Indische Letteren. Jaargang 31
(2016)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 176]
| |||||||||||||
Nederlands-Indië voorbij
| |||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||
en herinnering (met name cultureel geheugen) als ‘a bond tying it [history] to the eternal present.’Ga naar eind1 Een lieu functioneert als de fysieke aanwezigheid van het verleden. Monumenten dragen bij aan de vorming van een nationale identiteit. Maar een lieu staat niet op zichzelf, het heeft ook een bepaalde doelgroep. Nora noemt dit het milieu de mémoire. Dit is de groep die nauw verbonden is met een bepaalde gebeurtenis of tijdperk dat herdacht dient te worden.
Het Monument Indië-Nederland te Amsterdam (foto's: Gwen Kerkhof Mogot).
In dit artikel richt ik mij op Indo's van de tweede en derde generatie. Deze groep heeft nauwe banden met het koloniale verleden en heeft bovendien een interessante positie in de geschiedenis van Nederlands-Indië. De eerste generatie Indo's gingen naar Nederland, maar hielden op allerlei manieren de herinnering aan de kolonie in leven. Een drang van aanpassing gecombineerd met nostalgie kenmerkt de houding van deze groep en dat maakt de herinnering aan Nederlands-Indië tot een diverse verzameling van verhalen en beelden. Bij het ontstaan van een lieu, zoals Nora dat beschrijft, bestaat er een scheiding tussen de lieu en het milieu. Juist het benadrukken van het belang om te herdenken, bevestigt de angst om te vergeten en dit creëert de | |||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||
noodzaak van een lieu. Omdat het milieu hiervan afstand neemt, ontstaan plaatsen van herinnering dus vooral op initiatief van bovenaf. Romans, met name de familiekronieken die ik eerder noemde, zijn onderdeel van de privésfeer. Lezers kunnen boeken aan elkaar aanraden of uitlenen met het doel een bepaald verhaal door te geven. Op die manier kunnen ook boeken worden benaderd als een ‘plaats van herinnering’. Een roman functioneert echter alleen als een lieu wanneer het milieu actie onderneemt om deze functie in stand te houden. Zoals ik in dit artikel zal laten zien, wordt de functie van een roman als lieu - anders dan bij monumenten - juist van onderaf gegeneerd. In dit artikel vergelijk ik Asta's ogen van Eveline Stoel, een bijzondere familiegeschiedenis in romanvorm, met het Van Heutsz-monument in Amsterdam, dat tegenwoordig het Monument Indië-Nederland wordt genoemd. Zowel de roman als het monument geeft een interessant beeld van de herinnering aan Nederlands-Indië vanuit het perspectief van tweede en derde generatie Indo's. | |||||||||||||
Van Heutsz-monument: de herinnering geclaimdGeneraal Van Heutsz werd beroemd door zijn optreden in de Atjeh-oorlog (1873). Het Van Heutsz-monument werd in 1935 op het Olympiaplein opgericht. Zoals op de foto's te zien is, is het een indrukkend en groot monument. Maar het is niet Van Heutsz zelf die staat afgebeeld. Twee torens symboliseren Nederland en Indië, beschenen door dezelfde zon, gescheiden door water. In de jaren zestig was het een populair doelwit voor Provo's, omdat het monument in hun ogen symbool stond voor het kolonialisme. In 1984 is de plaat met Van Heutsz' naam en afbeelding verdwenen, en sindsdien is hij nooit meer teruggevonden. Dit kan worden beschouwd als de ultieme degradatie. Eind jaren negentig ontstaat discussie over het bestaan van dit koloniale monument. De Atjeh-oorlog wordt zelfs vergeleken met de Vietnamoorlog.Ga naar eind2 De vraag rijst of de functie van het monument niet moet veranderen, van ‘koloniaal’ naar ‘postkoloniaal’. In Het Parool verschijnt in mei 2000 de volgende opmerking: ‘Als relict uit een koloniale tijd dient het monument juist zijn huidige bestemming te behouden, als tastbare herinnering aan onze geschiedenis.’Ga naar eind3 Maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan, want dan moeten de misdaden die in de Atjeh-oorlog zijn begaan, ook herinnerd worden. Het NRC Handelsblad noemt het monument een ‘steenpuist van Amsterdam-Zuid.’Ga naar eind4 Een puist die elk moment kan openbarsten en een hoop pus meebrengt die je liever negeert. Het monument her- | |||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||
