultuur aan de Universiteit Szczecin gestudeerd. Daarnaast heeft zij de MA Neerlandistiek/Dutch Studies aan de Universiteit Leiden voltooid met een scriptie over mimicry en hybriditeit in koloniale en postkoloniale literatuur. |
|