innert aan een omstreden zaak, maar uiteindelijk wordt in 2001, op verzoek van het Comité Herdenking Gevallenen Nederlands-Indië, de naam veranderd in ‘Monument Indië Nederland 1596 - 1945 - 1949’, zoals op het plakkaat te lezen valt. Ook het uiterlijk van het monument wordt een klein beetje aangepast: er worden kleine reliëfs toegevoegd met afbeeldingen die karakteristiek zijn voor Indonesië. Het monument moet zo de relatie tussen Nederland en Indonesië herdenken. Desalniettemin is het monument nog vooral bekend onder de oude naam. Het verlangen om de koloniale misdaden te vergeten en een verlangen om op een neutrale manier ook dit verleden te erkennen strijden op het Olympiaplein met elkaar. Op 5 mei 2012 organiseerde FramerFramed in samenwerking met het Comité 4 en 5 mei een brainstormsessie genaamd ‘Hacking History’, ‘over de relatie tussen Nederland en Indië en haar representatie in de openbare ruimte.’Ga naar eind5 Het programma erkent het belang van koloniale geschiedenis en zoekt naar manieren om het monument weer actief te laten functioneren als plaats van herinnering. Als we dit verbinden aan Nora's idee over lieux de mémoire, betekent dit niet dat het monument gestopt is een lieu te zijn. Het functioneert echter alleen in zichzelf en raakt zijn omgeving niet meer. Het programma ‘Hacking History’ probeert het milieu te reactiveren. Sterker nog, het programma wil een nieuwe doelgroep aanspreken: Indo's en andere mensen met een directe band met het koloniale verleden. Het programma bestond uit de onthulling van het monument door Iratxe Jaio, Klaas van Gorkum en spoken word artist Olympia Latupeirissa. Dit werd vergezeld door een toespraak van derde generatie Indo en studente Sarah Klerks. Zij sprak over haar ervaring als ‘postkoloniaal product’. Het programma werd afgesloten met een gezamenlijke rijsttafel en lezingen. De rijsttafel sluit aan bij de traditie van tempo doeloe die de voormalige kolonie omringt. Eten typeert de Indische cultuur, maar is tegelijkertijd opgenomen in de Nederlandse cultuur als romantisch koloniaal overblijfsel. Met uitzondering van de rijsttafel was het programma vrij toegankelijk en dit sluit aan bij het idee dat herinneringen niet geclaimd kunnen worden en dat de doelgroep, het milieu, zonder obstakels toegang moet krijgen tot de lieu. De onthulling van het monument, zonder dat het daadwerkelijk veranderd was, stelt de status van het monument ter discussie. Het impliceert dat een nieuwe verandering op handen is. Het daaropvolgende optreden van Olympia Latupeirissa, die het monument claimt als derde generatie Molukse, onderschrijft het idee dat het evenement de geschiedenis hackt. Zij verbindt de geschiedenis van haar grootvader en KNIL-soldaten aan haar eigen positie als onderdeel van de derde generatie en ze roept op tot het luisteren naar de verhalen van haar grootvaders generatie. Ook roept ze op tot het volgende: | |||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||
Het is aan ons om telkens weer te bevestigen waar dit beeld voor staat. En als we het daar onderling niet over eens kunnen worden, laat deze plek dan, net als vroeger, het strijdtoneel zijn waarop we onze geschillen uitvechten.Ga naar eind6 De verbinding van het monument met een strijdtoneel is tweezijdig. Ten eerste refereert het hiermee naar koloniale oorlogen en misdaden. Ten tweede erkent het dat herinneringen van het verleden altijd meerdere perspectieven met zich meebrengen en dat wat herdacht wordt, en de manier waarop, altijd ter discussie staat. Zoals James Young beargumenteert in The Texture of Memory. Holocaust Memorials and Meaning, is het cultureel geheugen (en dus herdenking) altijd een strijd tussen verschillende kampen en bestaat de ideale oplossing niet. Ook Latupeirissa erkent dit: ‘We worstelen met ons koloniale verleden. Dat moeten we verwerken. De geschiedenis verandert niet, wel de visie erop.’Ga naar eind7 Ze legt de nadruk op confrontatie en verwerking en besluit haar speech met de bewering dat juist de derde generatie (Molukkers, Indo's etc.) zich bewust is dat het koloniale verleden niet vergeten mag worden en dat ook voor hen erkenning van dat verleden belangrijk is.
Omslag van Eveline Stoel, Asta's ogen (2010).
Paul Connerton schrijft in How Societies Remember dat rituelen waarde en betekenis in zich dragen, juist voor degenen die ze uitvoeren. FramerFramed en Comité 4 en 5 mei organiseerden een evenement waarin niet alleen gesproken werd, maar ook een daad werd verricht. Het claimen van het monument door Latupeirissa is hier de belichaming van. De naam was al veranderd, maar pas tijdens ‘Hacking History’ nam een nieuwe groep verantwoording voor de herdenking. Latupeirissa, als uitvoerder, heeft een sterke persoonlijke relatie met het verleden dat door het monument wordt herdacht. Maar ze verbreedt deze relatie door haar generatiegenoten op te roepen. Dit nieuwe ritueel, het claimen van het monument en de herinnering, verandert de status van het monument. James Young zou het nu een coun- | |||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||
termonument noemen. Over countermonuments schrijft hij: ‘[Countermonuments are] brazen, painfully self-conscious memorial spaces conceived to challenge the very premises of their being.’Ga naar eind8 En inderdaad is dankzij het ‘Hacking History’-evenement het Van Heutsz-monument een plek geworden waar de manier waarop het koloniale verleden benaderd wordt, ter discussie staat. Latupeirissa draaide het monument als het ware om. In plaats van een geïnstitutionaliseerd monument dat voorschrijft wat herdacht moet worden, roept Latupeirissa op om bij het monument juist alle verschillende stemmen te laten spreken. | |||||||||||||
Asta's ogen: de roman als drager van herinneringAsta's ogen werd in 2010 gepubliceerd door Nijgh & Van Ditmar en is sindsdien vijftien keer in herdruk verschenen. In 2013 werd een speciale editie met stamboom en index uitgebracht. Pamela Pattynama haalt de roman als voorbeeld aan van het feit dat het koloniale verleden lezers nog steeds fascineert.Ga naar eind9 De roman draait om de Indische familie Hoyer, met Asta als ‘mater familias’. Asta werd in 1917 in Nederlands-Indië geboren en migreerde in de jaren vijftig met haar kinderen naar Nederland. Eveline Stoel, getrouwd met een kleinzoon van Asta, raakt gefascineerd door de familietradities en wanneer zij zwanger is van haar eerste kind besluit zij een roman over de familie te schrijven, zodat haar zoon later toegang zal hebben tot zijn familiegeschiedenis.Ga naar eind10 Bovendien vindt Stoel dat zij het verhaal schrijft van ‘vele Indische families.’Ga naar eind11 Over het schrijfproces zegt Stoel: ‘In eerste instantie stelden zij [Asta's kinderen en kleinkinderen] zelf hun herinneringen op schrift, die praktisch integraal in het boek konden worden opgenomen. Later volgden afspraken bij hen thuis.’Ga naar eind12 Hiermee erkent ze dat herinneringen door middel van dialoog tot leven komen. Maar, zoals dit citaat suggereert, had Stoel de behoefte om dieper op de materie in te gaan. Hierdoor is het onduidelijk wat Stoels eigen interpretatie is en welke herinneringen letterlijk in het boek zijn opgenomen. De grens tussen feit en fictie vervaagt, maar de roman biedt hier weinig reflectie op. Het is een toegankelijk werk, zonder al te veel beeldspraak of moeilijk taalgebruik, en biedt vooral een verslaggeving van feiten. In verschillende recensies wordt benadrukt dat Stoel het Indische zwijgen doorbreekt door het schrijven van deze familiegeschiedenis. In de Groene Amsterdammer werd opgemerkt: ‘Zwijgen is de eerste fase van vergeten. Met Asta's ogen heeft Stoel die zwijgzaamheid doorbroken en bewezen dat Indische geschiedenis Nederlandse geschiedenis is.’Ga naar eind13 Opvallend hierbij is dat zowel Stoel | |||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||
als de recensies benadrukken dat hier een verhaal verteld wordt dat nog niet vaak gehoord is. Asta's ogen bestaat uit twee delen: Asta's leven in Nederlands-Indië en haar leven in Nederland. In Nederlands-Indië leidt ze een bevoorrecht leven met als belangrijke leidraad: ‘Wilde je als Indo-Europeaan iets bereiken in de kolonie, dan diende je je zo Europees mogelijk te gedragen. Die boodschap had Asta met de paplepel binnengekregen en ze zou haar leven nooit vergeten.’Ga naar eind14 Hoewel niet alles even gemakkelijk is, beschrijft dit eerste deel vooral feestjes, uitjes en rijkdom. Ze trouwt met George Hoyer, een ambtenaar maar ‘entertainer’ in zijn vrije tijd. Het jonge gezinnetje heeft een baboe en een paar bedienden. Dit deel van de roman illustreert duidelijk de term tempo doeloe. Een omslag volgt wanneer de Tweede Wereldoorlog plaatsvindt en het luxe leventje ten einde komt. Tijdens de Bersiap wordt het bestaan van het gezin Hoyer nog onzekerder en wanneer George wordt vermoord, besluit Asta met haar kinderen naar Nederland te emigreren. Het leven in Nederland staat in schril contrast met hun leven voor de oorlog. Het verschil tussen de Indische familie en de Nederlanders wordt soms pijnlijk duidelijk en Asta's kinderen zijn zich hier erg van bewust: Ook Shelly had vaak het gevoel gehad in twee werelden te leven. Niet dagelijks, maar vroeg of laat werd ze er toch weer aan herinnerd dat ze ‘anders’ was. [...]. Voor haar Hollandse vriendinnen verzweeg Shelly de gang van zaken binnen haar beschermende, Indische familie, uit angst vreemd gevonden te worden. En met haar moeder sprak Shelly maar zelden over haar leven ‘buiten’. Ze zou het toch niet begrijpen.Ga naar eind15 Hoe ouder de kinderen worden, hoe nostalgischer zij verlangen naar Nederlands-Indië. Sommigen worden lid van een ‘Indische vereniging’Ga naar eind16 of maken een ‘heimweereis’Ga naar eind17 naar de voormalige kolonie. Asta blijft opvallend stil over haar Indische verleden en de familie heeft meer vragen dan antwoorden: Ze [Asta] zag hun interesse. Liet soms iets los over de familiegeschiedenis. Maar ook Asta's kleinkinderen merkten dat de voormalige kolonie niet haar favoriete gespreksonderwerp was. Hun eigen ouders wilden best vertellen over Indië en Indisch-zijn, maar wát? Zelf wisten ze ook maar weinig.Ga naar eind18 Hier wordt het belang van de Indische identiteit benadrukt en spelen herinneringen een belangrijke rol. Sarah de Mul schrijft dat herinneringen bijdragen aan identiteitsvorming, maar stelt dat herinneringen nooit eenzijdig zijn. Herinneringen be- | |||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||
staan in verschillende versies die met elkaar samenwerken.Ga naar eind19 Dit is zeker het geval voor het koloniale verleden, waarin trauma verdrongen wordt en de werkelijkheid wordt geromantiseerd door een nostalgisch verlangen. Zo is in Asta's ogen Indisch eten voor de familie Hoyer erg belangrijk, maar spreekt Asta nooit met haar kinderen en kleinkinderen over de Tweede Wereldoorlog of de Bersiap. Bij de functie van een roman als plaats van herinnering, speelt de lezer een cruciale rol. Een roman functioneert pas als lieu de mémoire wanneer het milieu de mémoire actief bijdraagt aan het onderhouden van de herinnering. In tegenstelling tot wat Pierre Nora schrijft, is een roman als lieu juist niet van bovenaf geïntroduceerd. Nora legt uit dat een lieu ontstaat, wanneer het milieu niet actief meer met de herinnering bezig is en een bepaald historisch gegeven in de vergetelheid dreigt te verdwijnen. Volgens Nora is dit de belangrijkste reden waarom instituties monumenten (lieux) in leven roepen. Een roman die als lieu functioneert kan dat alleen maar als juist de doelgroep, het milieu, nauw betrokken is bij het herdenken. Het milieu houdt de herinnering graag levend, maar kan dit niet doen zonder bepaalde dragers te hebben. Literatuur is in staat om juist het onderdrukte verleden te verwoorden, omdat het een vrijbrief heeft om losser met historische feiten om te springen. Het Indisch zwijgen speelt een cruciale rol in de benadering van het Indische verleden, met name voor Indo's. Hierdoor is de herinnering nooit volledig toegankelijk en trauma en romantisering zorgen ervoor dat het verleden vervormd raakt. Stoel probeert juist dat zwijgen heel bewust te doorbreken. Uit de vele recensies (uit onder meer Het Parool, Trouw, De Groene Amsterdammer, NRC Handelsblad en populaire damesbladen als Margriet, Esta en het christelijke Eva) blijkt dat Stoels positie als buitenstaander belangrijk is. Daarbij wordt benadrukt dat de afstand nodig is om het verhaal te vertellen, maar ook dat veel Indo-families zich erin zullen herkennen. Ook in interviews met Stoel wordt dit benadrukt, zowel de herkenning als de behoefte om een verhaal aan de volgende generatie Indo's door te geven. Geen van deze bladen is echter speciaal georiënteerd op een publiek met een Indische achtergrond. Wat vindt de doelgroep zelf van de roman? Op het online platform Indisch 3.0 verscheen in juni 2010 het volgende: Verrassend is daarbij de objectieve schrijfstijl van Stoel die, wellicht doordat ze een ‘ingetrouwde’ Hollandse is in de familie Hoyer, haar blik niet laat kleuren door vooroordelen of eigen ervaringen. Hopelijk spreekt dit een brede en ‘onwetende’ groep lezers aan die meer willen weten over het koloniale verleden van Nederland.Ga naar eind20 | |||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||
Ook hier wordt met waardering over Stoels objectiviteit gesproken. Objectiviteit lijkt een voorwaarde om het verhaal over het koloniale verleden te vertellen. Hier bestond een hiaat dat Asta's ogen opvult, zo suggereren de reacties. De functie van Stoels roman lijkt daarom vooral educatief. Ook uit de reacties die, naar aanleiding van een oproepje in het kader van mijn onderzoek, mij werden gemaild door lezers, bleek dat Asta's ogen als bron van informatie dient. De webwinkel Bol.com biedt haar klanten de mogelijkheid om recensies te plaatsen bij producten, dus daar verzamelde ik ook lezersreacties. Zo vond ik op Bol.com de volgende uitspraak uit 2012: ‘Het was of ik mijn eigen familiegeschiedenis aan het lezen was.’ Begrip staat hier centraal, maar opvallender is dat veel lezers aangaven de roman te hebben aangeschaft om door te geven aan familieleden: ‘Heb drie exemplaren aangeschaft. Voor alle drie onze kinderen één, want via dit boek krijgen ze een gedetailleerd overzicht van hun roots.’ Dit kwam ook naar voren in de lezersreacties die mij waren toegestuurd, en werd vooral gemotiveerd door herkenning van elementen van de roman. Zo schreef een meisje mij: ‘Ik herken veel onderdelen uit de verhalen van mijn oma.’ Herkenning is een belangrijk element voor de functie als lieu. Het is de lezer die herkenning vindt en besluit het boek door te geven, als een manier om de geschiedenis levend te houden. De volgende opmerking sluit hierbij aan: ‘Ja, boeken dragen bij tot de overdracht van de Indische cultuur. En ja, dat is zeker de reden dat ik het zou doorgeven.’ Een andere reactie: ‘Ik denk dat wanneer je het boek leest, dat je weet wat Indisch zijn is, ook als ik het lastig in woorden te vatten [sic].’ Aan de ene kant speelt overdracht een belangrijke rol, maar ook het creëren van begrip, zoals deze laatste reactie laat zien. Het verlangen naar kennis over de eigen geschiedenis en herkenning van gebeurtenissen motiveert veel lezers het boek op te pakken én aan te raden aan familieleden. Het idee dat het verleden van Indo's te lang is verzwegen en aandacht verdient schept een klimaat waarin Asta's ogen, met een semi-neutrale verteller, functioneert als plaats van herinnering. Tevens biedt de roman, die tempo doeloe-nostalgie net zo goed inzet, de mogelijkheid om zonder al te veel kleerscheuren het Indisch zwijgen voorzichtig te doorbreken. Het biedt een inkijkje in het verleden van (groot)ouders, zonder de confrontatie aan te gaan. | |||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||
Besluit: actief herdenken en herinnerenVolgens Pierre Nora bevinden lieux de mémoire zich tussen geschiedenis en herinnering. Het zijn geen verslagen van historische feiten, maar plekken die een herinnering vasthouden, zodat deze herdacht wordt. Lieux zijn nodig, volgens Nora, omdat het milieu, de doelgroep die actief bezig zou moeten zijn met herdenken, niet meer actief is. Tegelijkertijd bestaan plaatsen van herinnering alleen volledig als er ook een sterke ‘will to remember’Ga naar eind21 is. Plaatsen van herinnering zijn bovendien flexibel: betekenis kan veranderen (‘recycling their meaning’Ga naar eind22) met het verstrijken van de tijd. In dit artikel benaderde ik zowel Asta's ogen als het Van Heutsz-monument als lieu de mémoire. En zoals Nora beargumenteert, zijn klassieke plaatsen van herinnering gegenereerd van bovenaf: instituties nemen het initiatief en richten een monument op, waar vervolgens op nationale herdenkingsdagen een ceremonie plaatsvindt. Bij het Van Heutsz-monument was dit inderdaad het geval; het werd ooit opgericht door de gemeente van Amsterdam, maar door het controversiële onderwerp van het koloniale verleden was het in vergetelheid geraakt. Zo is het een duidelijk voorbeeld van een lieu zoals Nora deze beschrijft. Het evenement ‘Hacking History’ heeft het monument echter weer gereactiveerd, door het milieu - een bepaalde groep mensen - op te roepen om mee te denken over de functie van het monument. Dit gebeurde op initiatief van FramerFramed en Comité 4 en 5 mei en men zou daarom kunnen zeggen dat dit nog steeds institutioneel gemotiveerd is. Bij de roman Asta's ogen gaat dit precies andersom. Het is de lezer zelf die het initiatief neemt. In tegenstelling tot het monument vindt het conserveren van de herinnering bij Asta's ogen vooral plaats in de privésfeer. Lezen is een intieme bezigheid en kan in eerste instantie alleen individueel ervaren worden. Het doorgeven van de roman is een poging deze individuele ervaring te delen en het element van herkenning dat in veel lezersreacties naar voren kwam, is hierbij zeer belangrijk. Tegelijkertijd wordt Eveline Stoels positie als buitenstaander als cruciaal ervaren, om de geschiedenis door te geven. Zo wekt het de indruk van neutraliteit en dat lijkt ook Stoels intentie te zijn geweest. Het herdenkingselement, de behoefte om de roman te gebruiken ter illustratie van het eigen verleden, wordt door de lezer zelf toegevoegd. Zowel bij het monument als bij de roman die in dit artikel bestudeerd zijn, ligt de nadruk op het belang van herdenken en doorvertellen. De angst om te vergeten lijkt groot en voor de derde generatie is dit wellicht zelfs een vrees voor onwetend- | |||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||
heid. Romans die, zoals Asta's ogen, zijn gebaseerd op ware familiegeschiedenissen, vormen een punt van herkenning en kunnen daardoor ingezet worden om de zucht naar verhalen over vroeger te bevredigen. Het evenement ‘Hacking History’ laat zien dat er veel behoefte bestaat om ook de trauma's van dat verleden een plaats te geven. Het milieu ‘hackte’ hier het Monument Indië-Nederland, om er een postkoloniale draai aan te geven: erkenning dat ook de latere Indische generaties leven met de sporen van het verleden. | |||||||||||||
BibliografiePrimair
| |||||||||||||
Secundair
| |||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||
Gwen Kerkhof Mogot (1990) volgde na haar bachelor Literatuurwetenschap de researchmaster Comparative Literary Studies te Utrecht. In 2015 studeerde zij af. Zij won in datzelfde jaar de scriptieprijs van Indische Letteren voor haar masterscriptie Beyond the Dutch Indies: Colonial Memory of the Second and Third Generation Indo in Literary Texts and Monuments. Tijdens haar master specialiseerde zij zich in memory studies en koloniaal erfgoed. Nu volgt zij de educatieve master Engelse taal en cultuur, wederom aan de Universiteit Utrecht. Zij heeft ambities in onderwijs en onderzoek en zou graag haar studie naar de herinnering aan het koloniaal verleden voortzetten. |
|